Op de eenvoudigste en begrijpelijkste wijze openbaar IK MIJZelf aan u mensen, want IK spreek niet alleen tot de verstandsmensen maar tot allen die naar de waarheid verlangen, ook als zij niet over een scherp verstand beschikken. IK spreek hen echter zo aan dat het voor hen ook begrijpelijk is en daarom bedien IK ME daarvoor van een mens die zelf eenvoudig is in zijn manier van uitdrukken, die ook iedereen kan begrijpen als hij van mens tot mens spreekt, omdat IK ook dan door Mijn GEEST werk als hij aan geestelijke gesprekken deel neemt.
Wordt nu Mijn Woord naar de aarde gebracht, dan geschiedt dat ook op een manier dat de inhoud van Mijn openbaringen duidelijk en bevattelijk is. Daarom zal ook ieder mens kunnen begrijpen, dat de gebeurtenis van de afval van de geesten daarin bestond dat zij het aanstralen van Mijn Liefde - Mijn Liefdegeest afwezen. Dat dus de terugkeer tot MIJ weer daarin bestaat dat ze het aanstralen van Mijn Liefde vrijwillig aannemen, zich dus weer met Mijn GEEST moeten verenigen. En die vereniging met Mijn GEEST vindt dan plaats als de goddelijke liefdevonk die in ieder mens ligt en deel is van MIJ, ontstoken wordt tot een vlam die zich onafgebroken gedrongen voelt naar MIJ, als het Oervuur terug te keren.
Dan is de gevallen oergeest weer tot zijn oerelement geworden en wel bewust. Want kracht uit MIJ is hij gebleven ook nà zijn afval van MIJ, omdat deze van MIJ uitgestraalde Liefdekracht niet kan vergaan. De terugkeer tot MIJ kan dus alleen bewust geschieden, waartoe de vrije wil nodig is, die het voordien gekluisterde wezen als mens weer terugkrijgt en nu deze wil op de juiste manier moet gebruiken.
Wel gaat onbewust het oerwezen de weg terug, opgelost in ontelbare partikeltjes, als het in de scheppingen van de aarde gekluisterd is. En deze terugkeer is een daad van genade Mijnerzijds, omdat IK het allerdiepst gevallen wezen wil helpen, dat het die hoogte weer bereikt waar hem de vrije wil weer teruggegeven wordt.
Dan echter moet de vereniging van de Geestvonk in hem met de Vadergeest van eeuwigheid plaatsvinden, als de uiteindelijke terugkeer moet worden gerealiseerd. De oergeest die als ziel van de mens nu de weg over de aarde aflegt is zo lang nog van MIJ verwijderd, als hij zonder liefde is. Want ofschoon IK hem een Liefdevonk gegeven heb, moet hij zelf eerst deze Liefdevonk laten opvlammen voordat zich nu de vereniging met de Vadergeest kan voltrekken. Want alleen de liefde brengt deze vereniging tot stand en de liefde moet vrijwillig door de mensen beoefend worden, wat dus ook het aanstralen van Mijn Liefdekracht mogelijk maakt en zodoende het wezen weer wordt wat het in het oerbegin was.
De ziel is een gevallen oergeest. Als er dus wordt gezegd: de ziel verenigt zich met haar geest, dan is onder geest altijd alleen te verstaan de Liefdegeest uit MIJ, die door de oergeest eens werd afgewezen en deze zich afsloot voor elke Liefdestraal.
Als mens draagt de ziel - de eens gevallen oergeest, een goddelijk Geestvonkje in zich maar moet zich daar uit vrije wil bij aansluiten, wat de ziel nu bewust doet als zij zich openstelt voor het aanstralen van Mijn Liefde en daardoor zelf in liefde werkzaam is. Zij heeft dus de geest in zich en haar aardse opdracht is slechts zich door deze geest te laten beïnvloeden, wat steeds tot gevolg zal hebben, dat de mens de liefde beoefent en zich door die liefde met MIJ verbindt, DIE de eeuwige LIEFDE ben. En dan verenigt de ziel zich dus weer met haar geest. De oergeest gedraagt zich niet meer afwijzend tegenover MIJ en het aanstralen van Mijn Liefde, maar hij streeft er bewust naar MIJ te gaan. Hij verlangt naar de straling van Mijn Liefde en elke scheiding tussen MIJ en hem is opgeheven. Hij is weer hetzelfde goddelijke oerwezen dat van MIJ is uitgegaan en na zijn vrijwillige afval van MIJ ook weer vrijwillig naar MIJ is teruggekeerd, maar nu tot Mijn kind is geworden dat IK MIJ niet scheppen kon, maar waar de vrije wil van het geschapen wezen voor nodig was om hoogst volmaakt te worden.
Het heeft zich dus vergoddelijkt uit vrije wil en kan nu scheppen en werken met MIJ in hoogste zaligheid in vrije wil, die echter ook de Mijne is, omdat een volmaakt wezen niet anders willen en denken kan dan IK, DIE de volmaaktste GEEST ben in de oneindigheid.
Amen
VertalerMi rivelo a voi uomini nel modo più semplice e comprensibile, perché il Mio discorso non è diretto soltanto ad uomini d’intelletto ma a tutti coloro che desiderano la Verità anche se non dispongono di una mente acuta. Ma Io parlo a loro in modo che possano comprendere e per questo Mi servo di una persona che è semplice nel suo modo d’esprimersi che tutti possono comprendere, quando parla da persona a persona, perché anche allora Io agisco tramite il Mio Spirito, quando partecipa a discorsi spirituali. Quando la Mia Parola viene guidata alla Terra, allora questo avviene anche nel modo che il contenuto delle Mie Rivelazioni sia chiaro e comprensibile. E così anche ogni uomo può comprendere che il processo della caduta degli spiriti consisteva nel fatto che loro rifiutavano la Mia Irradiazione d’Amor, il Mio “Spirito d’Amore” e che il ritorno a Me è di nuovo possibile se accettano l’Irradiazione del Mio Amore, quindi che si devono di nuovo unire al Mio Spirito. L’unificazione con il Mio Spirito ha luogo quando la Scintilla divina d’Amore posta in ogni uomo, che è la Mia Parte, viene accesa ad una vampata chiara che spinge inesorabilmente verso Me come il Fuoco Primordiale. Allora lo spirito primordiale caduto è di nuovo diventato il suo elemento primordiale e cioè coscientemente. Perché grazie a Me è rimasto anche dopo la sua caduta a Me, perché la Forza d’Amore che è uscita da Me non può svanire. Il ritorno a Me può quindi avvenire solamente in coscienza ed a questo serve la libera volontà, che l’esser legato riceva di nuovo o come uomo e che ora deve utilizzare bene questa volontà. L’essere primordiale fa bensì il cammino del ritorno in modo incosciente – dissolto in innumerevoli particelle – quando è legato nelle Creazioni della Terra. E questo ritorno è un Mio Atto di Grazia, perché Io voglio aiutare gli esseri caduti nell’abisso, affinché raggiungano di nuovo quell’altezza in cui gli viene restituita la libera volontà. Ma allora l’unificazione della Scintilla dello Spirito in lui con lo Spirito del Padre dall’Eternità deve avvenire, quando il definitivo ritorno deve venire eseguito. Lo spirito Primordiale, che ora percorre il cammino terreno come anima dell’uomo, è lontano da Me fintanto che esso è senza amore; perché anche se Io gli ho aggiunto una Scintilla d’Amore, egli stesso deve dapprima accendere questa Scintilla d’Amore, prima che possa svolgersi una unificazione con lo Spirito del Padre, perché soltanto l’Amore può eseguire questa unificazione e l’amore deve essere esercitato liberamente dall’uomo, cosa che rende anche possibile l’Irradiazione della Mia Forza d’Amore e l’essere quindi diventa di nuovo ciò che era in principio. L’anima è uno spirito primordiale caduto. Quando perciò si dice che l’anima si unisce con il suo spirito, così è sempre da intendere per quest’ultimo, soltanto il Mio Spirito d’Amore che lo spirito primordiale un tempo ha rifiutato e si è chiuso ad ogni irradiazione d’Amore. Come uomo l’anima, lo spirito primordiale caduto, porta una Scintilla dello Spirito divino in se, ma si deve riconoscere nei suoi confronti nella libera volontà, che ora fa coscientemente quando si apre alla Mia Irradiazione d’Amore e con ciò l’Amore stesso agisce. Lei ha perciò in sé lo spirito ed il suo compito terreno è solamente quello di lasciarsi influenzare da questo spirito, che ha sempre per conseguenza che l’amore esercita l’amore e si collega con Me tramite l’amore, dato che Io Sono l’eterno Amore dopo di che l’anima si unisce di nuovo con il suo spirito. Lo spirito primordiale non si comporta più con rifiuto verso Me e la Mia Irradiazione d’Amore, ma tende coscientemente verso Me. Egli chiede la Mia Irradiazione, ed ogni separazione tra Me e lui è eliminata. Egli è di nuovo lo stesso essere primordiale divino che era uscito da Me e che dopo la sua volontaria caduta da Me ritorna anche liberamente da Me, ma ora è diventato il “Mio Figlio” che Io non ho potuto crearMi, ma che richiedeva la libera volontà dell’essere creato per diventare perfetto al massimo. Si è quindi divinizzato nella libera volontà e può ora creare ed agire con Me nella massima beatitudine nella libera volontà, che è però anche la Mia, perché un essere perfetto non può volere e pensare diversamente da Me, dato che Io Stesso Sono lo Spirito più perfetto in tutto l’Infinito.
Amen
Vertaler