Vereintes Wirken wird große Erfolge zeitigen. Und so verbindet sich Himmel und Erde, Jenseits und Diesseits, um Gott zu dienen und ein Werk entstehen zu lassen, das Bestand haben soll über Menschengedenken hinaus. Und was entsteht durch das Zusammenwirken diesseitiger und jenseitiger Kraft, ist von Gott und zeugt von Gott, und also ist es unvergänglich, weil, was von Gott ist, nicht vergehen kann. Alles, was Gott dient, empfängt die Kraft aus Gott und muß nun auch im göttlichen Willen wirken. Und Gottes Wille ist, alles aus Ihm Hervorgegangene in der Wahrheit zu unterweisen, und jedes Mittel, das Er anwendet, muß daher unweigerlich zur Wahrheit führen. Die Wahrheit aber ist unvergänglich und unveränderlich, also immer und ewig die gleiche. Und immer wird das willige Unwissende erfaßt von dienendem Wissenden.... immer wird sich, was im Wissen steht, voller Liebe des Unwissenden annehmen und so die Wahrheit verbreitet dem Willen Gottes gemäß. Und so sich nun Himmel und Erde verbindet, d.h. das unwissende Erdenkind willig hört auf die Einflüsterungen der wissenden Wesen aus dem Reiche des Lichts, wird ungemessen Wahrheit ausgeteilt werden, und diese muß bestehenbleiben ewiglich, da sie doch geistige Kraft (ist = d. Hg.), also der Ausfluß göttlicher Liebe. Und es könnte die ganze Welt im Wissen und in der Wahrheit stehen, so sie nur willig wären.... Wo aber der Wille des Menschen sich abwendet, dort kann die göttliche Kraft nicht wirken und auch nicht sich äußern. Es muß unbedingt das Herz dem geistigen Zustrom geöffnet sein, und dies setzt auch den Willen des Menschen voraus, die Wahrheit entgegenzunehmen. Das Bemühen der jenseitigen Wesen ist ungeheuer, und ihre ganze Liebe gilt den Erdenkindern, deren Zustand noch lichtlos ist.... d.h., denen es am Willen mangelt. So nun eine Brücke geschlagen ist von dem Lichtreich zur Erde durch ein Gott dienen-wollendes Erdenkind, ist es nun bedeutend leichter, auch dem Unwissenden Kenntnis zu geben von der unermüdlichen Tätigkeit jener Lichtwesen, und so erst einmal diese Kenntnis da ist, können nun die Wesen auch wirken, indem sie an die vorhandenen Kenntnisse anknüpfen und gedanklich Aufklärung geben, sofern diese nur begehrt wird. Es braucht dieses Begehren nicht immer ein bewußtes zu sein.... es kann der Mensch auch unbewußt Fragen stellen, also äußerlich abweisend sich einstellen und doch innerlich nach Wahrheit verlangen und nun erfaßt werden von den Wahrheit-Austeilenden. Und das ist ungeheuer wertvoll, daß überhaupt dem Menschen eine Anregung geboten wird, die ihn zum Denken oder Fragen über ungelöste geistige Probleme veranlaßt. Denn es kann nur dann eingewirkt werden auf solche Menschen, so sie nach gedanklichen Fragen ihr Herz öffnen und also der Antwort Einlaß gewähren. Es geben die Lichtwesen unverdrossen und unbeschränkt, doch nur, wenn die Gabe angefordert wird, bewußt oder unbewußt. Das stille Fragen in Gedanken ist ein unbewußtes Anfordern des Wissens, das Gebet jedoch ein bewußtes Begehren der Wahrheit. Das bewußte Begehren erfordert tiefen Glauben, das unbewußte Begehren wird zumeist aus einem ungläubigen Herzen kommen von seiten der Menschen, die wohl wissen möchten, jedoch nicht glauben können, was ihnen darüber von Mitmenschen gelehrt wird. Dem gläubigen Menschen fällt es leicht, um Aufklärung zu bitten das höchste Wesen, Das ihm solche geben kann.... der ungläubige dagegen steht völlig isoliert dem großen Dunkel gegenüber, ihm ist alles geheimnisvoll, und doch kann auch ihm Aufklärung werden, so seine Gedanken haftenbleiben an Fragen, die Ewigkeit betreffend. Die Brücke von der Erde zum Jenseits ist jedoch etwas den meisten Menschen Unverständliches. Sie wird selbst dann nicht beachtet, wenn offensichtliche Ergebnisse den Beweis einer solchen Verbindung erbracht haben, denn es will der Mensch nichts gelten lassen, was den Schleier lüften könnte, der über das Fortleben nach dem Tode gebreitet ist. So die Menschen sehen wollten, würde der Schleier von ihren Augen fallen, doch ihnen ist das Geheimnisvolle lieber, sie scheuen das Licht und fühlen sich in der Finsternis des Geistes wohler. Und so der Mensch nicht Aufklärung begehrt, kann ihm solche nicht zugehen. Daher wird jede Gelegenheit genützt, die Menschen zum Grübeln zu bewegen, denn erst dann kann die Tätigkeit der vollendeten Lichtwesen einsetzen, indem sie alle aufgeworfenen Fragen zu beantworten suchen, vorausgesetzt, daß der Mensch willig ist, die empfangene Antwort, die ihm vom Herzen vermittelt wurde, nun zu durchdenken.... Denn der Wille zur Wahrheit ist erste Bedingung, daß diese ihm vermittelt werde, und einem willigen Menschen wird auch alles leichter annehmbar erscheinen, weil göttliche Kraft ihm zugeht, sofern er die Wahrheit sucht....
Amen
ÜbersetzerGezamenlijk werkzaam zijn zal grote successen opleveren. En zo verbinden de hemel en de aarde, het hiernamaals en deze zijde zich met elkaar om God te dienen en een werk te laten ontstaan, dat duurzaam zal zijn en de menselijke herinnering te boven gaat. En wat ontstaat door het samenwerken van krachten van deze zijde en het hiernamaals is van God en getuigt van God en het is dus onvergankelijk, omdat wat van God is, niet kan vergaan. Alles wat God dient, ontvangt de kracht uit God en moet nu ook binnen de goddelijke wil werkzaam zijn. En het is Gods wil om alles wat uit Hem voortgekomen is in de waarheid te onderwijzen en elk middel dat Hij gebruikt, moet daarom onvermijdelijk naar de waarheid leiden.
Maar de waarheid is onvergankelijk en onveranderlijk, dus altijd en eeuwig dezelfde. En steeds zal de bereidwillig onwetende gegrepen worden door degenen die weten en die bereid zijn om te dienen. Steeds zal, wat kennis heeft, zich in volle liefde over de onwetenden ontfermen en zo de waarheid verspreiden overeenkomstig de wil van God. En zo zullen de hemel en de aarde zich nu met elkaar verbinden. Dat wil zeggen dat het onwetende mensenkind gewillig luistert naar de influisteringen van de wetende wezens uit het lichtrijk. Er zal mateloos waarheid uitgedeeld worden en dit zal eeuwig blijven bestaan, omdat ze toch geestelijke kracht is, dus de uitstroming van goddelijke liefde.
En de hele wereld zou kennis kunnen hebben en wetend kunnen zijn, als ze maar bereidwillig zou zijn. Maar waar de wil van de mens zich afkeert, daar kan de goddelijke kracht niet werkzaam zijn en zich ook niet uiten. Het hart moet onvoorwaardelijk voor de geestelijke toevoer geopend zijn en dit vereist ook de wil van de mens om de waarheid in ontvangst te nemen. De inspanningen van de wezens in het hiernamaals zijn enorm en hun gehele liefde betreft de mensenkinderen, van wie de toestand nog duister is. Dat wil zeggen dat het hen aan de wil ontbreekt.
Als er nu een brug geslagen wordt van het lichtrijk naar de aarde door een mensenkind dat God wil dienen, is het nu aanzienlijk makkelijker om ook de onwetenden kennis te geven van de onvermoeibare werkzaamheid van deze lichtwezens. En als eerst eenmaal deze kennis er is, kunnen de wezens ook werkzaam zijn, doordat ze de aanwezige kennis opnemen en geestelijke opheldering geven, voor zover er hiernaar verlangd wordt. Dit verlangen hoeft niet steeds bewust te zijn. De mens kan ook onbewust vragen stellen, dus zich uiterlijk afwijzend opstellen en toch innerlijk naar de waarheid verlangen en nu gegrepen worden door degenen, die de waarheid uitdelen.
En het is buitengewoon waardevol, dat de mensen überhaupt een aansporing gegeven wordt, die hen aanleiding geeft tot denken of vragen over onopgeloste vraagstukken. Want er kan alleen dan op zulke mensen ingewerkt worden, als ze na vragen in de gedachten hun hart openen en het antwoord dus toegang verlenen. De lichtwezens geven onverdroten en onbeperkt, maar alleen dan, wanneer het geschenk gevraagd wordt. Bewust of onbewust.
Het stille vragen in gedachten is een onbewust vragen om kennis, maar het gebed is een bewust begeren van de waarheid. Het bewust begeren vereist een diep geloof. Het onbewust begeren zal meestal uit een ongelovig hart van de kant van mensen komen, die wel zouden willen weten, maar niet kunnen geloven wat hun door de medemensen hierover onderwezen wordt. Het gelovige mens valt het gemakkelijk om het hoogste Wezen om opheldering te vragen, Dat hem dit geven kan. Daarentegen staat de ongelovige volledig geïsoleerd in de grootste duisternis. Voor hem is alles vol geheimen en toch kan hem ook opheldering gegeven worden, als zijn gedachten blijven hangen bij vragen, die de eeuwigheid betreffen.
De brug van de aarde naar het hiernamaals is echter iets, dat voor de meeste mensen onbegrijpelijk is. Er wordt hier dan zelfs geen acht op geslagen, wanneer zichtbare gebeurtenissen het bewijs van zo’n verbinding geleverd hebben, want de mens wil niets laten gelden, wat de sluier op zou kunnen lichten, die over het voortleven na de dood uitgespreid is. Als de mensen zouden willen zien, zou de sluier van hun ogen vallen, maar het geheimzinnige is hen liever. Ze schuwen het licht en voelen zich beter in de duisternis van de geest.
En als de mens niet naar opheldering verlangt, kan dit hem niet toegestuurd worden. Daarom wordt elke gelegenheid benut om de mensen tot piekeren te bewegen, want pas dan kan de werkzaamheid van de volmaakte lichtwezens beginnen, doordat ze alle opgeworpen vragen proberen te beantwoorden, vooropgesteld dat de mens gewillig is om het ontvangen antwoord, dat hem door het hart gegeven wordt, nu te overdenken. Want de wil om in de waarheid te staan, is de eerste voorwaarde om hem deze te geven en een gewillig mens zal ook alles makkelijker aanvaarden, omdat de goddelijke kracht hem toegestuurd wordt, voor zover hij de waarheid zoekt.
Amen
Übersetzer