Nur das ist unvergänglich, was den Stempel der Liebe trägt. Denn nur, was in der Liebe geboren ist, wird Zeit und Ewigkeiten überdauern. Und es ist daher nutzlos, etwas aufbauen zu wollen, was nicht dem Gebot der Liebe entspricht, denn dieses wird unweigerlich sein Ende finden, und es wird die Kraft, die Gott einem jeden Menschen vermittelt, mißbraucht, so sie nur verwandt wird zu Handlungen, die jeglicher Liebe entbehren. Was auch an irdischem Erfolg daraus erwächst, es hat keinen bleibenden Wert, es geht den Weg alles Irdischen, es vergeht.... Und nur ein in Liebe entstandenes Werk ist unzerstörbar, denn ob auch das Äußere eines solchen Wirkens scheinbar vergänglich ist, es hat alles in Liebe Getätigte Ewigkeitswert.... Es sind die guten Taten, die euch nachfolgen in die Ewigkeit, die allein nur gewertet werden, so alles Irdische abgefallen ist vom Menschen. Und nun erst kann die Seele von Reichtum oder Armut sprechen, denn Liebe und Licht ist eins, und wer in Liebe gewirkt hat auf Erden, den umgibt ein strahlendes Licht; er erkennt, er steht im Wissen. Ihm ist plötzlich die große Bedeutung des Erdenlebens klar und die Folgen eines liebevollen oder liebelosen Lebenswandels, und er erkennt, daß nur die Liebe das einzig Erlösende im Erdendasein ist. Was sich der Mensch an irdischem Reichtum schafft, ist ein Vermehren dessen, was auf Erden überwunden werden soll. Er hat vor seinem Stadium als Mensch schon alle Materie überwunden, d.h. sich befreit aus jeglicher Form, allerdings in einem Mußzustand.... Und auf Erden soll er das gleiche tun in freiem Zustand. Doch der Hang zum Irdischen ist das Verlangen nach dem, was er zuvor schon überwunden hat, und also ein Rückschritt. Verlangen nach Besitz ist aber gleichzeitig ein Mangel an Liebe, denn ein liebender Mensch will geben dem, den er liebt. Jener Mensch aber liebt nur sein Ich und das, was seinem Ich zum Vorteil gereicht. Also ist es eine verkehrte Liebe, die niemals sich erlösend auswirkt, die den Menschen wie mit Ketten an die Materie bindet. Und so gilt alle Sorge nur seinem Körper, nicht aber der Seele, und es muß sich irdischer Reichtum, dem alle Liebe auf Erden gegolten hat, im Jenseits in größte Armut verwandeln. Andererseits aber braucht irdischer Reichtum kein Hindernis zu sein, sich liebend zu betätigen, sofern er willig hingegeben wird, um Not und Sorgen des Mitmenschen zu bannen.... so das Herz nicht verlangend daran hängt, sondern das, was Gott ihm gegeben hat, dem Mitmenschen zuwendet in Liebe. Alles Tun und Denken muß in der Liebe geboren sein, dann zieht es reichsten Segen nach sich auf Erden und im Jenseits ein Leben in Licht und Glückseligkeit....
Amen
ÜbersetzerAlleen dat, wat het stempel van de liefde draagt, is onvergankelijk. Want alleen wat in liefde geboren is, zal door tijd en eeuwigheid blijven bestaan. En daarom is het nutteloos iets op te willen bouwen, wat niet met het gebod van de liefde overeenstemt, want dit zal onvermijdelijk tot een einde komen en de kracht die God aan elk mens geeft, wordt misbruikt, als ze alleen maar gebruikt wordt voor handelingen, die elke liefde ontberen. Welk aards succes daar ook uit voortvloeit, het heeft geen blijvende waarde. Het gaat de weg van al het aardse: het vergaat.
En alleen een in liefde ontstaan werk is onverwoestbaar, want ofschoon ook het uiterlijk van zo’n werk schijnbaar vergankelijk is, alles wat in liefde gedaan wordt, heeft eeuwigheidswaarde. Het zijn de goede daden, die jullie in de eeuwigheid navolgen. Alleen die worden maar gewaardeerd, als al het aardse van de mens afgevallen is.
En pas nu kan de ziel van rijkdom of armoede spreken, want liefde en licht zijn één en degene, die op aarde in de liefde gewerkt heeft, wordt omgeven door een stralend licht. Hij herkent. Hij weet. Voor hem is plotseling de grote betekenis van het aardse leven en de gevolgen van een liefdevolle of liefdeloze gang over de aarde duidelijk en hij beseft dat alleen de liefde het enig verlossende in het aardse bestaan is.
Wat de mens zich aan aardse rijkdom verschaft, is een doen toenemen van dat, wat op aarde overwonnen moet worden. Hij heeft voor zijn stadium als mens al alle materie overwonnen. Dat wil zeggen zich bevrijdt uit elke vorm, weliswaar in een gedwongen toestand. En op aarde moet hij in een vrije toestand hetzelfde doen. Maar de hang naar het aardse is een verlangen naar dat, wat hij eerder al overwonnen had en dus een achteruitgang.
Maar tegelijkertijd is een verlangen naar bezit een gebrek aan liefde, want een liefhebbend mens wil geven aan degene, die hij liefheeft. Maar dit mens houdt alleen maar van zichzelf en van dat, wat hem tot voordeel strekt. Daarom is het een verkeerde liefde, die nooit een verlossende uitwerking heeft, die de mens als met ketenen aan de materie bindt. En dus betreffen alle zorgen alleen maar zijn lichaam, maar niet die van zijn ziel en aardse rijkdom moet zich in het hiernamaals in grote armoede veranderen, omdat alle liefde op aarde deze rijkdom betrof.
Maar aan de andere kant hoeft aardse rijkdom geen hindernis te zijn om liefhebbend werkzaam te zijn, voor zover hij het bereidwillig weg zal geven om de nood en de zorgen van de medemensen uit te bannen. Als het hart er niet verlangend aan hangt, maar hij dat, wat God hem gegeven heeft in liefde voor de medemensen gebruikt.
Al het denken en doen moet in de liefde geboren zijn. Dan heeft het op aarde de rijkste zegen tot gevolg en in het hiernamaals een leven in licht en gelukzaligheid.
Amen
Übersetzer