• Terug

Innerlijke zelfbeschouwing

Ook u, mijn getrouwen, moet Ik vermanen om ijverig aan uw ziel te werken. Want u draagt allen nog niet rijp geworden substanties in u zolang u op aarde bent. U hebt allen nog meer of minder te strijden met uw aanleg, met allerlei zwakheden en begeerten, en steeds moet u er aan denken dat u al deze substanties moet vergeestelijken tijdens uw leven op aarde. Er zal een altijddurende strijd moeten plaatsvinden en u moet overwinnaar worden. U moet in alle liefde proberen in te werken op het onrijpe geestelijke in u, dat het u met rust laat, dat het zich aansluit bij het verlangen van de geest in u, dat het uw ziel niet meer benauwt en dat deze haar klim omhoog steeds makkelijker kan afleggen zonder daarbij gehinderd te worden.

Ik wil u allen de weg naar de gelukzaligheid verlichten, maar u zult ook zelf aan u moeten werken. U zult uzelf ernstig moeten onderzoeken welke zwakheden en fouten er nog op u drukken. U zult u moeten afvragen of uw ziel nog geboeid is door een of andere begeerte. U zult elk onzuiver gevoel in u moeten bestrijden, elke toornige opwelling in u wegdrukken. U mag geen onedele gedachten uitstralen, u mag geen mens uw liefde onthouden. U moet proberen elk onrecht dat u een medemens hebt aangedaan goed te maken.

Uw denken moet altijd edel en oprecht zijn, wat elke gedachte aan haat en wraak uitsluit. Elk liefdeloos woord moet u vermijden en u moet er steeds aan denken dat u naar mijn liefde, barmhartigheid en vergiffenis verlangt en dus uw medemens hetzelfde schenken. U moet bij al uw denken en spreken weten dat Ik daar zelf van op de hoogte ben en u moet u afvragen of u zich in mijn tegenwoordigheid wel juist gedraagt.

Ik weet dat u allen nog zwak bent, dat de strijd die u tegen uzelf moet voeren wel de zwaarste is. Maar mijn kracht staat u altijd ter beschikking. U hoeft maar een smekende gedachte tot Mij te richten en waarlijk, Ik zal u kracht doen toekomen en u zult overwinnaar zijn. U zult de onrijpe geesten in u tot kalmte kunnen brengen, ze zullen u steeds meer met rust laten, ze zullen zich matigen en zich houden aan de wens van de ziel om te bedaren en zelf een beroep doen op die kracht voor eigen loutering. Want deze mogelijkheid staat hen vrij, om in het aardse leven zelf rijp te worden en zich bij de ziel aan te sluiten, omdat deze al het rijp geworden geestelijke met zich meeneemt naar het rijk hierna, wanneer ze het aardse lichaam verlaten moet. De ziel zelf heeft uit de tijd van voor haar belichaming nog driften van allerlei aard in zich die ze moet veranderen in het tegendeel. En ook het vleselijk lichaam brengt haar in het nauw omdat het uit lage geestelijke substanties gevormd is.

Maar de mens heeft ook de mogelijkheid om op al het onreine geestelijke verlossend in te werken, wanneer hij alle slechte eigenschappen die hij in zich heeft probeert om te laten slaan in het tegendeel, tot hij zelf deemoedig, zachtmoedig, vredelievend, barmhartig en rechtvaardig - tot hij zelf liefde is geworden die al die deugden insluit en de mens dan ook geheel rijp geworden het geestelijke rijk kan binnengaan. Onderzoek daarom ernstig aan welke deugden het u nog mankeert. Onderzoek of u deze verandering van uw wezen al helemaal tot stand hebt gebracht. Onderzoek waaraan het u nog mankeert en werk serieus aan uzelf. En u zult heel zeker succes kunnen boeken wanneer u maar ernstig wilt en Mij om het toezenden van kracht vraagt omdat u alleen te zwak bent.

Roep tot Mij in Jezus dat Ik uw wil zal sterken, dat u de wilszwakte zult verliezen, dat Ik u vergeef waar u zondig bent geworden en waarlijk - mijn bijstand voor u is zeker. Want Ik wil dat uw zielen rijp worden en Ik heb waarlijk mijn vreugde aan diegenen die de omvorming van hun wezen tot liefde serieus nemen. Want zodra de liefde u vervult, zullen ook alle lage geestelijke substanties in u vergeestelijkt worden, omdat ze de kracht van de liefde niet kunnen weerstaan. Waar echter deze onrijpe geesten nog werkzaam zijn, daar is de liefde nog niet groot genoeg, ofwel: Ik zelf kan nog niet in alle volheid in u werkzaam zijn en u zult moeten strijden opdat u rein zult worden en Ik mijn intrek bij u kan nemen. En dan bent u ook in uzelf verlossend bezig geweest.

Amen

Innere Selbstbetrachtung....

Auch euch, Meine Getreuen, muß Ich ermahnen zu eifriger Seelenarbeit, denn ihr traget alle noch unausgereifte Substanzen in euch, solange ihr auf Erden weilet. Ihr habt alle noch mehr oder weniger zu kämpfen mit Veranlagungen, mit Begierden und Schwächen jeglicher Art, und ihr sollt immer dessen eingedenk sein, daß ihr alle diese Substanzen vergeistigen sollet während eures Erdenlebens. Es wird ein immerwährender Kampf stattfinden müssen, und ihr sollt Sieger werden, ihr sollt in aller Liebe einzuwirken suchen auf das Ungeistige in euch, daß es abläßt von euch, daß es sich dem Verlangen des Geistes in euch anschließt, daß es eure Seele nicht mehr bedrängt und daß diese ihren Aufstieg zur Höhe immer leichter zurücklegen kann, ohne daran gehindert zu werden. Ich will euch allen den Weg zur Seligkeit erleichtern, aber ihr selbst müsset auch an euch tätig sein, ihr müsset euch selbst ernstlich prüfen, welche Schwächen und Fehler euch noch belasten; ihr müsset euch fragen, ob eure Seele noch gefesselt ist von irgendwelchen Begierden.... ihr müsset jede unreine Regung in euch bekämpfen, jede zornige Wallung in euch niederdrücken, ihr dürfet keine unedlen Gedanken aussenden und keinem Menschen eure Liebe vorenthalten.... ihr müsset jegliches Unrecht gutzumachen suchen, das ihr einem Mitmenschen zugefügt habt.... Euer Denken soll immer edel und lauter sein, was jeden Haß- und Rachegedanken ausschließt.... Jegliches lieblose Wort sollet ihr vermeiden und immer daran denken, daß ihr von Mir Liebe, Barmherzigkeit und Verzeihung erwartet, also das gleiche auch eurem Mitmenschen gewähren.... Ihr sollt bei allem, was ihr denkt oder redet, wissen, daß Ich Selbst darum weiß, und ihr sollt euch fragen, ob ihr in Meiner Gegenwart euch wohl recht verhaltet?.... Ich weiß es, daß ihr alle noch schwach seid, daß der Kampf, den ihr wider euch selbst führen sollet, wohl der schwerste ist.... Aber euch steht immer Meine Kraft zur Verfügung, ihr brauchet nur einen bittenden Gedanken richten zu Mir, und wahrlich, Ich werde euch die Kraft zuwenden, und ihr werdet Sieger sein.... Ihr werdet die Ungeister in euch zur Ruhe bringen können. Sie werden immer mehr von euch ablassen, sie werden sich bescheiden und auch dem Begehren der Seele nachkommen, sich zu sänftigen, und selbst die Kraft in Anspruch nehmen zur eigenen Läuterung.... Denn diese Möglichkeit steht ihnen frei, im Erdenleib selbst auszureifen und sich der Seele anzuschließen, weil diese alles ausgereifte Geistige mit sich hinübernimmt in das jenseitige Reich, wenn sie den Erdenleib verlassen muß. Die Seele selbst hat noch aus ihren Vorverkörperungen Triebe jeglicher Art in sich, die sie wandeln soll ins Gegenteil.... Und auch der Fleischkörper bedrängt sie, weil er aus ungeistigen Substanzen gebildet ist.... Aber es hat der Mensch auch die Möglichkeit, erlösend auf alle diese Ungeister einzuwirken.... wenn er alle schlechten Eigenschaften in sich zu verkehren sucht in das Gegenteil, bis er selbst zur Demut, Sanftmut, Friedfertigkeit, Barmherzigkeit, Gerechtigkeit.... bis er selbst zur Liebe geworden ist, die alle jene Tugenden einschließt, und der Mensch dann auch ausgereift eingehen kann in das geistige Reich. Und darum prüfet euch ernstlich, an welchen Tugenden es euch noch mangelt.... prüfet euch, ob ihr schon völlig in diese Umwandlung eures Wesens eingegangen seid.... prüfet euch, wo es euch noch mangelt, und arbeitet ernstlich an euch selbst.... Und ihr werdet ganz gewiß einen Erfolg verbuchen können, wenn ihr nur ernstlich wollet und Mich um Zuwendung von Kraft bittet, weil ihr allein zu schwach seid. Rufet zu Mir in Jesus, daß Ich euren Willen stärke, daß ihr die Willensschwäche verlieret, daß Ich euch vergebe, wo ihr sündig geworden seid, und wahrlich, Mein Beistand ist euch gewiß, denn Ich Selbst will es, daß ihr ausreifet an euren Seelen, und Ich habe wahrlich Meine Freude an denen, die es ernst nehmen mit der Umgestaltung ihres Wesens zur Liebe.... Denn sowie euch die Liebe erfüllt, werden auch alle ungeistigen Substanzen in euch sich vergeistigen, weil sie der Kraft der Liebe nicht widerstehen können. Wo aber diese Ungeister noch am Wirken sind, dort ist die Liebe noch nicht tief genug, oder auch: Ich Selbst kann noch nicht in aller Fülle in euch wirken, und ihr werdet kämpfen müssen, auf daß ihr rein werdet und Ich Selbst nun in euch Wohnung nehmen kann.... Und dann seid ihr auch in euch selbst erlösend tätig gewesen....

Amen