2874 Elke ontwikkelingsfase is eenmalig in een verlossingsperiode

8 september 1943: Boek 37

In de geestelijke wereld is de ziel zelf de schepper van haar omgeving. Zij beweegt zich in een rijk dat zij voor zichzelf schept door haar wensen en begeerten, door haar denken en willen. Alleen zijn alle dingen niet meer stoffelijk maar ook niet geestelijk onvergankelijk, maar het zijn fantomen, het zijn wensbeelden die vergaan hoe meer de ziel er zich verlangend naar toe heeft gekeerd. In dit zelf geschapen rijk kan de ziel net zoals op aarde het verlangen naar de materie bestrijden en overwinnen. Zij kan echter ook voor haar bezwijken en steeds meer de materie begeren, die zij in haar duistere toestand nog als werkelijk beschikbaar waant.

De ziel kan dus geloven op aarde te leven en eindeloos lange tijden in dit waangeloof blijven, om dan of langzaam haar gebrekkige toestand in te zien en van haar verlangen naar wereldse goederen af te zien, of zij kan zich ook steeds dieper in de materie verstrikken, wat gelijk staat aan een geestelijke achteruitgang die ten laatste eindigt in de hernieuwde kluistering in de vaste vorm. Want het verlangen van het geestelijke wordt steeds in zoverre beantwoord, dat de materie waar het naar verlangt ook zijn omhulsel wordt.

Dus een negatieve ontwikkeling in het hiernamaals levert de ziel de reïncarnatie op. Zij moet de eindeloos lange ontwikkelingsgang op aarde nog eens gaan, om na duizenden van jaren weer als mens de laatste levensproef op aarde af te kunnen leggen.

Daarentegen is de opwaartse ontwikkeling in het geestelijke rijk onafhankelijk van de materiële omgeving. Want pas als de ziel zich vrij heeft gemaakt van dat verlangen, gaat zij ook weer de weg omhoog. Dan heeft ze de aarde als verblijfplaats niet meer nodig, want zij heeft in het hiernamaals dezelfde mogelijkheden om in dienende liefde bezig te zijn. De ziel is daar als het ware bij een geestelijk werkgemeenschap aangesloten, die buitengewoon actief is op een wijze die voor de materieel ingestelde mensen onbegrijpelijk is. Aan alle wezens is de gelegenheid geboden om in het hiernamaals opwaarts te streven, en in de toestand van inzicht worden deze mogelijkheden ook ijverig benut. De zielen die nog in volledige duisternis verkeren moeten echter uit vrije wil op GOD aan willen sturen.

Deze wil in hen op te wekken is het werk van de wezens die in het Licht staan. Die door hun volmaaktheid de kennis ontvangen hebben die zij nu aan hen die nog in de duisternis van geest verkeren, in liefde proberen over te brengen. En zo zijn er in het geestelijke rijk nog mogelijkheden genoeg om de zielen geestelijke rijpheid te verschaffen.

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
19 INCARNATIE RE – INCARNATIE ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften