Jeder geistige Zwang ist zu verurteilen, denn was der Mensch aus solchem heraus tut, kann nicht gewertet werden vor Gott. Nur vollste Willensfreiheit bestimmt den Wert des Handelns der Menschen, und darum soll ihnen nur die Lehre Christi verkündet werden, nicht aber durch Gebote und Vorschriften ihnen eine bestimmte Lebensführung zur Pflicht gemacht werden, denen sie dann pflicht- und gewohnheitsmäßig nachkommen. Es sollen die Menschen wohl zu rechtem Denken und Handeln erzogen werden, es darf ihnen aber immer nur das Rechte oder Falsche ihres Handelns vorgestellt werden; sie müssen ermahnt werden, Liebe zu üben, aber niemals dürfen sie durch Gebote zu Handlungen gedrängt werden, die ihrem inneren Willen nicht entsprechen. Nur das Gebot der Liebe soll beachtet und daher auch gelehrt werden.... denn wer das Gebot der Liebe erfüllt, der bildet sein Herz so, daß es nun von selbst alles tun will, was dem Willen Gottes entspricht. Gebote aber, die den Menschen zu einer bestimmten Lebensführung veranlassen, deren Nichterfüllung aber keine Lieblosigkeit dem Mitmenschen gegenüber bedeutet, sind nicht von Gott gegeben, d.h., sie stehen außerhalb der Lehre Christi, denn diese ist nur eine Lehre, die Liebe predigt, die aber nicht durch äußeren Zwang eine Erfüllung der göttlichen Liebesgebote zu erreichen sucht. In vollster Willensfreiheit muß der Mensch sich gestalten können, soll diese Umgestaltung des Denkens von Wert sein für die Ewigkeit. Die Willensfreiheit wird aber beschränkt, sowie diese Umgestaltung pflichtgemäß gefordert wird. Jede gute Tat, die nicht im Herzen geboren ist, d.h., die nicht der innere Drang zur Liebetätigkeit vollbringen ließ, wird nur als das gewertet, was sie in Wirklichkeit ist.... als eine Pflichterfüllung ohne Wärme des Herzens. Und es besteht die große Gefahr, daß der Mensch sich zu wenig Rechenschaft ablegt über sein Denken und Handeln, weil er glaubt, das getan zu haben, was er auf Erden tun soll, und dieser Glaube begründet ist in den Geboten, die menschlicherseits der Lehre Christi hinzugefügt wurden. Die göttliche Liebelehre allein ist unter der Lehre Christi zu verstehen, niemals aber menschlich erlassene Gebote, die etwas anderes bezwecken als nur wahre Liebetätigkeit....
Wo Liebe gelehrt wird, muß auch Liebe geübt werden, und unter Liebeswirken ist alles zu verstehen, was dem Mitmenschen zum Besten dient. Also wird von dem Menschen nur verlangt, seinem Mitmenschen Gutes zu erweisen, und es wird daher die göttliche Liebelehre nur solche Anforderungen an die Menschen stellen, die den Mitmenschen vor Schaden bewahren oder ihm Vorteil einträgt. Ist der Mensch für das Wohl des Mitmenschen bedacht, so steht er in der Liebe, denn diese treibt ihn dazu, sich dienend für den Mitmenschen einzusetzen, und es ist dies das wahre Liebeswirken, das Gott von den Menschen verlangt und das Jesus Christus auf Erden ständig geübt hat. Wird jedoch von den Menschen etwas verlangt, dessen Nichterfüllen den Mitmenschen in keiner Weise schädigt oder verletzt, dann sind dies von Menschen erlassene Bestimmungen, die mit der Liebelehre Christi nicht zu verwechseln sind. Es besteht aber die große Gefahr, daß die Liebegebote unbeachtet gelassen werden dieser menschlich hinzugefügten Gebote wegen und daß die Liebelehre Christi nicht in ihrer Bedeutung erkannt wird, was daraus hervorgeht, daß die Menschheit die Liebelehre Christi gänzlich verdrängen will in ihrer Unkenntnis über deren wahren Wert. Denn sie richtet ihr Augenmerk mehr auf die Gebote, die den Menschen gewissermaßen unfrei machen, da sie einen geistigen Zwang für ihn bedeuten. Daran nimmt die Welt Anstoß und sucht nun alles zu bekämpfen und zu verdrängen, auch die reine Lehre Christi, die nur Liebe predigt. Alles, was von Menschen der göttlichen Liebelehre hinzugefügt wurde, ist nur dazu angetan, die reine Lehre Christi zu durchsetzen mit Irrtum, denn es weicht davon ab, was Jesus Christus als Sein Werk den Menschen hinterlassen hat. Bestehen bleibt aber nur, was von Gott ist.... doch Menschenwerk wird vergehen....
Amen
ÜbersetzerElke geestelijke dwang is te veroordelen, want wat de mens van hieruit doet, kan voor God geen waarde hebben. Alleen volledige wilsvrijheid bepaalt de waarde van het handelen van de mens en daarom moet hun alleen de leer van Christus worden verkondigd, maar niet door geboden en voorschriften hun een bepaalde leefwijze tot taak worden gesteld, die ze dan plichtmatig en uit gewoonte nakomen. De mensen moeten wel tot een juist denken en handelen worden opgevoed, maar er mag hun steeds alleen maar het juiste of verkeerde van hun handelen worden voorgehouden. Ze moeten worden aangespoord liefde te beoefenen, maar nooit mogen ze door geboden tot handelingen worden gedwongen, die niet overeenstemmen met hun innerlijk willen. Alleen het gebod van de liefde moet worden nagekomen en daarom ook worden geleerd, want wie het gebod van de liefde vervult, vormt zijn hart zo, dat het nu vanzelf alles wil doen, wat beantwoordt aan Gods Wil. Maar geboden, die de mensen aanleiding geven tot een bepaalde leefwijze, maar waarvan het niet vervullen geen liefdeloosheid tegenover de mensen betekent, zijn niet door God gegeven, dat wil zeggen ze staan buiten de leer van Christus, want deze is alleen een leer, die liefde predikt, maar die niet door uiterlijke dwang een vervulling van de goddelijke geboden van de liefde probeert te bereiken.
De mens moet zich in volledige wilsvrijheid kunnen vormen, wil deze omvorming van het denken van waarde zijn voor de eeuwigheid. Maar de wilsvrijheid wordt beperkt, zodra deze omvorming plichtmatig wordt verlangd. Elke goede daad, die niet in het hart is geboren, dat wil zeggen die de innerlijke drang niet liet volbrengen werkzaam te zijn in Liefde, wordt slechts als datgene gewaardeerd, wat ze in werkelijkheid is: als een plichtsvervulling zonder de warmte van het hart. En het grote gevaar bestaat, dat de mens zich te weinig rekenschap geeft van zijn denken en handelen, omdat hij gelooft datgene gedaan te hebben wat hij op aarde doen moet en dit geloof gebaseerd is op de geboden, die van menselijke zijde aan de leer van Christus werden toegevoegd. Alleen de goddelijke leer der liefde is onder de leer van Christus te verstaan, maar nooit door mensen afgekondigde geboden, die iets anders beogen dan alleen maar werkzaam te zijn in ware liefde.
Waar liefde wordt geleerd, moet ook liefde worden beoefend en onder het “werkzaam zijn in liefde” is alles te verstaan, wat voor de medemens zijn bestwil is. Dus wordt van de mens alleen verlangd zijn medemensen het goede ten deel te laten vallen en daarom zal de goddelijke leer van de liefde alleen zulke eisen aan de mensen stellen, die de medemens behoeden voor schade of hem voordeel opleveren. Is de mens bedacht op het welzijn van de medemens, dan heeft hij de liefde, want deze zet hem ertoe aan zich dienstbaar voor de medemens in te zetten en dit is het ware werkzaam zijn in liefde, dat God van de mensen verlangt en dat Jezus Christus op aarde voortdurend heeft beoefend. Wordt er echter van de mensen iets verlangd, waarvan het niet vervullen ervan de medemens op geen enkele manier schaadt of krenkt, dan zijn dit door mensen uitgevaardigde voorschriften, die niet verward moeten worden met de leer van de liefde van Christus.
Maar het grote gevaar bestaat, dat er aan de geboden van de liefde geen aandacht wordt geschonken, wegens deze geboden, die er door mensen aan toegevoegd zijn en dat de betekenis van de leer van de liefde van Christus niet wordt ingezien, wat daaruit blijkt, dat de mensheid de leer van de liefde van Christus helemaal wil verdringen vanuit haar onbekendheid met de ware waarde ervan. Want ze richt haar aandacht meer op de geboden, die de mens in zekere zin onvrij maken, daar ze een geestelijke dwang voor hem betekenen: de wereld neemt daar aanstoot aan en probeert nu alles te bestrijden en te verdringen; ook de zuivere leer van Christus, die alleen maar liefde predikt. Alles wat door mensen aan de goddelijke leer van de liefde werd toegevoegd, is er alleen maar voor geschikt de zuivere leer van Christus te vermengen met dwaling, want het wijkt af van datgene, wat Jezus Christus als Zijn werk de mensen heeft nagelaten. Echter bestaan blijft alleen maar datgene wat van God is, maar mensenwerk zal vergaan.
Amen
Übersetzer