Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Wahrheit der unfaßlich scheinenden Kapitel....

Der Wahrheit-suchende Mensch läßt sich wohl belehren, unterzieht aber alles erst einer eingehenden Prüfung, ehe er das ihm Vermittelte annimmt. Und das ist sein gutes Recht, denn ihm ist der Verstand gegeben worden, daß er ihn anwende und sich nun erst entscheide, was er der Annahme wert hält. Es muß aber das, was er einer Prüfung unterzieht, aus einer Quelle stammen, die ihm Wahrheit zu verbürgen scheint, d.h., der Wille, Wahrheit entgegenzunehmen, muß ihn gerade aus dieser Quelle schöpfen lassen.... er muß also in der Annahme, wahrheitsgemäß unterrichtet zu werden, Lehrer wählen, bei denen er Wissen voraussetzt, ansonsten von Wahrheitsverlangen keine Rede sein kann. Es wird aber niemals ein Mensch sich dort Auskunft holen wollen, wo er Unkenntnis oder Unwahrheit vermutet. Und ebenso muß der Mensch, so er sich geistig unterweisen läßt, als erstes überzeugt sein davon, daß die lehrenden Kräfte sowohl wissend als auch wahrhaftig sind. Sie dürfen niemals daran zweifeln, daß diese im Wissen stehen und nur die reinste Wahrheit übertragen wollen, dann wird auch stets das Gebotene durchdacht und nun als geistiges Eigentum angenommen werden können. Und es wird der Mensch dann auch genauestens erkennen, daß er in der Wahrheit steht. Bewußte oder unbewußte Irreführung scheidet also dann aus, und jeder Zweifel muß schwinden aus dem Herzen, auch dort, wo das Gebotene nicht einer Prüfung unterzogen werden kann, weil dem Menschen weder Beweise erbracht werden können, noch er sich selbst überzeugen kann, solange er auf der Erde lebt. In letzterem Falle ist daher nur geboten, bedingungslos alles anzunehmen, was dem Menschen von oben, d.h. von wissenden Kräften, vermittelt wird. Denn es hält Gott Selbst Seine schützende Hand über einen die reine Wahrheit begehrenden Menschen, und Er läßt es nicht zu, daß er im Irrtum wandle, solange er den Weg zur Wahrheit über Gott nimmt, und mag es noch so sehr den Mitmenschen erscheinen, als seien Kräfte am Werk, denen das Wissen mangelt. Gott läßt nicht willkürlich die Botschaften zur Erde gehen, sofern sie Seinem Willen nicht entsprechen. Er gestattet auch den unwissenden Kräften nicht den Zugang zu einem Menschen, dessen Wille es ist, in der Wahrheit zu stehen, und darum kann der Mensch mit völliger Sicherheit auch die ihm unfaßlich erscheinenden Kapitel entgegennehmen, ohne fürchten zu müssen, daß auch nur der kleinste Irrtum unterlaufen sei. Denn wie sollte wohl die Vollkommenheit sein, wenn jenen Kräften, die im Auftrage Gottes wirken, die Wahrheitsliebe und das Wissen abgesprochen würde.... Es wäre dann den unwissenden Kräften der Zugang nicht verwehrt, und dann könnte auch den Niederschriften kein Glauben geschenkt werden. Und deshalb zweifelt nicht, so sich der Geist aus Gott äußert und in einer euch nicht ganz faßlichen Weise Erklärungen abgibt, die ihr nur annehmen, niemals aber beweisen könnt. Der Mensch kann irren, niemals aber irrt Gott, und daher kann niemals Unwahrheit sein, was unter Anrufung Gottes und Seiner Kraft von oben den Menschen vermittelt wird....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

De waarheid van de onbegrijpelijk lijkende hoofdstukken

De waarheid zoekende mens laat zich wel onderwijzen, maar hij onderwerpt alles eerst aan een nauwkeurig onderzoek, voordat hij hetgeen aan hem overgedragen wordt, accepteert. En dat is zijn goed recht, want hem is het verstand gegeven om te gebruiken, zodat hij pas na het onderzoek besluit wat hij waardig genoeg acht om te accepteren.

Maar dat, wat hij aan een onderzoek onderwerpt, moet uit een bron afkomstig zijn, die hem de waarheid lijkt te garanderen. Dat wil zeggen dat de wil om de waarheid in ontvangst te nemen hem juist uit deze bron moet laten putten. Hij moet dus bij de aanname om overeenkomstig de waarheid onderwezen te worden, leraren kiezen bij wie hij kennis veronderstelt, omdat er anders van een verlangen naar de waarheid geen sprake kan zijn.

Maar nooit zal een mens daar informatie willen halen, waar hij onwetendheid of onwaarheid vermoedt. En evenzo moet de mens, als hij zich geestelijk laat onderwijzen, er in de eerste plaats van overtuigd zijn dat de onderwijzende krachten zowel wetend al waarheidlievend zijn. Ze mogen er nooit aan twijfelen dat deze krachten kennis hebben en enkel de zuiverste waarheid over willen dragen. Dan zal ook steeds hetgeen aangeboden wordt grondig overwogen worden en nu als geestelijk eigendom in ontvangst genomen kunnen worden.

En de mens zal dan ook het nauwkeurigst herkennen, dat hij in de waarheid staat. Bewuste of onbewuste misleiding komt dan niet in aanmerking en elke twijfel moet uit het hart verdwijnen. Ook daar, waar hetgeen geboden wordt, niet aan een onderzoek onderworpen kan worden, omdat de mens noch bewijs geleverd kan worden, noch hij zichzelf kan overtuigen, zolang hij op de aarde leeft. In het laatste geval is het daarom vereist om alles wat de mens van boven, dat wil zeggen door wetende krachten, aangeboden wordt onvoorwaardelijk te aanvaarden. Want God houdt Zelf Zijn beschermende hand boven een mens, die naar de zuivere waarheid verlangt en Hij laat het niet toe, dat hij dwaalt, zolang hij de weg naar de waarheid via God neemt en het kan voor de medemensen nog zo lijken dat er krachten aan het werk zijn, bij wie het aan kennis ontbreekt.

God laat de boodschappen niet willekeurig naar de aarde gaan, indien ze niet met Zijn wil overeenstemmen. Hij staat ook de onwetende krachten geen toegang tot een mens toe, wiens wil het is om in de waarheid te staan en daarom kan de mens met volledige zekerheid ook de hem onbegrijpelijk lijkende hoofdstukken in ontvangst nemen, zonder ervoor te moeten vrezen, dat er ook maar de kleinste vergissing ingeslopen is.

Want hoe zou de volmaaktheid eruitzien, wanneer deze krachten, die in opdracht van God werken, de waarheidsliefde en de kennis ontzegd zouden worden. De onwetende krachten zouden dan de toegang niet ontzegd worden en dan zou er aan de geschriften geen geloof geschonken kunnen worden. En twijfel daarom niet, als de geest uit God zich uit en op een voor jullie onbegrijpelijke manier verklaringen geeft, die jullie alleen maar aannemen, maar nooit kunnen bewijzen. De mens kan zich vergissen, maar God vergist zich nooit en daarom kan het nooit onwaarheid zijn, wat onder het aanroepen van God en Zijn kracht van boven aan de mens gegeven wordt.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Peter Schelling