Wohl können sich die Menschen die Kräfte der Natur nutzbar machen; sie können sie auswerten und sich ihren Plänen dienstbar machen; sie können wieder Dinge entstehen lassen mit Hilfe dieser Naturkräfte, aber sie vermögen nicht, sie restlos zu ergründen. Es bleibt ihnen verborgen, in welchem Zusammenhang diese Kräfte miteinander stehen und was sie im Grunde des Grundes eigentlich sind. Und niemals werden sie darüber Aufschluß erlangen können, weil dieses Wissen ein Eindringen in geistiges Gebiet bedeutet, das rein forschungsmäßig nicht betreten werden kann. Denn der Urgrund jeder Naturkraft ist im Geistigen zu suchen und daher so lange nicht erklärbar, wie weder der geistige Weg beschritten wird, noch der Glaube an Geisteswirken überhaupt vorhanden ist. Eine wahrheitsgemäße Aufklärung berührt unweigerlich die geistige Sphäre, die Sphäre, die zumeist die Menschen nicht gelten lassen wollen. Und also werden sie nur soweit die Kräfte der Natur ergründen können, wie sie sich irdisch erklären und begründen lassen. Die Menschen können also wissenschaftlich nur zu solchen Ergebnissen gelangen, die sich beweisen lassen, d.h., sie können wohl die Auswirkung feststellen durch ihre Erfahrungen, niemals aber die Ursache. Sie kommen gewissermaßen nur dem näher, was irdisch sich äußert, und sie können dies bis in die Einzelheiten beobachten und also nun auch forschungsmäßig beweisen und darauf nun aufbauen und sich diese Kräfte entsprechend nutzbar machen. Woher sie aber kommen, was sie eigentlich sind und welchen Zweck sie haben, ist den Menschen noch ein ungelöstes Rätsel und wird es auch so lange bleiben, wie nicht der geistige Weg beschritten wird. Und darum werden sie auch die Naturelemente, so sie sich außergewöhnlich austoben, nicht zu erforschen vermögen, denn da sie um deren Ursprung nicht wissen, ist ihnen Zeit und Art ihres Ausbruchs unbekannt.... Sie schließen wohl auf den Einfluß der Sonne und begründen damit die ihnen unerklärlichen Naturkräfte. Ihr Wissen ist Stückwerk und weiset gerade in diesem Gebiet große Lücken auf. Sie sind zwar insofern weit forschungsmäßig fortgeschritten, als daß sie die Auswirkung der Naturkräfte berechnen und zahlenmäßig feststellen können, doch sie werden niemals fähig sein, die Ursache zu ergründen, und daher immer wieder überrascht sein und nicht vorher angeben können, ob und wann diese Kräfte wirksam werden. Sie werden aber auch nicht die Naturelemente ausschalten können, sie werden sie weder hemmen noch zeitlich zu bestimmen vermögen, denn die Kräfte wirken sich elementar aus, unbestimmt in Stärke und Heftigkeit, wie auch die Zeit und Art nicht bestimmt werden kann, da die Naturkräfte zum Durchbruch kommen. Dagegen können Menschen, die erweckten Geistes sind, ohne jegliche wissenschaftliche Forschungen vorausschauend sowohl Zeit als auch Ort erkennen, jedoch nur dann, wenn eine Zeit und Ortsangabe für die Entwicklung der Menschen von Vorteil ist, was aber zumeist nicht der Fall ist, weshalb auch darüber Gott den Menschen das Wissen vorenthält, bis die Stunde gekommen ist, wo Er Selbst durch die Naturgewalten Sich zu erkennen gibt. Denn das Wissen um Zeit und Ort würde nur ein unvorstellbares Chaos unter den Menschen zur Folge haben, eine Angst und Panik, die kaum dazu beitragen würde, die Höherentwicklung der Seelen zu fördern. Nur gibt Gott annähernd den Menschen Kenntnis, um sie hinzuweisen auf das elementare Wüten der Kräfte und sie zur rechten Einstellung zu Ihm zu bewegen. Die Menschen, durch welche Gott das Wissen zur Erde leitet, sind aber schon so weit geistig reif, daß sie um den Ursprung aller Kräfte im geistigen Reich wissen, und daher können sie die Kundgaben im rechten Glauben entgegennehmen und auch im rechten Glauben verbreiten, was der Verstandesforscher jedoch nicht anerkennt, weil ihm als Forschendem der Ursprung unbekannt ist und er geistige Erklärungen nicht gelten läßt. Und dennoch werden die Kundgaben der Vorausschauenden der Wahrheit entsprechen, was sich beweisen wird durch das Eintreffen dessen, was geistig empfangen wurde, während die verstandesmäßig Forschenden überrascht sein werden, weil sie keinerlei Anhaltsgründe hatten, die auf einen Ausbruch der Naturgewalten schließen ließen. Denn dies bleibt ihnen verborgen, weil der göttliche Wille nur denen Aufklärung gibt, die geistige Verbindung suchen mit den Wesen, die über alles Aufklärung geben können, und weil die Erkenntnis dessen, was den Menschen sonst verborgen ist, nur im geistigen Reich gewonnen werden kann....
Amen
ÜbersetzerWel kunnen de mensen zich de krachten der natuur ten nutte maken - ze kunnen er gebruik van maken en ze voor hun plannen dienstbaar maken, ze kunnen weer dingen laten ontstaan met behulp van deze natuurkrachten - maar ze zijn niet in staat ze totaal te doorgronden. Er blijft voor hen verborgen in welke samenhang deze krachten met elkaar staan en wat ze nader beschouwd eigenlijk zijn. En nooit zullen ze daar uitsluitsel over kunnen verkrijgen, omdat dit weten een binnendringen in geestelijk gebied betekent, dat puur door middel van wetenschappelijk onderzoek niet kan worden betreden. Want de diepste grond van elke natuurkracht moet in het geestelijke worden gezocht en is daarom niet te verklaren, zolang noch de geestelijke weg wordt begaan, noch het geloof in geestelijk werkzaam zijn absoluut aanwezig is.
Een opheldering naar waarheid roert onvermijdelijk de geestelijke sfeer aan. De sfeer, welke de mensen meestal niet willen laten gelden. En dus zullen ze slechts in zoverre de krachten der natuur kunnen doorgronden, als die zich aards laten verklaren en beredeneren.
De mensen kunnen dus wetenschappelijk alleen maar tot zulke resultaten komen, die zich laten bewijzen. Dat wil zeggen ze kunnen wel de uitwerking vaststellen door hun ervaringen, maar nooit de oorzaak. Ze worden in zekere zin alleen beter vertrouwd met wat zich aards uit. En ze kunnen dit tot in detail waarnemen en dus nu ook door middel van onderzoek bewijzen en zich daar nu op baseren. En daaraan beantwoordend kunnen ze deze krachten voor zich bruikbaar maken. Maar vanwaar ze komen, wat ze eigenlijk zijn en welk doel ze hebben, is voor de mensen nog een onopgelost raadsel en dat zal het ook blijven, zolang niet de geestelijke weg wordt begaan.
En ze zullen ook niet in staat zijn de elementen der natuur te onderzoeken, als deze zich buitengewoon uitleven. Want daar ze niet op de hoogte zijn van hun oorsprong, is tijd en aard van hun uitbarsting voor hen onbekend. Ze komen tot de conclusie, dat het de invloed is van de zon. En daarop baseren ze de voor hen onverklaarbare natuurkrachten. Hun weten is fragmentarisch en vertoont op dit gebied grote gaten. Ze zijn weliswaar door middel van onderzoek gevorderd in zoverre, dat ze de uitwerking van de natuurkrachten kunnen berekenen en aan de hand van cijfermateriaal vaststellen, doch ze zullen nooit in staat zijn de oorzaak te doorgronden. En daarom zullen ze steeds weer verrast zijn en niet van te voren kunnen aangeven, of en wanneer deze krachten werkzaam worden. Maar ze zullen de natuurelementen ook niet kunnen uitschakelen. Ze zullen niet in staat zijn ze te remmen of tijdelijk te richten. Want de krachten hebben een essentiële uitwerking, onbepaald in sterkte en heftigheid, zoals ook de tijd en aard niet kan worden bepaald van het tot uitbarsting komen van de natuurkrachten.
Daarentegen kunnen mensen wier geest is gewekt, zonder enige wetenschappelijke onderzoeking vooruitziend zowel tijd als plaats doorgronden. Maar alleen wanneer een opgave van tijd en plaats gunstig is voor de ontwikkeling van de mensen, wat echter meestal niet het geval is, om welke reden God de mensen daarover ook het weten onthoudt, tot het ogenblik is gekomen, waarop Hij Zelf Zich door de natuurkrachten bekend maakt. Want het weten van tijd en plaats zou een onvoorstelbare chaos onder de mensen tot gevolg hebben. Een angst en paniek, die er nauwelijks toe zou bijdragen, de positieve ontwikkeling van hun zielen te bevorderen.
Alleen brengt God de mensen bij benadering op de hoogte, om ze te wijzen op het hevige woeden van de krachten en om hen tot een juiste instelling tegenover Hem te bewegen. De mensen, door wie God het weten naar de aarde stuurt, zijn echter al zover geestelijk rijp, dat ze op de hoogte zijn van de oorsprong van alle krachten in het geestelijke rijk. En daarom kunnen ze de bekendmakingen vanuit een waar geloof in ontvangst nemen en ook vanuit een juist geloof verbreiden, wat de onderzoekende verstandsmens echter niet erkent, omdat hem als onderzoeker de oorsprong onbekend is en hij geestelijke verklaringen niet laat gelden.
En toch zullen de bekendmakingen van hen, die vooruitzien, overeenstemmen met de waarheid, wat zal worden bewezen door het tot werkelijkheid worden van datgene, wat geestelijk werd ontvangen, terwijl zij, die onderzoeken door middel van hun verstand, verrast zullen zijn, omdat ze helemaal geen aanknopingspunten hadden, waaruit ze een uitbarsting van de natuurkrachten konden afleiden. Want dit blijft voor hen verborgen, omdat de goddelijke Wil alleen diegenen opheldering verschaft, die geestelijke verbinding zoeken met de wezens, die over alles uitsluitsel kunnen geven en omdat het weten ervan, wat anders voor de mens verborgen is, alleen in het geestelijke rijk kan worden verkregen.
Amen
Übersetzer