Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Goddelijke liefde - Eigenliefde

Welke geestelijke resultaten de ziel aan het einde van haar leven op aarde kan laten zien, heeft de mens zelf door zijn levenswandel bepaald, want hij heeft hem vrij en niet gedwongen mogen leiden en hij hoefde zich alleen maar aan de Wil van God te onderwerpen, opdat hij de ziel haar rijpheid opleverde. En zoals hij nu zijn wil heeft benut, bepaalt dit het lot van de ziel in het rijk hierna. De mensen worden steeds meer aangespoord aan hun leven na de dood te denken en daarmee overeenkomstig dus hun levenswandel te leiden. Maar het geloof in een voortleven van de ziel is te zwak of helemaal niet aanwezig en daarom zijn de mensen lauw in hun werk aan de ziel. Ze leven alleen maar voor deze aarde en bereiken maar zelden een graad van rijpheid, die hen een klein licht oplevert, wanneer ze uit dit leven scheiden. En ze hoeven toch alleen maar een leven in liefde te leiden, dan is hun levenswandel al in overeenstemming met de Wil van God en hij levert hen de zielerijpheid op. Maar het verlangen naar de materie verstikt meestal het vonkje liefde in het hart van de mens, want de eigenliefde is nog te groot en deze verlangt slechts, maar ze geeft niet. Maar alleen de onbaatzuchtige Liefde, die wil geven en gelukkig maken, is goddelijk, dus in overeenstemming met Gods Wil, omdat Ze ook het Oerwezen van God is.

De verlangende liefde daarentegen is niet goddelijk en ze zal de ziel nooit een graad van rijpheid opleveren. Maar het merendeel der mensen is vervuld van verlangende liefde en hun verlangen geldt alleen aards-materiële goederen, aards geluk, roem en aanzien. Het is een liefde, die alsmaar om de materie draait, die nooit het welzijn van de naaste geldt. Het is een ongoddelijke liefde, die de mensen alleen maar naar beneden trekt, maar ze nooit naar boven zal laten gaan. Zo’n liefde is niet in de goddelijke ordening. Ze is een geërfde eigenschap van diegene, die totaal zonder enige liefde is; die als tegenstander van God ook steeds de mensen tracht te beïnvloeden, zo’n eigenliefde in stand te houden, om het dichter bij God komen tegen te gaan, dat belangeloze liefde, die gelukkig wil maken, vooropstelt.

Maar de mensen denken er niet over na, dat het doel van hun aardse leven niet alleen maar de vervulling van aardse wensen kan zijn. En ze menen ook het recht ertoe te hebben, uit de wereld te winnen, wat ze hen maar biedt. Ze geloven niet in een voortleven en zijn daarom ook onverantwoordelijk in hun levenswandel op aarde. Maar ze kunnen niet gedwongen worden anders te denken en te willen, ze moeten vrij uit zichzelf beslissen, welke weg ze willen gaan op aarde. En dus moeten ze zelf tot inzicht komen, maar ze worden ook steeds weer gewaarschuwd en vermaand en hoefden alleen maar tegenover zulke vermaningen een keer in gedachten hun standpunt te bepalen, wat ze echter meestal achterwege laten. Daarom dus bepaalt de mens zelf de graad van rijpheid van de ziel. Hij bepaalt de geestelijke rijkdom of armoede van de ziel aan het einde van haar weg over de aarde. Hij bepaalt het lot van de ziel in het rijk hierna, dat niet anders kan zijn, dan zoals de mens het heeft nagestreefd.

Pas wanneer de blik van de mens geestelijk is gericht, wanneer de mens nadenkt over de zin en het doel van het aardse leven, over een voortleven na de dood, zal het verantwoordelijkheidsbesef in hem ontwaken. En zalig hij, die al vroeg tot het inzicht komt, dat hij zelf zijn ziel moet helpen rijp te worden. Zalig hij, die zijn eigenliefde al vroeg bestrijdt en leeft in onbaatzuchtige naastenliefde. Het zal hem lukken, voor de ziel de graad van rijpheid te verwerven, die haar voor de duisternis behoedt, wanneer het leven van het lichaam is beëindigd. Want ze zal gelukzalig worden in het geestelijke rijk, ze zal de dood niet hoeven te vrezen, omdat ze immers binnengaat in het leven, dat eeuwig duurt.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

L'Amour divin – l'amour propre

Les résultats spirituels que l'âme peut montrer à la fin de sa vie terrestre sont déterminés par le chemin de vie de l'homme lui-même, parce qu'il a pu le mener librement et sans contrainte, il devait seulement se soumettre à la Volonté de Dieu pour qu'Il procure à l'âme la maturité, et la façon dont il a maintenant utilisé sa volonté détermine son sort dans le Règne de l'au-delà. Les hommes sont de nouveau toujours exhortés à penser à leur vie après la mort et à mener leur vie en conséquence. Mais la foi dans la continuation de la vie de l'âme est faible ou bien n'existe pas vraiment, et donc les hommes sont tièdes dans le travail sur leur âme, ils vivent seulement pour cette Terre et atteignent seulement rarement un degré de maturité qui leur procure une petite Lumière, lorsqu’ils décèdent de cette vie. Ils doivent seulement mener une vie dans l'amour, alors leur chemin terrestre correspond déjà à la Volonté de Dieu et leur procure la maturité de l'âme. Le désir pour la matière étouffe presque toujours l’étincelle d'amour dans le cœur de l'homme, parce que l'amour propre est encore trop grand et celui-ci exige seulement mais ne donne pas. Seulement l'amour désintéressé qui veut donner et rendre heureux est divin, donc il correspond à la Volonté de Dieu, parce qu’il est aussi l'Être de Dieu de l'Éternité. L'amour prétentieux par contre est anti-divin, il ne procurera jamais un degré de maturité à l'âme : la majorité des hommes cependant sont plein d'amour prétentieux et leur désir est tourné seulement aux génies terrestres-matériels, au bonheur, à la renommée et à la réputation terrestres. C’est un amour qui tourne toujours seulement autour de la matière, qui n'est jamais tourné vers le bien du prochain, c’est un amour anti-divin qui attire l'homme seulement en bas, mais qui ne le fait jamais arriver en haut. Un tel amour n'est pas dans l'Ordre divin, il est la part d'héritage de celui qui est dépourvu d'amour, et qui en tant qu’adversaire de Dieu cherche toujours à influencer les hommes à soigner cet amour propre pour empêcher le rapprochement de Dieu qui suppose l'amour altruiste qui veut rendre heureux. Mais les hommes ne réfléchissent pas sur le fait que le but de leur vie terrestre ne peut pas être seulement l'accomplissement de désirs terrestres, et ils se croient même autorisés à tirer du monde ce qu’il peut seulement leur offrir. Ils ne croient pas dans une continuation de la vie et donc ils sont aussi des irresponsables sur le chemin de leur vie terrestre. Mais ils ne peuvent pas être forcés à penser et à vouloir autrement, ils doivent décider tout seul librement quelle voie ils veulent parcourir sur la Terre. Donc eux-mêmes doivent arriver à la connaissance, mais de nouveau ils sont toujours avertis et devraient seulement prendre mentalement position envers de tels avertissements, chose qu’ils omettent presque toujours. Donc l'homme lui-même détermine le degré de maturité de l'âme, il détermine la richesse spirituelle ou bien la pauvreté de l'âme la fin du parcours terrestre, il détermine le sort de l'âme dans le Règne de l'au-delà, qui ne peut pas être autrement que comme l'homme a tendu. Seulement lorsque les regards des hommes sont tournés spirituellement, lorsque l'homme réfléchit sur le sens et le but de la vie terrestre, sur une continuation de la vie après la mort, la conscience de la responsabilité se réveillera en lui et bienheureux celui qui arrive déjà vite à la connaissance, pour que lui-même puisse aider son âme à atteindre la maturité, bienheureux celui qui combat déjà vite son amour propre et le change en amour désintéressé pour le prochain, car cela le préservera de l'obscurité lorsque la vie corporelle de l'homme sera terminée, parce qu'il arrivera à la Béatitude dans le Règne spirituel, il n’aura pas à craindre la mort, parce qu'il entrera seulement dans une Vie qui dure dans l’éternité.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet