• Zurück

"Mein Vater und Ich sind eins...."

Mein Vater und Ich sind eins.... Diese Worte mußte Ich zu den Menschen sprechen, die nicht begreifen konnten, daß die Liebe, die ewige Schöpferkraft, aus der alles hervorgegangen ist, in Mir war und Mich also befähigte, das gleiche zu tun, was der Vater, der Erzeuger alles dessen, was ist, vollbringen konnte.... Ich wollte den Menschen die Kraft der Liebe beweisen, die in Mir tätig war, und Ich wollte es ihnen verständlich machen, daß diese Kraft die Urkraft ist, die alles erstehen ließ.... und daß diese Kraft in einem Menschen wirkt, der in sich die Liebe ist. Denn der Vater als die ewige Liebe vermählet Sich mit allem, was zur Liebe sich gestaltet hat und ist also eins mit ihm. Es schließt Sich die Urkraft wieder mit dem zusammen, was als Kraftstrom von Ihr seinen Ausgang nahm, und somit ist der zur Liebe gewordene Mensch nicht mehr getrennt von Ihr.... Und also wird auch die Kraft in ihrer ganzen Wirksamkeit zum Ausdruck kommen, wo die Vereinigung mit dem Vater stattgefunden hat, und es wird mächtig sein der von der ewigen Liebe erfüllte Mensch, er wird seine Macht und Kraft gebrauchen können und Dinge vollbringen, die außerhalb menschlichen Könnens liegen.... er wird Wunder zu wirken fähig sein, wie auch Ich über jene Kraft verfügte und sie zur Anwendung brachte, um den Menschen die Kraft der Liebe zu beweisen. Ich wollte den Menschen die Macht der Liebe veranschaulichen, um sie zum Liebewirken anzuregen, um sie zu bewegen, Mir nachzufolgen und die Vereinigung mit dem Vater gleichfalls anzustreben.... Doch die Menschheit begriff es nicht, denn ihr Geist war verfinstert durch die Lieblosigkeit, und die Finsternis des Geistes konnte nicht anders behoben werden als durch Liebeswirken, weil geistige Helligkeit die Durchstrahlung der Liebekraft Gottes zur Voraussetzung hat, diese aber nur dort sich äußern kann, wo Liebe geübt und empfunden wird.... Geistige Helligkeit aber ist Licht, geistige Helligkeit ist Weisheit, die aus der Liebe geboren ist.... Und somit ist Licht und Kraft eins.... Weisheit und Liebe ist ohneeinander nicht zu denken, wie also der Vater ohne den Sohn nicht zu denken ist.... die Liebe als Erzeugerkraft und die Weisheit als Ausstrahlung derer, als Licht, das keine Dunkelheit mehr aufkommen läßt. Und es mußte göttliche Weisheit Mein Wesen erfüllen, als Ich als Mensch auf Erden wandelte, weil die Liebekraft in ganzer Fülle in Meine körperliche Hülle einströmte und sie fähig machte, Wunder zu wirken. Doch die Menschen fassen es nicht, bevor sie nicht selbst zur Liebe geworden sind und die Kraft der Liebe an sich verspüren können. Die innigste Verbindung können sie eingehen mit Gott, ihrem Vater von Ewigkeit, sie können eins sein mit ihrem himmlischen Vater, der ewigen Liebe, gleichwie Ich eins war mit Ihm.... so sie nur in der Liebe leben und sich dadurch angleichen an die ewige Liebe, die Urkraft, von Der sie einst ihren Ausgang nahmen. Von der ewigen Liebe durchstrahlt zu sein ist unvergleichliche Seligkeit.... wissend und mächtig zu sein und dieses Wissen und die Macht unmittelbar von Gott zu empfangen.... keine Trennung zu empfinden vom Vater, Dessen Liebe alles in Sein Bereich zieht, was sich Ihm nicht widersetzet.... Diese Seligkeit ist so überwältigend, daß sie der sterbliche Mensch nicht zu ertragen vermag. Dennoch kann er sie anstreben mit dem Bewußtsein, daß der Vater ihn zu Sich holt in das geistige Reich, so er die Vereinigung mit Ihm eingegangen ist auf Erden.... Mein Lebenswandel auf Erden aber sollte den Menschen die Kraft der Liebe anschaulich machen, sie sollten die Bedeutung dieser erfassen lernen, um sich Meinen Lebenswandel als Vorbild zu nehmen und gleich Mir, den Vater, die ewige Liebe, zum Ziel ihres Erdenlebens zu wählen.... Die Vereinigung mit Gott fand schon auf Erden statt, sichtbar in ihrer Auswirkung für die Menschen, die bar waren jeder Liebe und darum lichtlos, d.h. unwissend. Ihnen wollte Ich zu Hilfe kommen und ihnen den Weg weisen, aus dem Dunkel der Nacht in das helle Licht des Tages zu treten.... Ich lehrte sie und gab ihnen das Gebot der Liebe.... Denn Gott war in Mir und also auch Seine Weisheit.... Ich war eins mit Meinem Vater.... für die Menschheit unverständlich.... Ich war verschmolzen mit Ihm auf ewig, denn zur ewigen Liebe kehrt alles zurück, was zur Liebe sich gewandelt hat....

Amen

Mijn VADER en IK zijn EEN

Mijn VADER en IK zijn EEN. Deze Woorden moest IK tot de mensen spreken die niet konden begrijpen, dat de LIEFDE, de eeuwige Kracht die schept, waaruit alles is voortgekomen, in MIJ was en MIJ dus in staat stelde, hetzelfde te doen, wat de VADER, de Voortbrenger van al datgene wat is, kon volbrengen. IK wilde de mensen de Kracht van de Liefde die in MIJ werkzaam was, bewijzen, en IK wilde het hun duidelijk maken, dat deze kracht de Oerkracht is, die alles liet ontstaan en dat deze Kracht werkzaam is in een mens die in zich de Liefde is. Want de VADER als de eeuwige LIEFDE verbindt Zich met ieder die zich tot liefde heeft gevormd en is dus een met hem. De Oerkracht verenigt Zich weer met dat wat als Krachtstroom van Haar is uitgegaan en bijgevolg is de mens die tot Liefde is geworden niet meer van Haar gescheiden. En dus zal ook de Kracht in haar hele werkzaamheid tot uitdrukking komen waar de vereniging met de VADER heeft plaatsgevonden en de door de eeuwige LIEFDE vervulde mens zal machtig zijn, hij zal zijn macht en kracht kunnen gebruiken en dingen volbrengen die buiten het menselijk kunnen liggen - hij zal in staat zijn wonderen te verrichten, zoals ook IK over die Kracht beschikte en Haar aanwendde om de mens de kracht van de Liefde te bewijzen.

IK wilde de mensen de macht van de Liefde aanschouwelijk maken om hen aan te sporen werkzaam te zijn in de liefde, om hen te bewegen MIJ na te volgen en de vereniging met de VADER eveneens na te streven. Maar de mensheid begreep het niet, want haar geest was verduisterd door de liefdeloosheid en de duisternis van geest kon niet anders worden opgeheven dan door werken van liefde, omdat geestelijke helderheid het met stralen doordringen van de Kracht van GOD's Liefde vereist, maar Deze zich alleen daar kan uiten, waar liefde beoefend en gevoeld wordt. Geestelijke helderheid echter is Licht, geestelijke Helderheid is Wijsheid die is geboren uit de Liefde. En bijgevolg is Licht en Kracht een, Wijsheid en Liefde is niet voor te stellen zonder elkaar, zoals dus de VADER niet zonder de ZOON is te denken. De Liefde als Kracht die verwekt en de Wijsheid als daar de uitstraling van, als Licht dat geen donkerte meer laat opkomen. En goddelijke Wijsheid moest Mijn WEZEN vervullen, toen IK als mens op aarde wandelde omdat de kracht van de Liefde in algehele volheid Mijn lichamelijk omhulsel binnenstroomde en het geschikt maakte wonderen te verrichten.

Maar de mensen begrijpen het niet, voordat ze niet zelf tot liefde zijn geworden en de kracht van de liefde bij zich kunnen gevoelen. De innigste verbinding kunnen ze binnengaan met GOD, hun VADER van eeuwigheid, ze kunnen een zijn met hun hemelse VADER, de eeuwige LIEFDE, net zoals IK een was met HEM, als ze maar in liefde leven en zich daardoor gelijk maken aan de eeuwige LIEFDE, de Oerkracht van Welke ze eens zijn uitgegaan. Door de eeuwige LIEFDE doorstraald te zijn is gelukzaligheid die met niets is te vergelijken, wetend en machtig te zijn en dit weten en de macht rechtstreeks van GOD te ontvangen, geen scheiding te voelen van de VADER, Wiens Liefde alles in Zijn bereik trekt wat zich niet tegen HEM verzet. Deze gelukzaligheid is zo overweldigend dat de sterfelijke mens haar niet vermag te verdragen. Toch kan hij haar nastreven in het bewustzijn dat de VADER hem bij Zich haalt in het geestelijke rijk, als hij de vereniging met HEM is binnengegaan op aarde.

Maar Mijn levenswandel op aarde moest de mensen de Kracht van de Liefde aanschouwelijk maken, ze moesten de betekenis ervan leren begrijpen om zich Mijn levenswandel als voorbeeld te nemen en net als IK, De VADER, de eeuwige LIEFDE, tot doel van hun leven op aarde te kiezen. De vereniging met GOD vond al op aarde plaats, in haar uitwerking zichtbaar voor de mensen, die zonder enige liefde waren en daarom zonder licht, d.w.z. onwetend. IK wilde hen te hulp komen en hun de weg wijzen: uit het donker van de nacht in het heldere licht van de dag te stappen. IK onderrichtte hen en gaf hun het gebod van de liefde. Want GOD was in MIJ en dus ook Zijn Wijsheid. IK was EEN met Mijn VADER, voor de mensheid onbegrijpelijk, IK was met HEM versmolten voor eeuwig, want naar de eeuwige LIEFDE keert alles terug wat zich tot Liefde heeft veranderd.

Amen