• Zurück

Eingriff Gottes....

Das Unfaßliche wird geschehen.... Gott wird Selbst zu den Menschen sprechen in einer Weise, die Angst und Schrecken auslösen wird. Bald ist die Zeit gekommen, denn die Menschheit kann keine Rücksicht mehr erwarten, da sie völlig bar jeder Liebe ist. Sie bringt selbst den Stein ins Rollen, sie zieht den Eingriff Gottes selbst heran, denn sie vergeht sich ständig gegen die Gebote Gottes, gegen das Gebot der Gottes- und der Nächstenliebe. Und ohne Bedenken führt sie Handlungen aus, die satanisch sind und zum Verderben führen müssen, so Gott nicht eingreift und dadurch noch Seelen rettet, die in der Not zu Ihm finden. Und das ist das Merkmal der Zeit, die Gott verkündet hat lange zuvor, daß ein heißer, erbitterter Kampf vorangeht, dessen Ende Gott bestimmt, weil Er Sich und Seine Macht erkenntlich werden lassen will. Er Selbst beendet den Kampf, doch anders, als es die Menschen erwarten.... Er lenkt das Weltgeschehen in andere Bahnen durch Seinen Eingriff, der also von entscheidender Bedeutung ist für die ganze Welt. Und die Menschen werden einsehen müssen, daß sie machtlos sind und daß eine höhere Gewalt das Weltgeschehen lenkt. Und sie müssen sich beugen vor Dieser....

Groß wird die Not sein, die durch Menschenwillen schon für viele untragbar war; doch nun müssen sie kämpfen mit Widerwärtigkeiten, die Gott Selbst ihnen sendet, und sie können sich nicht dagegen auflehnen, weil sie niemanden zur Verantwortung ziehen können. Doch der Menschen Gebaren zuvor ist nicht mehr menschlich zu nennen, und also zeiget ihnen Gott Seine Macht.... Wo zuvor die Menschen ihre Macht beweisen wollten und gegen ihre Mitmenschen mit aller Grausamkeit vorgehen, dort zeigt Sich Gott in Seinem Wirken, und Ihm gegenüber sind alle schwach und machtlos, und es fällt auf jene ihr schandbares Wüten zurück, die ohne Erbarmen nur Vernichtung bringen wollen, weil sie sich stark fühlen. Es ist ein Chaos, wie es größer nicht gedacht werden kann, so die Menschen hemmungslos ihr Haß- und Rachegefühl zum Durchbruch kommen lassen, und es bedeutet dieser Vernichtungswille ein Auflösen dessen, was Gott der Herr geschaffen hat, bevor es sein Ziel erreicht hat. Es ist ein ständiger Zerstörungswille den Menschen der Jetztzeit eigen, und es ist dies ein Zeichen, daß sie der Macht hörig sind, die alles zu zerstören sucht, um das Geistige darin zu hindern, sich Gott zu nähern. Die Menschen sind sich dessen nicht bewußt, wie furchtbar das gewaltsame Zerstören von geschaffenen Dingen, sei es Mensch, Tier oder feste Materie, sich auswirkt, wie das unreife Geistige darin tobt und wütet und welchen Aufruhr dies im geistigen Reich bedeutet. Die Seelen der Menschen werden bedrängt und in Mitleidenschaft gezogen, und selbst die Gläubigen spüren den Einfluß und sind verzagt und mutlos. Und es muß ein mächtiger Wille Einhalt gebieten um des Geistigen willen, das sich bemüht, in Gottnähe zu kommen, und nun abgedrängt werden soll vom Gegner Gottes durch seine ihm willfährigen Knechte auf Erden. Und darum wird Gott Seine Stimme ertönen lassen unmittelbar nach der Ausführung eines Planes, der an Scheußlichkeit alles übertrifft, was Menschen sich bisher ausgedacht haben. Es ist nur noch wenig Zeit, es muß erst ein grauenvolles Geschehen sich abspielen, auf daß die ganze Welt achtgibt und desto vernehmlicher die Stimme Gottes hört. Es müssen noch viele Opfer daran glauben, d.h. ihr Leben hingeben für eine unlautere Sache, auf daß auch die Menschen aufmerken, denen helle Einsicht not tut, denn sie alle tragen zu dem Chaos bei, und also tragen sie auch einen Teil der Schuld, sowie sie nicht das Unrecht erkennen und sich davon abwenden. Die göttliche Stimme mahnet und warnet stets und ständig, sie weiset alle auf das Unrecht hin, doch sie fordert auch, daß ihrer geachtet werde, ansonsten sie laut und dröhnend und zum Schrecken aller ertönen wird und das Urteil fället nach Recht und Gerechtigkeit. Denn die Schuld ist allseitig, und nur die sind freizusprechen, die das Gebaren der Menschheit verabscheuen und Gott angehören wollen, denn sie erkennen das Unrecht und fürchten den Zorn Gottes, daß Er schlagen wird die Übeltäter.... Und die Stunde wird kommen, plötzlich und unerwartet, denn es ist die letzte große Gnade vor dem Ende, auf daß sich noch bekehre, der nicht achtlos dahingeht und Gott erkennt in dem Naturgeschehen, das unabwendbar ist laut Gottes Willen....

Amen

Het ingrijpen van God

Het onvoorstelbare zal gebeuren. God zal Zelf tot de mensen spreken op een manier, die angst en verschrikking zal veroorzaken. Spoedig is de tijd gekomen, want de mensheid kan geen consideratie meer verwachten, daar ze geheel zonder enige liefde is. Ze brengt zelf de steen aan het rollen. Ze haalt zelf het ingrijpen van God naar zich toe, want ze overtreedt voortdurend Gods geboden, het gebod van de liefde tot God en de naaste. En zonder enig bezwaar verricht ze handelingen, die satanisch zijn en tot de ondergang moeten leiden, als God niet ingrijpt en daardoor nog zielen redt, die in de nood de weg naar Hem vinden.

En dit is het kenmerk van de tijd, die God lang tevoren heeft verkondigd, dat eerst een hevige en verbitterde strijd plaatsvindt, waarvan God het einde bepaalt, omdat Hij Zich en Zijn Macht duidelijk zichtbaar wil laten worden. Hij Zelf beëindigt de strijd, maar anders dan de mensen verwachten. Hij stuurt het wereldgebeuren in andere banen door Zijn ingreep, die dus van doorslaggevende betekenis is voor de hele wereld. En de mensen zullen moeten beseffen, dat ze machteloos zijn en dat een hogere Macht het wereldgebeuren stuurt. En ze moeten zich onderwerpen aan deze Macht.

Groot zal de nood zijn, die door menselijke wil al voor velen ondraaglijk was, maar nu moeten ze strijden met de tegenspoed, die God Zelf hen zendt. En ze kunnen er niet tegen in opstand komen, omdat ze niemand ter verantwoording kunnen roepen. Maar het gedrag van de mensen tevoren is niet meer menselijk te noemen en dus laat God hen Zijn Macht zien.

Waar tevoren de mensen hun macht wilden bewijzen en tegen hun medemensen met alle wreedheid optreden, daar toont God Zich in Zijn werken. En tegenover Hem zijn alle zwak en machteloos en hun schandelijk woeden valt terug op diegenen, die zonder erbarmen alleen vernietiging willen brengen, omdat ze zich sterk voelen. Het is een chaos zoals groter niet kan worden gedacht, als de mensen ongeremd hun haat- en wraakgevoel tot doorbraak laten komen. En deze vernietigingswil betekent een ontbinden van datgene, wat God de Heer heeft geschapen, voordat het zijn doel heeft bereikt. Een voortdurende wil om te verwoesten is de mensen van de huidige tijd eigen en dat is een teken, dat ze onderworpen zijn aan de macht, die probeert alles te verwoesten en het geestelijke erin te verhinderen dichter bij God te komen.

De mensen zijn er zich niet van bewust, hoe vreselijk de uitwerking zich doet gevoelen van het gewelddadige verwoesten van geschapen dingen - zij het mens, dier of vaste materie - hoe het onrijpe geestelijke daarin raast en woedend tekeer gaat en wat een opschudding dit in het geestelijke rijk betekent. De zielen der mensen worden in het nauw gedreven en mede schade toegebracht. En zelfs de gelovigen worden de invloed gewaar en zijn bang en moedeloos. En een machtige Wil moet dit een halt toeroepen, ter wille van het geestelijke, dat zich inspant om in de nabijheid van God te komen, en nu zal worden weggedrongen door de tegenstander Gods, door zijn hem volgzame knechten op aarde.

En daarom zal God Zijn Stem laten klinken, onmiddellijk na de verwezenlijking van een plan, dat aan verschrikking alles overtreft wat mensen tot nu toe hebben bedacht. Er is nog maar weinig tijd. Eerst moet een huiveringwekkende gebeurtenis zich afspelen, opdat de hele wereld oplet en des te duidelijker de Stem van God hoort. Nog vele slachtoffers moeten het ontgelden, dat wil zeggen hun leven geven voor een onoorbare zaak, opdat ook de mensen, bij wie een helder inzicht mankeert, opletten. Want zij allen dragen bij tot de chaos en dus dragen ze ook een deel van de schuld, terwijl ze het onrecht niet zien en er zich van afkeren.

De goddelijke Stem vermaant en waarschuwt voortdurend. Ze wijst allen op het onrecht, maar Ze eist ook, dat er acht op zal worden geslagen, daar Ze anders luid en dreunend en tot ontsteltenis van allen zal weerklinken en het oordeel zal vellen naar recht en rechtvaardigheid. Want de schuld is algemeen en alleen diegenen zijn vrij te spreken, die het optreden van de mensheid verafschuwen en God willen toebehoren. Want ze zien het onrecht in en vrezen de toorn van God, dat Hij de misdadigers zal slaan. En het uur zal komen, plotseling en onverwacht, want het is de laatste grote genade voor het einde, opdat zich nog bekeren zal, wie niet achteloos voortgaat en God herkent in het natuurgebeuren, dat onafwendbaar is volgens Gods Wil.

Amen