Ook dat zal u mensen eenmaal begrijpelijk worden, dat Ik zelf nimmer mijn invloed uitoefen en ooit uitgeoefend heb op het geestelijke dat Ik als vrij en zelfstandig buiten Mij geplaatst heb. Want zodra Ik het schiep als een zichzelf bewust wezen, was het ook uitgerust met een vrije wil en deze vrije wil was niet in het minst gebonden aan mijn wil, aan de straling van mijn liefde of aan enige invloed mijnerzijds. De wil was geheel vrij en kon aan iedere richting de voorkeur geven.
Maar dat het wezen een vrije wil had, was ook de waarborg dat het eenmaal de staat van "schepsel" kon veranderen in de staat van "kind", wat zonder de vrije wil ondenkbaar zou zijn geweest. Mijn doel bij de schepping van de wezens echter waren ware "kinderen Gods", dus wezens die zich in hoogste volmaaktheid bevinden, die deze volmaaktheid evenwel zelf bereiken moesten.
Steeds zal in u mensen de vraag opkomen of de gedachte van een afval van Mij, van Mij uit in die wezens gelegd is, of zij als het ware moesten afvallen omdat Ik Mij het doel van "ware kinderen" gesteld had bij het scheppen van de wezens. Maar dan zou u ook een vrije wil van de wezens kunnen betwisten, die echter de oorzaak was en ook de mogelijkheid van een afval gaf. Maar Ik zag sinds eeuwigheid vooruit hoe mijn schepselen hun vrije wil gebruikten en kon dus ook het in deze afval gefundeerde doel zien. Doch zowel de afval als ook het doel werd door Mij absoluut niet bepaald. De afval was een gevolg van de vrije wil, hoefde dus niet te gebeuren. Het doel is wederom het voortvloeisel uit de vrije wil. Het zal eenmaal bereikt worden, maar over de tijdsduur beslist het wezen weer zelf.
En zo moet dus gezegd worden dat Ik weliswaar van alles op de hoogte ben, dat altijd het één de grondslag is voor het ander en dat er geen afval had kunnen zijn als Ik de wezens de vrije wil zou hebben onthouden, dat echter dan ook het doel ongegrond zou zijn geworden dat Mij bewoog bij het scheppen van alle wezens en dat alleen hoogste gelukzaligheid betekende, zelfs al gingen er tijden van onmetelijk lijden aan vooraf.
Maar de afval van de wezens in vrije wil was een overtreding tegen Mij en mijn liefde. Want het wezen kon ook zijn wil met de mijne samen laten gaan, het hoefde zich niet van Mij af te wenden en uit de wet van de eeuwige ordening te treden. En ook talloze wezens die bij Mij bleven en toch onmetelijk gelukzalig zijn, hebben dat bewijs gegeven. En ook deze wezens worden toegelaten tot het kindschap Gods, als zij de gang door de diepte willen gaan met het doel de gevallen broeders te verlossen.
Het afvallen van Mij was echter niet mijn werk, niet mijn wil; doch ter wille van het hoogste doel liet Ik het gebeuren en Ik leg er steeds weer de nadruk op dat deze wezens het hoogste inzicht hadden, dat het helderste licht hen verlichtte en daarom het verkeerd richten van hun wil een verkeerd gebruik van hun wilsvrijheid was, dat dan ook de onzalige toestand tot gevolg had. Ik heb deze afval niet verhinderd daar Ikzelf anders de wilsvrijheid niet geëerbiedigd zou hebben, die echter het wezen tot een goddelijk wezen bestempelde. Want iets volmaakts is zonder vrije wil niet denkbaar. En hebt u eenmaal het doel bereikt, een waar kind van God geworden te zijn, dan zal voor u ook mijn plan van vergoddelijking volledig begrijpelijk zijn en u zult ook de afval van de geesten met andere ogen beschouwen, ofschoon het een zwaar vergrijp tegen mijn liefde geweest is.
En omdat de wet van de eeuwige ordening onveranderlijk is, kon die vergoddelijking altijd alleen maar overeenkomstig die wet plaatsvinden. Ze kon niet anders bereikt worden, omdat alle goddelijke eigenschappen die Ik bij het scheppen in deze wezens gelegd had, in vrije wil moesten worden nagestreefd, wat door de afval van Mij een noodzakelijkheid werd, maar ook veel moeilijker was dan in de staat van volmaaktheid te blijven in vrije wil. Dat de wezens afgevallen waren en dus zondigden tegen Mij heeft hun ook een uiterst lange toestand van ellende bezorgd, wat nooit zou hebben kunnen gebeuren als Ik zelf deze afval op een of andere wijze veroorzaakt zou hebben.
De volmaaktheid van die wezens kan niet in twijfel getrokken worden en toch vielen zij, wat steeds alleen met de wilsvrijheid te verklaren is, die eveneens een goddelijk genadegeschenk was, dat hun nooit ontnomen zal worden. En door het proces het gevallen geestelijke terug te voeren, is ook het niet-gevallene de mogelijkheid gegeven tot het kindschap Gods te komen, omdat dit vrijwillig ook de weg door de "diepte" kan gaan omwille van een verlossende missie, zodat dus de afval van Mij niet de enige voorwaarde is om het kindschap Gods te bereiken, veeleer heb Ik waarlijk nog andere wegen om de door Mij geschapen wezens tot mijn kinderen te vormen. De afval was dus niet nodig, maar vanwege de wilsvrijheid wel mogelijk. En Ik voorzag het sinds eeuwigheid. Daarom kon Ik ook het heilsplan laten ontstaan met het doel dat zowel Mij als ook de door Mij geschapen wezens bovenmate gelukkig maakt en dat Ik ook eens zal bereiken. En ook uzelf zult u eenmaal in de staat van hoogste volmaaktheid bevinden en inzien en begrijpen, welk een onmetelijke liefde naar al mijn schepselen uitgaat en dat deze liefde alleen het goede kan voortbrengen en dus ook het wezen dat door eigen schuld de dood gevonden heeft, weer het eeuwige leven verschaft.
Amen
VertalerAnche questo verrà una volta comprensibile a voi uomini, che Io Stesso non esercito mai la Mia influenza e mai ho esercitato sullo spirituale, che Io ho emanato come libero ed autonomo accanto a Me. Perché come Io l’ho creato come un essere in se auto consapevole, era anche provvisto con la libera volontà e questa libera volontà non era minimamente legato alla Mia Volontà, alla Mia Radiazione d’Amore o aduna Influenza da Parte Mia. La volontà era completamente libera e poteva decidersi in tutte le direzioni. Ma che l’essere aveva una libera volontà, era anche una garanzia per il fatto che poteva una volta modificare lo stato di una “creatura” nello stato di un “figlio”, che sarebbe stato impensabile senza la libera volontà. La Mia meta nella creazione degli esseri però erano veri “figli di Dio”, cioè degli esseri che stessero nella massima Perfezione, che dovevano però raggiungere questa Perfezione da loro stessi. In voi uomini sorgerà sempre la domanda, se il pensiero di una caduta da Me fosse stato posto in questi esseri da Me, se dovevano cadere ugualmente, perché Io Mi ero posto quella meta di “veri figli” durante la creazione degli esseri. Ma allora voi potreste anche rinnegare una libera volontà degli esseri, che però era la causa e che dava anche la possibilità di una caduta. Ma Io previdi da Eternità, come le Mie creature sfruttavano la loro volontà potevo vedere anche in ciò la meta fondata in questa caduta. Ma sia la caduta, che anche la meta non vennero da Me determinati in alcun modo. La caduta era conseguenza della libera volontà e quindi non doveva essere. La meta è di nuovo conseguenza della libera volontà. Una volta sarà raggiunta, ma sulla durata di ciò decide di nuovo l’essere stesso. E così deve essere dunque detto che Io bensì so di tutto, che una cosa motiva l’altra e che non avrebbe potuto esistere alcuna caduta, se Io avessi preservato la libera volontà agli esseri, che però allora anche la meta sarebbe venuta a mancare, che durante la Creazione di tutto l’essere Mi avrebbe stimolato e che significava solamente massima beatitudine, persino se precedevano dei tempi di incommensurabile sofferenza. Ma la caduta degli esseri nella libera volontà era un peccato contro di Me ed il Mio Amore, perché l’essere poteva anche passare la sua volontà insieme alla Mia, non aveva bisogno di distogliersi daMe ed uscire dalla legge dell’eterno Ordine. Ed innumerevoli esseri avevano anche dato questa conferma, che rimasero con Me e sono ugualmente incommensurabilmente beati. Ed anche questi esseri verranno ammessi al raggiungimento della figliolanza di Dio, se vogliono fare il cammino attraverso l’abisso allo scopo della salvezza dei fratelli caduti. La caduta da Me non era però opera Mia, la Mia Volontà; ma per via della sublime meta Io l’ho permesso e sottolineo sempre di nuovo, che questi esseri stavano nella massima conoscenza, che a loro brillava della Luce più chiara e l’orientamento avverso della loro volontà un abuso della loro libertà di volontà, che aveva per conseguenza anche lo stato infelice. Io non ho impedito questa caduta, altrimenti Io Stesso non avrei rispettato la libera volontà, che però rendeva l’essere un essere divino, perché qualcosa di Perfetto senza la libera volontà non era pensabile. E quando avrete raggiunto una volta la meta, siete diventati un vero figlio di Dio, allora vi sarà pienamente comprensibile anche il Mio Piano di “Divinazione”, e vedrete anche la caduta degli spiriti con altri occhi, anche se è stato un grave atto contro il Mio Amore. E dato che la legge dell’eterno Ordine è invariato, quella Divinazione poteva procedere sempre soltanto nella legge; altrimenti non poteva essere raggiunta, perché tutte le Caratteristiche divine, che Io avevo posto in questi esseri nella Creazione, dovevano venire ottenuti nella libera volontà, che attraverso la caduta da Me è divenuta una necessità, ma era anche più difficile, che rimanere nella libera volontà nello stato di perfezione. Che gli esseri erano caduti, e si sono incolpati di peccato contro di Me, ha apportato a loro anche uno stato estremamente lungo di sofferenza, che mai avrebbe potuto essere, se Io Stesso avessi causato questa caduta in qualche modo. La Perfezione di quegli esseri non può essere messa in discussione, e ciononostante cadevano, cosa che è sempre soltanto da spiegare con la libera volontà, che era pure un dono di Grazia divino, che a loro non verrà mai tolto. Ed attraverso il processo di ritorno dello spirituale caduto è data anche al non caduto la possibilità, di ottenere la figliolanza di Dio, perché anche questo può andare la via attraverso l’”abisso”, per via di una missione di salvezza, che perciò la “caduta da Me” non è l’unica premessa, di raggiungere la figliolanza di Dio, ma che Io veramente ho ancora altre vie, per formare gli esseri creati da Me come Miei figli. Perciò la caduta non era necessaria, ma possibile per via della libertà di volontà. Ed Io lo vedevo dall’Eternità e potevo perciò anche costruire il Piano di Salvezza che rende felice sia Me che anche gli esseri creati da Me e lo raggiungerò anche una volta. Ed anche voi sarete una volta nello stato di sublime Perfezione e riconoscete e comprendete quale incommensurabile Amore è dedicato a tutte le Mie creature, e che questo Amore può sempre soltanto generare del Bene ed aiutare anche colui che è venuto a morire per propria colpa di nuovo alla vita eterna.
Amen
Vertaler