Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Die Pforte zur Ewigkeit kann schon vor dem Tode durchschritten werden....

Wem sich die Pforten zur Ewigkeit öffnen, dessen Erdenleben braucht nicht unbedingt beendet sein, denn er kann auch in diesem Leben schon Einblick nehmen dürfen in das Reich, das außerhalb des Erdenlebens besteht, er kann wissen um alles, ohne dem Erdenleben entrückt zu sein.... Denn es kann der Mensch noch auf Erden einen Reifezustand erlangen, der ihm den Einblick in das ewige Reich gestattet. Sich mit jenem Reich außerhalb der Erde und dessen Bewohnern verbinden zu können ist ein Beweis dessen, daß die Pforten zur Ewigkeit nicht immer erst mit dem leiblichen Tode durchschritten werden, sondern daß es für manche Erdenkinder gar keine Schranken gibt, die ihnen den Eintritt in das Reich der Ewigkeit verwehren. Sie leben auf der Erde und sind doch ebenso auch in jenen Sphären zu Hause, weil der göttliche Geist in ihnen jegliches Hindernis überwindet und überall und zu jeder Zeit gegenwärtig sein kann.... er also im Reich des Ewigen weilet auch dann, wenn der Körper noch auf der Erde festgehalten wird. Ein solches Erdenkind wird auch den Tod nicht schrecken.... den leiblichen Tod, der die Menschen schrecket. Es wird mit dem Wissen um das ewige Leben ausgestattet sein, daß es nur den Augenblick herbeisehnt, wo es jegliche Bindung mit der Erde aufgeben kann. Es wird der Geist in seine wahre Heimat einziehen, er wird nun ständig dort sein, wo er während seines Erdendaseins nur zeitweise weilen konnte und also gleichsam nur dann Eingang fand in jenen Regionen, wenn der Wille des Menschen dies zuließ. Nun aber kann er dauernd dort sein, wohin sein Sehnen auf Erden ihn schweifen ließ. Und also hat der Mensch dann die Schrecken des Todes überwunden, wenn er bewußt während des Erdendaseins in jenes Gebiet einzudringen versuchte, das der Aufenthalt alles Geistigen ist nach Beendigung des Erdenlebens. Es schrecket ihn nicht mehr das Ungewisse des Nachlebens, er sieht auch nicht das Fortleben als etwas Zweifelhaftes an, er steht im Wissen, und das bedeutet, daß er auch das Wirken der Lichtwesen erkennt und sich diesen Lichtwesen übergibt, eben weil er die Folgen der Unwissenheit erkennt und sich selbst befreien will aus einem unwürdigen Zustand, der sein Los auf Erden ist, bevor er an sich selbst arbeitet, um die Verbindung mit dem Geistigen im Jenseits eingehen zu können. Es ist der Mensch um vieles besser daran, dessen Glauben ihn erkennen ließ die göttliche Liebe und Barmherzigkeit und der nach dieser Liebe und Barmherzigkeit Verlangen trug, denn sie ward ihm schon auf Erden.... Es durfte das Erdenkind schauen in ein Gebiet, das Zeugnis ablegt von der unendlichen Weisheit des Herrn, es durfte selbst geistiges Wissen austeilen auf Erden und also die Schranken niederreißen, die den Erdenmenschen trennen von jenen Lichtwesen.... es durfte schon auf Erden eingehen durch die Pforten zur Ewigkeit.... Denn es nahm etwas entgegen, was geboten wurde unmittelbar von jenen Wesen, die dieses Lichtreich bewohnen, und also verliert der Tod alle Schrecken für jene Erdenkinder, die nur Gott dienen wollen und im Dienst für Gott wahre Überwinder des Todes wurden.

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

De poort naar de eeuwigheid kan al voor de dood worden doorgegaan

Voor wie de poorten naar de eeuwigheid opengaan, diens aardse bestaan hoeft niet per se beëindigd te zijn, want hij kan ook in dit leven al inzage mogen nemen in het rijk dat buiten het leven op aarde bestaat. Hij kan overal van op de hoogte zijn, zonder te zijn onttrokken aan het aardse bestaan. Want de mens kan nog op aarde een toestand van rijpheid verwerven, die hem een blik in het eeuwige rijk toestaat. Zich met dat rijk buiten de aarde en de bewoners ervan te kunnen verbinden, is er een bewijs van dat de poorten naar de eeuwigheid niet steeds pas met de lichamelijke dood worden doorgegaan, maar dat er voor vele mensenkinderen helemaal geen barrières bestaan die hun het binnengaan in het rijk van de eeuwigheid beletten. Ze leven op de aarde en zijn toch eveneens in die sferen thuis, omdat de goddelijke Geest in hen elke hindernis overwint en overal te allen tijde aanwezig kan zijn. Hij verblijft dus in het rijk van het eeuwige, ook dan, wanneer het lichaam nog op de aarde wordt vastgehouden. Zo’n mensenkind zal ook geen angst hebben voor de dood, de lichamelijke dood die de mensen schrik aanjaagt. Het zal uitgerust zijn met kennis van het eeuwige leven, zodat het alleen maar sterk verlangt naar het ogenblik waarop het elke band met de aarde kan opgeven. De geest zal in zijn ware vaderland zijn intrek nemen. Hij zal nu voortdurend daar zijn, waar hij gedurende zijn bestaan op aarde slechts voor enige tijd kon vertoeven en dus als het ware alleen dan binnen kon komen in die gebieden, wanneer de wil van de mens dit toeliet. Nu echter kan hij voortdurend daar zijn waar zijn vurig verlangen op aarde hem heen liet dwalen. En dus heeft de mens dan de verschrikking van de dood overwonnen, wanneer hij bewust gedurende zijn bestaan op aarde in dit gebied probeerde binnen te dringen, dat de verblijfplaats is van al het geestelijke na het beëindigen van het leven op aarde. Hij is niet bang meer voor het onzekere van het voortleven hierna en hij beschouwt het voortleven ook niet als iets twijfelachtigs. Hij weet zeker en dat betekent dat hij ook het werkzaam zijn van de lichtwezens herkent en zich aan deze lichtwezens overgeeft, juist omdat hij de gevolgen van zijn onwetendheid beseft en zichzelf wil bevrijden uit een onwaardige toestand die zijn lot op aarde is, voordat hij aan zichzelf werkt om de verbinding met het geestelijke in het hiernamaals te kunnen aangaan. De mens wiens geloof hem de goddelijke liefde en barmhartigheid liet inzien en die naar deze liefde en barmhartigheid verlangde, staat er veel beter voor, want ze viel hem al op aarde ten deel.

Het mensenkind mocht schouwen in een gebied dat getuigenis aflegt van de oneindige wijsheid van de Heer. Het mocht zelf geestelijk weten uitdelen op aarde en dus de barrières neerhalen die de mensen op aarde scheiden van deze lichtwezens. Het mocht al op aarde de poorten naar de eeuwigheid doorgaan.

Want het nam iets in ontvangst, wat rechtstreeks werd aangeboden door die wezens, die dit lichtrijk bewonen. En dus verliest de dood alle verschrikkingen voor die mensenkinderen, die alleen God willen dienen en in dienst van God ware overwinnaars van de dood werden.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte