4618 De zonden van de vaderen wreken zich op de kinderen

19 april 1949: Boek 53

Generaties lang zal de zonde zich doen gevoelen bij de kinderen. Zo is het u geleerd en bent u daardoor dikwijls in conflict gekomen met de leer aan een GOD van Liefde en Barmhartigheid, DIE de zondaar vergeeft en hem zijn straf kwijtscheldt als hij serieus berouw heeft. U kunt het niet begrijpen dat mensen moeten lijden die zelf geen schuld hebben en bijgevolg het slachtoffer zijn van hen die zondigden tegen GOD.

En toch is ook daar de Wijsheid en Liefde van GOD aan het werk; ofschoon voor u niet op een erg begrijpelijke manier, speelt toch het wezen van de ziel vóór de belichaming als mens hier mede een rol, die zelf zich een zondig mens uitkoos voor haar verwekking in het vlees.

Deze zielen worden geleid door hun driften, ze zijn ondanks hun eindeloos lange ontwikkelingsgang, ondanks veelvoudige en kwellende omvormingen nog in een uiterst onvolmaakte staat, ze hebben hun onbeheerstheid nog niet afgelegd en begeven zich nu instinctmatig naar een hun verwante mensenziel, waar ze verwachten gelegenheid te hebben hun onbeheerstheid te kunnen uitleven.

Niet zelden zijn ze van hetzelfde verlangen vervuld dat de mens zondig liet worden, zoals ze er ook vaak toe aanzetten, zodra ze in een lichaam verblijf hebben genomen (moederlichaam) en de zonde dan begrijpelijkerwijs op een nieuwgeboren kind de sterkste invloed heeft, om welke reden men nu van vatbaarheid en overerving van slechte aanleg spreekt.

Er komt geen ziel in zo'n soort lichaam die al een bepaalde graad van rijpheid heeft bereikt aangezien haar ontwikkelingsgang niet in gevaar moet worden gebracht, zodra ze zelf tevoren al haar wil te kennen heeft gegeven, op GOD aan te willen sturen. Maar zo'n belaste ziel kan zich ook heel goed op aarde bevrijden van haar aanleg, ze kan door een aards noodlot, waar ze schijnbaar geen schuld aan heeft, haar eigen fouten en neigingen inzien en trachten zich ervan te bevrijden en zal dan ook op elke manier genade, dus hulp van boven kunnen ontvangen om haar wil te verwezenlijken. Maar meestal leven zulke zielen zich uit en vergroten de zonde van de vaderen, doch steeds vanuit een zekere wilsvrijheid, want dwang wordt hun niet opgelegd.

Maar zij zelf geloven onder dwang te staan en trachten zo elke verantwoordelijkheid af te wijzen, ze voeren niet de geringste strijd met zichzelf, bezwijken daarom voor elke verzoeking die zij echter zouden kunnen weerstaan, maar alleen niet willen. De wil is echter vanaf het begin van de belichaming geneigd tot het kwade, en deze wil heeft voor zichzelf de vorm uitgezocht die drager van de ziel moest worden, maar wat toch nooit uitsluit, dat de ziel nu als mens de wil kan laten werken en zich kan bevrijden van de zonde, dat dus dan een schakel van de ketting wordt stukgetrokken en ook de zondenschuld van de vaderen terwille van zo'n kind kan worden afgelost.

Want de wil van een mens die door zijn driften geleid wordt, is op zich sterk, alleen verkeerd gericht. Wordt hij echter in de juiste richting gestuurd, dan kan hij ook over alles zegevieren en bijgevolg een redder van zijn voorvader worden en hem het leed en de nood in het hiernamaals verkleinen.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
50 Antwoord op vragen Deel I ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften