Es sind unzählige Momente im Erdenleben, wo Gott an die Herzen der Menschen pocht und Einlaß begehrt.... wo Er im Wort zu ihnen kommt, entweder durch Menschenmund oder durch die Stimme des Herzens. Und es kann nicht ein Mensch sagen, daß Gott seiner nicht geachtet habe. Er begehrt Einlaß in eines jeden Menschen Herz, um nun in ihm wirksam werden zu können, denn die Umgestaltung der Seele kann nur vor sich gehen unter Zuhilfenahme der Kraft aus Gott, die dem Menschen zufließt in Seinem Wort. Also muß das Wort Gottes angehört werden, auf daß der Mensch durch sein Leben nach diesem Wort in den Besitz der Kraft aus Gott kommt. Es ist die Äußerung Seines Willens, die Gott durch Sein Wort den Menschen zugehen läßt. Tut der Mensch nun den Willen Gottes, so widersetzet er sich nicht mehr seinem Schöpfer, sondern er erkennt Ihn an. Er tritt also in das rechte Verhältnis ein zu Gott, er geht nicht mehr gegen Ihn, sondern mit Ihm.... Er verbindet sich mit Gott, er unterstellt sich Ihm und tut von nun an nicht mehr seinen eigenen Willen, sondern den Willen Gottes. Obzwar der Mensch noch auf Erden wandelt, ist er schon ein Anwärter des geistigen Reiches, denn er hat die Probezeit auf Erden bestanden, die ihm nur gegeben wurde, um in ihr den Zusammenschluß mit Gott zu finden. Die göttliche Liebe Selbst nähert Sich ihm nun und bleibt in inniger Verbindung mit ihm, Sie speiset ihn fortgesetzt mit dem Wort, das für ihn das Brot des Himmels ist. Denn Gott labt den Menschen nun mit der Speise des Himmels, Er gibt Sich Selbst ihm im Wort und ist also unablässig bei ihm. Er vermittelt ihm das Wissen um die Wahrheit, und Er macht den Menschen zum Lichtträger, der wieder wirken kann und wird aus seiner Liebe heraus, der nun gleichfalls liebewillig ist und göttliche Gabe weiterleiten möchte. Und es werden nun auch die willigen Mitmenschen sich laben dürfen am Tisch des Herrn.... auch ihnen wird das Brot dargereicht im Wort, ohne das der Mensch nicht die Kraft hat, den zur Höhe führenden Erdenweg zu wandeln. Und es wird gesättigt werden, wer hungert und dürstet nach der Gabe des Himmels. Es wird ein ununterbrochenes Geben und Empfangen dessen sein, was Gott Selbst austeilet denen, die Ihm Einlaß gewähren in ihre Herzen. Gott Selbst will tätig sein in ihnen, darum begehrt Er Einlaß immer und immer wieder. So ein Mensch Sein Klopfen nicht vernimmt, so er nicht hören will, wenn die göttliche Stimme leise vernehmlich ertönt.... wird Seine Stimme lauter. Dann kommt Er in Form von Leid zu den Menschen und will Sich erkenntlich machen und ihnen Seine Hilfe antragen. Immer nur fordert Er, daß sie Ihm Gehör schenken, daß sie Seiner Stimme achten, daß sie nicht ihre Herzen verschließen Seiner mahnenden Stimme. Denn ohne Sein Wort kann der Mensch seinen Erdenlebenswandel nicht nach dem göttlichen Willen führen, denn es fehlt ihm ohne Sein Wort jegliche Kraft....
Amen
ÜbersetzerEr zijn talloze momenten in het aardse leven, waar God op de harten van de mensen aanklopt en ernaar verlangt om binnengelaten te worden. Waar Hij in het woord tot hen komt, hetzij door de mond van een mens, of door de stem van het hart. En niet één mens kan zeggen dat God geen aandacht aan hem geschonken heeft. Hij verlangt ernaar toegelaten te worden in elk menselijk hart om nu werkzaam in hem te kunnen worden, want de omvorming van de ziel kan nu plaatsvinden met behulp van de kracht uit God, die de mens door Zijn woord toestroomt. Zodoende moet er aandachtig naar het woord van God geluisterd worden, opdat de mens door zijn leven volgens dit woord in het bezit van de kracht uit God komt.
Het is de uiting van Zijn wil, die God door Zijn woord de mensen toe doet komen. Als de mens nu de wil van God doet, dan verzet hij zich niet meer tegen zijn Schepper, maar hij erkent Hem. Hij heeft nu de juiste verhouding tot God en is niet meer tegen de Heer, maar hij is met Hem. Hij verbindt zich met God en onderwerpt zich aan Hem en doet van nu af aan niet meer zijn eigen wil, maar de wil van God.
Ofschoon de mens nog op aarde is, is hij al een kandidaat voor het geestelijke rijk, want hij heeft de proeftijd op aarde doorstaan, die hem alleen maar gegeven werd om tijdens deze proeftijd de vereniging met God te vinden. De goddelijke liefde zelf nadert hem nu en blijft in een nauwe verbinding met hem. Ze voedt hem voortdurend met het woord, dat voor hem het brood uit de hemel is. Want God laaft de mens nu met de spijs uit de hemel. Hij geeft Zichzelf in het woord aan hem en is dus onafgebroken bij hem. Hij geeft hem de kennis van de waarheid en Hij maakt de mens tot lichtdrager. Die zal nu vanuit zijn liefde, daar hij nu eveneens bereidwillig is om lief te hebben en het goddelijke geschenk door zou willen geven, weer werkzaam zijn.
En nu zullen ook de bereidwillige medemensen zich mogen laven aan de tafel van de Heer. Ook hen wordt het brood door het woord aangereikt, zonder welke de mens niet de kracht heeft om de opwaartse weg te gaan. En degene die hongert en dorst naar het geschenk uit de hemel zal verzadigd worden. Er zal een ononderbroken geven en ontvangen zijn van dat, wat God Zelf uitdeelt aan degenen, die Hem toegang verlenen tot hun hart. God Zelf wil werkzaam zijn in hen en daarom verlangt Hij ook telkens weer toegang.
Als een mens Zijn kloppen niet hoort, als hij het niet horen wil wanneer de goddelijke stem zachtjes hoorbaar klinkt, wordt Zijn stem luider. Dan komt Hij in de vorm van leed naar de mensen en wil Zich herkenbaar maken en hen Zijn hulp aanbieden. Hij eist alleen maar, dat ze Hem gehoor schenken, dat ze acht slaan op Zijn stem, dat ze hun hart niet afsluiten voor Zijn waarschuwende stem. Want zonder Zijn woord kan de mens zijn gang over de aarde niet volgens de goddelijke liefde leiden, want het ontbreekt hem zonder Zijn woord aan elke kracht.
Amen
Übersetzer