Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Ende der Erlösungsperiode....

Eine unfaßbar lange Entwicklungszeit habt ihr Menschen schon hinter euch, und nun stehet ihr kurz vor dem Ende einer Periode, die euch gegeben ward zur Vollendung. Es ist das Erdenleben als Mensch der Abschluß einer Entwicklungsperiode, nun aber neigt sich alles dem Ende zu, denn die Erde in ihrer jetzigen Gestaltung bleibt nicht bestehen. Sie erfährt eine totale Umwandlung, weil das Menschengeschlecht, das zur Zeit die Erde belebt, seiner Entwicklungsaufgabe nicht mehr nachkommt und also die Erde in ihrer jetzigen Form zwecklos geworden ist und daher eine Neugestaltung erfährt, auf daß wieder neue Aufenthaltsmöglichkeiten für das Geistige geschaffen werden, das die Erde unvollendet verläßt und darum wieder in die Schöpfungen der neuen Erde gebannt wird. Die endlos lange Entwicklungszeit vor der Verkörperung als Mensch ist für diesen dann umsonst gewesen, so er im letzten Stadium versagt. Die unendliche Liebe Gottes hat dem Wesenhaften noch im Jenseits Entwicklungsmöglichkeit gegeben, so daß es dort noch reifen kann, wenn auch unter weit schwierigeren Bedingungen als auf der Erde. Nun aber geht eine Erlösungsperiode ihrem Ende entgegen, und es bedeutet dies einen Abschluß auch der dem Wesenhaften im Jenseits gewährten Gelegenheiten zum Reifen. Denn es werden die Menschen der Endzeit bei ihrem Ableben nicht mehr den Reifegrad haben, um in jenseitige Sphären aufgenommen werden zu können, es sei denn, die Barmherzigkeit Gottes rufet sie noch vorher ab, in einer Zeit größter Not und Trübsal, die ihnen noch vor ihrem Ableben das Erkennen einer ewigen Gottheit einträgt. Die letzten aber sind gänzlich Gott abgewandt, sie sind verhärtet und keiner Belehrung zugänglich, daher auch keiner Besserung mehr fähig. Und diesen wird jegliche Höherentwicklungsmöglichkeit genommen, indem ihnen das leibliche Leben genommen und das Wesenhafte in ihnen wieder aufs neue gebunden wird in der festen Form. Was das bedeutet, kann nur der ermessen, der um den endlos langen Gang durch die Schöpfung weiß, den das Wesenhafte zurücklegen muß. Und auch er kann es sich nicht annähernd vorstellen, bevor er nicht in das Lichtreich eingegangen ist und um seinen eigenen Entwicklungsgang weiß. Doch es ist dem Wesenhaften von Gott aus eine überreichlich bemessene Erlösungszeit gewährt worden, die es aber nicht zur Annäherung an Ihn, sondern zur vergrößerten Entfernung genützt hat. Und für solche Wesen gibt es keinen Aufstieg mehr auf dieser Erde, sondern nur einen ständigen Rückschritt, dessen Ende die Bannung in der festen Form sein muß.... Die Menschen sind nun so unwissend und unbelehrbar, daß sie die Endzeit nicht erkennen, daß sie sich keinerlei Gedanken machen, wohin der geistige Tiefstand führen soll, weil sie alles Geistige ablehnen und nur noch ihrem irdischen Leben Beachtung schenken. Und es muß diesem Zustand ein Ende bereitet werden, es muß die Menschheit vorerst gewaltsam hingewiesen werden auf dieses Ende. Und so auch dies ohne Erfolg ist, geht sie dem Untergang entgegen, d.h., irdisch erlebt die Erde und mit ihr ihre Bewohner einen totalen Wandlungsprozeß, indem sich die Erde völlig neu gestaltet in ihrer Außenform und den Menschen gleichfalls eine totale äußere Form-Veränderung bevorsteht.... daß ihre fleischliche Hülle von dem Wesenhaften abfällt und eine feste Materie dieses nun wieder umschließt, die ihm jegliche Willensfreiheit nimmt und es nun wieder gebunden ist auf endlos lange Zeiten. Wenngleich den Menschen dies vorgestellt wird, ändern sie ihren Lebenswandel nicht, weil sie nicht glauben und durch ihr liebloses Leben in völliger Geistesnacht versunken und in völlig irrigem Denken sind. Es kann der Mensch nur durch die Liebe zum Erkennen kommen, und so diese ihm mangelt, ist er blind im Geiste und jeder Vorstellung unzugänglich. Doch Gott mahnet und warnet die Menschen unentwegt, und so sie achten würden auf die Zeit und ihre Ereignisse, auf die Stimmen, die ihnen von der Liebe predigen, würden sie auch stutzig werden und nachdenken über diese Anzeichen. Doch der Satan hat sie in der Gewalt, und sie selbst haben nicht den Willen, sich von ihm zu lösen. Und darum kommt das Ende unweigerlich, denn die Erlösungsperiode ist abgelaufen in kurzer Zeit....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Einde van een verlossingsperiode ....

Een onvoorstelbaar lange ontwikkelingstijd hebt u, mensen, al achter u en nu staat u kort voor het einde van een periode, die u gegeven was om u te voltooien. Het aardse leven als mens is de afsluiting van een ontwikkelingsperiode, maar nu gaat alles naar het einde, want de aarde in haar huidige vorm blijft niet bestaan. Ze ondergaat een totale verandering, omdat het menselijk geslacht, dat thans de aarde bevolkt, zijn taak zich te ontwikkelen niet meer nakomt en dus de aarde in haar huidige vorm nutteloos is geworden en daarom een hervorming beleeft, opdat weer nieuwe mogelijkheden geschapen worden er te verblijven voor het geestelijke, dat de aarde onvoltooid verlaat en daarom weer in de scheppingen van de nieuwe aarde wordt verbannen. De eindeloos lange ontwikkelingstijd vóór de belichaming als mens, is voor deze dan voor niets geweest, als hij in het laatste stadium faalt.

De oneindige Liefde Gods heeft het wezenlijke nog in het hiernamaals de mogelijkheid gegeven zich te ontwikkelen, zodat het daar nog rijp kan worden, al is het ook onder veel moeilijkere omstandigheden dan op de aarde. Maar nu gaat een verlossingsperiode haar einde tegemoet en dit betekent een afsluiting ook van aan het wezenlijke in het hiernamaals verleende gelegenheden om rijp te worden. Want de mensen van de eindtijd zullen bij hun sterven niet meer de graad van rijpheid hebben om in sferen van het hiernamaals opgenomen te kunnen worden, tenzij dat de Barmhartigheid Gods ze nog tevoren wegroept, in een tijd van grootste nood en rampspoed, die hun nog voor hun sterven het besef van een eeuwige Godheid oplevert.

Maar de laatsten zijn helemaal van God afgekeerd, ze zijn verhard en niet toegankelijk voor onderrichting, daarom ook niet vatbaar voor verbetering. En van dezen wordt die mogelijkheid zich positief te ontwikkelen weggenomen, doordat hun het lichamelijke leven wordt afgenomen en het wezenlijke in hen weer opnieuw wordt gekluisterd in de vaste vorm. Wat dat betekent kan alleen hij begrijpen, die op de hoogte is van de eindeloos lange gang door de schepping, die het wezenlijke moet afleggen. En ook hij kan het zich niet bij benadering voorstellen; niet voordat hij in het lichtrijk is binnengegaan en zijn eigen ontwikkelingsgang kent. Maar van God uit is het wezenlijke een overvloedig bemeten tijd verleend zich te verlossen, die het echter niet heeft gebruikt om Hem naderbij te komen, maar voor nog grotere verwijdering. En voor zulke wezens is er geen vooruitgang meer op deze aarde. Veeleer slechts een voortdurende achteruitgang, waarvan het einde de kluistering in de vaste vorm moet zijn.

De mensen zijn nu zo onwetend en hardleers, dat ze de eindtijd niet onderkennen, dat ze totaal niet ongerust zijn over waar het geestelijk diepe niveau toe leiden moet, omdat ze al het geestelijke afwijzen en alleen nog aan hun aardse leven aandacht schenken. En aan deze toestand moet een einde worden gemaakt, de mensheid moet vooreerst met geweld gewezen worden op dit einde. En als ook dit zonder resultaat is, gaat ze de ondergang tegemoet. Dat wil zeggen, aards maakt de aarde en met haar haar bewoners een proces van totale verandering door, doordat de aarde volledig nieuw wordt gevormd in haar buitenkant en de mensen eveneens een totale verandering van de uiterlijke vorm te wachten staat: dat hun vleselijke omhulling van het wezenlijke afvalt en een vaste materie dit nu weer omsluit, die het elke wilsvrijheid ontneemt en dat het nu weer gekluisterd is voor eindeloos lange tijden.

Ofschoon dit de mensen bekend wordt gemaakt, veranderen ze hun levenswandel niet, omdat ze niet geloven en door hun liefdeloos leven in volslagen duisternis van geest zijn verzonken en totaal verkeerd denken. De mens kan alleen door liefde tot inzicht komen en als die hem mankeert, is hij blind van geest en voor elk denkbeeld ontoegankelijk. Doch God maant en waarschuwt de mensen onophoudelijk en als ze aandacht zouden schenken aan de tijd en de gebeurtenissen ervan, aan de stemmen die hun de liefde prediken, zouden ze ook wantrouwig worden en nadenken over deze aankondigingen. Maar de satan heeft ze in zijn macht en zij zelf hebben niet de wil zich van hem los te maken. En daarom komt het einde onherroepelijk, want de verlossingsperiode is binnenkort afgelopen.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte