Ik leid al het dode naar het leven. Want de oorsprong van alles, wat is, was leven. Het was een toestand van onophoudelijke werkzaamheid in licht en kracht, want de kracht van Mijn liefde. de diepste grondslag van al het bestaan doorstroomde ook dat, wat als iets wezenlijks van Mij was uitgegaan, en deze kracht moest nu ook werkzaam worden in ononderbroken werkzaamheid. Deze werkzaamheid bestond uit het voortdurend scheppen, maar over de aard van het geschapene kan jullie geen opheldering gegeven worden, omdat het geestelijke scheppingen waren, die jullie nog beperkte denken niet vatten kan. Maar het was werkzaam, en deze werkzaamheid was het bewijs van „leven“.
Toen de wezens zich van Mij afkeerden, toen ze zich verzetten tegen de kracht van Mijn liefde, vervielen ze langzaam-aan in een toestand van werkeloosheid en aldus kwamen ze van het leven in de dood Zij verhardden in hun substantie, ze werden onbeweeglijk, star en tot geen enkele daad in staat Maar ze waren nu ook niet meer zalig te noemen En in deze dode toestand bevinden zich nog talloze wezens, die eens als Mijn schepselen van Mij uitgegaan waren in alle volmaaktheid, die bovenmate zalig waren, omdat ze in licht en kracht onbeperkt konden werken maar die desondanks vrijwillig hun volmaaktheid opgaven, toen ze zich tegen Mij verzetten en het aanstralen van Mijn liefde weerden, toen ze Mijn tegenstander die als eerst-geschapen wezen zich eveneens van Mij losmaakte in de afgrond volgden. Nu kwamen ze dus vanuit het leven in de dood terecht.
Maar Ik laat hen niet eeuwig in deze toestand, Ik probeer al het dode weer het leven te geven, en Ik zal niet eerder rusten, tot Ik Mijn doel bereikt heb en al het eens van-Mij-afgevallene weer tot Mij teruggekeerd is tot het weer levend geworden is. Maar deze terugkeer naar Mij is een proces, dat eindeloos lange tijden duurt, dat zeker eenmaal tot een eind gekomen zal zijn, maar waarvan het wezen zelf de tijdsduur bepaalt. Want Ik moet met één ding rekening houden: de vrije wil, die elk wezen als teken van zijn goddelijkheid bezit en die dus ook de aard en de tijdsduur van het proces van terugkeer bepaalt.
Wat jullie nu om jullie heen zien, dus elk scheppingswerk, in alleen ontstaan ten behoeve van deze terugkeer, want Ik heb Me een heilsplan voorbereid, dat Mijn liefde en wijsheid als succesvol onderkende en dat Mijn macht om het uit te voeren, laat slagen. Ik wil het dode weer het leven geven. En dat betekent: al het starre, wat niet tot werkzaamheid in staat is, moet langzaam weer tot werkzaamheid toegelaten worden, die Ik weliswaar nu Zelf bepaal, omdat Ik de Mij-weerstrevende wil aan banden legde voor een bepaalde tijd van opwaartse ontwikkeling en het zo langzaam weer de toestand van „leven“ bereikt, maar in een toestand van moeten d.w.z., het bezit in deze tijd geen vrije wil, maar moet zich nu bezighouden naar Mijn wil, maar om met zekerheid na een eindeloos lange ontwikkelingsgang weer eenmaal de toestand van vrije wil te bereiken. En onder deze ontwikkelingsgang is te verstaan de gang door alle scheppingen der aarde een proces, die jullie zullen begrijpen, wanneer jullie je ieder scheppingswerk voorstellen als bevolkt door de afzonderlijke zielensubstanties, die aan het eens-gevallene wezen toebehoorden, dat in die dode toestand werd opgelost in ontelbare partikeltjes, die dus nu in de scheppingen de hun toegewezen werkzaamheid verrichten naar Mijn wil naar de goddelijke natuurwet.
Jullie mensen zullen jullie slechts een kleine voorstelling kunnen maken over wat de schepping in haar diepste grond is jullie moeten weten, dat zij niet willekeurig ontstaan is zonder zin of doel, maar dat ze een zeer geweldig doel heeft: bijdragen aan het opwekken van het dode tot leven Want dat, wat eens van Mij afvallig werd, waren wezens, die Ik naar Mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst had, die Ik gelukkig wilde maken en waarin ik tegelijkertijd ook Mijn gelukzaligheid wilde vinden Het waren schepselen van Mijn liefde, die ik voor eeuwig niet opgeef en die Ik wil helpen uit de dode toestand, die ze door eigen schuld veroorzaakt hadden, die ik naar het leven wil leiden, dat eeuwig duurt.
En daar Mijn liefde voor het door Mij eens geschapene niet minder is geworden, zal Ik ook niet verzwaken in Mijn inspanningen, deze dode schepselen het leven te geven. Maar eenmaal wordt hun ook de vrije wil teruggegeven, en dan moeten zij zelf het werk van Mijn liefde aan zichzelf voltooien Zij moeten zich in vrije wil weer tot Mij wenden, zoals zij zich eens in vrije wil van Mij afkeerden Zij moeten dus zelf voor de toestand van het leven kiezen, want hun laatste voltooiing wordt niet door Mijn, maar door hun wil bepaald. En als deze wil faalt, dan verlengt het wezen weliswaar zelf de duur van de dode toestand, maar eens bereik Ik toch zeker Mijn doel, want Ik laat niets over aan de toestand van de dood, wat eertijds met het doel van een vrij leven in licht en kracht uit Mijn liefde voortgekomen is.
Amen
VertalerJe mène tout ce qui est mort à la Vie. Parce que l'Origine de tout ce qui est, était Vie. C’était un état d'activité ininterrompue dans la Lumière et la Force, parce que Ma Force d'Amour, l'Origine de tout Être, compénétrait tout comme quelque chose d'Essentiel procédé de Moi, et cette Force maintenant devait se manifester par une activité ininterrompue. Cette activité était constituée par des créations constantes, mais sur le genre de celles-ci il ne peut vous être donné aucun éclaircissement, parce que c’étaient des Créations spirituelles que votre pensée limitée ne peut pas encore saisir. Mais elles étaient actives et dans cette activité elle démontrait la « Vie ». Lorsqu’ensuite les êtres s'éloignèrent de Moi, lorsqu’ils se sont rebellés à Ma Force d'Amour, ils tombèrent lentement dans un état d'inactivité et ainsi ils passaient de la Vie à la mort. Ils se durcissaient dans leur substance, et devenaient immobiles, rigides et impuissants dans toute activité. Et donc ils ne pouvaient plus maintenant être appelés bienheureux. Et dans cet état de mort se trouvent encore d’innombrables êtres qui autrefois ont été procédés de Moi comme Mes créatures dans toute la perfection, qui étaient bienheureuses d’une manière admirable, parce qu'elles pouvaient agir sans limites dans la Lumière et la Force, cependant elles ont renoncé volontairement à leur perfection, lorsqu’elles se sont rebellées contre Moi et ont refusé Mon Rayonnement d'Amour, lorsqu’elles ont suivi Mon adversaire dans l'abîme, qui en tant que premier être créé s'est aussi éloigné de Moi. Alors elles passèrent de la Vie à la mort. Mais Je ne les laissais pas dans l’éternité dans cet état. Je cherchais à redonner à tout ce qui est mort la Vie et Je ne Me reposerai pas tant que Je n'aurai pas atteint Mon But et que tout ce qui s'est éloigné de Moi soit revenu à Moi. Mais ce retour à Moi est un processus qui dure des temps infiniment longs, mais qui sera sûrement conduit à la fin, mais dont la durée de temps est décidée par les êtres eux-mêmes. Parce que Je dois respecter une chose : la libre volonté que chaque être possède comme signe de sa Divinité et qui donc détermine aussi le mode et la durée du temps du processus de retour dans son pays. Ce que vous voyez maintenant autour de vous, c’est à dire chaque Œuvre de Création est levée seulement en vue de ce Retour, parce que Je Me suis préparé un Plan de Salut que Mon Amour et Ma Sagesse a reconnu être un succès et que Mon Pouvoir porte à l'exécution. Je veux donner la Vie à ce qui est mort, et cela signifie, porter à l’activité tout ce qui est rigide, tout ce qui est incapable doit de nouveau lentement être admis à l’activité que maintenant Moi-même Je décide, parce que J’ai lié la volonté qui s'est rebellée contre Moi pour un certain temps pour le développement vers le haut et ainsi il arrive de nouveau lentement à l'état de « Vie », mais dans l'état d’obligation, c'est-à-dire que dans cette période il ne possède aucune libre volonté, mais il doit se bouger selon Ma Volonté, pour arriver avec sécurité de nouveau dans l'état de libre volonté après un parcours de développement infiniment long. Et avec ce parcours de développement il faut entendre le parcours à travers toutes les Créations de la Terre – un processus qui devient compréhensible pour vous, lorsque vous vous imaginez chaque Œuvre de Création comme vivifiée par des substances élémentaires d'âmes qui appartenaient à l'être autrefois tombé qui, dans son état de mort, a été dissous en d’innombrables particules qui sont donc maintenant dans les Créations et déroulent l'activité qui leur ont été assignée selon Ma Volonté, selon la loi divine de la nature. Vous les hommes devez seulement vous faire une petite idée sur ce qu’est au fond la Création. Vous devez savoir qu'elle ne s'est pas levée arbitrairement sans sens ni but, mais que son but est un but vraiment miraculeux : c’est de contribuer au réveil à la Vie de ce qui est mort. Parce que ce qu'autrefois M’est devenu infidèle, c’étaient des êtres que J'avais externalisés de Moi à Mon Image, que Je voulais rendre bienheureux, et Je trouvais aussi en même temps dans cela Ma Béatitude. C’étaient des créatures de Mon Amour, auxquelles Je ne renonce pas dans l’éternité, et que Je veux aider à sortir de nouveau de leur état de mort causé par leur propre faute, que Je veux mener à la Vie qui dure dans l’éternité. Et vu que Mon Amour pour le créé autrefois par Moi n'est pas diminué, Je ne céderai pas dans Mon effort pour donner la Vie à ces créatures mortes. Mais un jour viendra où il leur sera rendu la libre volonté, et alors elles devront terminer elles-mêmes l'Œuvre de Mon Amour. Elles devront de nouveau tendre vers Moi dans la libre volonté, comme elles se sont autrefois éloignées de Moi dans la libre volonté. Elles devront choisir l'état de Vie, parce que leur dernier perfectionnement n’est pas déterminé par Ma Volonté, mais par la leur. Et si cette volonté échoue, alors l'être prolonge la durée de son état de mort, mais un jour J’atteindrai Mon But avec certitude, parce que Je ne laisse rien dans la mort de ce qui est procédé autrefois dans la Vie libre dans la Lumière et la Force de Mon Amour.
Amen
Vertaler