Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Geestelijke dood en hernieuwde kluistering

De geestelijke dood is het ergste lot, dat de ziel beschoren kan zijn, want ze is niet in staat zich daaruit te bevrijden, wanneer ze eenmaal de aarde heeft verlaten. Ze bestaat, is zich ook van zichzelf bewust en is toch volledig zonder licht en zonder kracht en dit is een toestand van mateloze kwelling. Hij leidt ook onafwendbaar weer tot de kluistering in de materie, wanneer er niet van de kant van de mensen een zodanig doeltreffende voorspraak wordt bewezen, dat de ziel daardoor kracht wordt toegevoerd, die haar kan veranderen, wanneer ze zelf de wil heeft, dat wil zeggen wanneer ze geen directe weerstand biedt. Zolang een ziel apathisch is in deze toestand, kan haar hulp worden geboden van de kant van de geestelijke lichtwereld, of door liefdevolle voorspraak. Maar ze kan ook zo verhard zijn, dat ze gloeiend van woede in opstand komt tegen de Macht, Die haar - zoals ze gelooft - gevangen houdt. Dan zinkt ze steeds dieper en verhardt ze tot vaste substantie, dan is de vooruitgang in het rijk hierna onmogelijk. Dan moet ze de eindeloos lange weg van de positieve ontwikkeling nogmaals gaan door de gehele schepping, want eenmaal moet deze ziel ontwaken ten leven, dat eeuwig duurt.

In dit gevaar, gedoemd te zijn de geestelijke dood te sterven, zijn ontelbare mensen op deze aarde, want in de eindtijd doen ze niets om zich het leven te verwerven. Ze leven zonder liefde en daarom ook zonder God, ze verharden hun ziel al op aarde tot materie, want hier streven ze naar en ze denken niet aan het geestelijke leven, dat ze de ziel moeten verschaffen zolang ze op aarde verblijven. Ze worden een prooi van hem, die heer van de aardse wereld is en streven ook naar diens goederen. En deze kunnen de ziel geen leven schenken, maar ze bereiden haar de geestelijke dood. En gaat ze in deze levenloze toestand het rijk hierna binnen, dan is ze ook in het grootste gevaar, want liefdeloze mensen laten zelden op aarde vrienden achter, die hen liefdevolle gedachten nasturen in het geestelijke rijk. En alleen zulke gedachten kunnen de zielen redden, want elke liefdevolle gedachte, elk gebed vol van liefde, doet zich bij deze zielen gevoelen als kracht, die een zodanige uitwerking kan hebben, dat de ziel verandert en de wil heeft opwaarts te klimmen. Dan is ze aan de eeuwige dood ontkomen, dan valt ze niet terug in de toestand, die haar een hernieuwde kluistering zou opleveren.

U, mensen, kent allen de kracht van de liefde niet, daar u anders uw best zou doen in liefde te leven en dan zou u levend worden, want de liefde zelf is leven en ze wekt al het dode weer op tot leven. Maar wanneer u deze kracht niet benut, wanneer u zonder liefde voortleeft, is er niets anders dan verharding van de geestelijke substantie van uw ziel en ze geraakt in een vreselijke toestand, want dood is dan niet het vergaan van uzelf, maar het blijven voort-vegeteren in het bewustzijn van uw bestaan, maar in kwellende onmacht en duisternis.

Zolang u nog op aarde leeft, zult u zich van deze toestand geen idee kunnen vormen. Maar u zou er alles aan moeten doen die te ontlopen, want op aarde is het voor u mogelijk; op aarde hebt u steeds weer de gelegenheid werken van liefde te verrichten en dan is het gevaar van de dood uitgeschakeld, dan zult u al op aarde ontwaken ten leven en dan kunt u ook het eeuwige leven binnengaan, dan hebt u de dood overwonnen. En u zult allen in liefde kunnen leven, want u hebt de goddelijke vonk van liefde in u, die alleen maar hoeft te worden ontstoken en die dan nooit meer zijn licht zal doven, omdat de liefde u steeds nieuwe kracht geeft en u werken kunt uit innerlijke aandrang, wanneer u eenmaal deze liefdevonk in u hebt ontstoken. Maar u kunt er niet toe worden gedwongen, u kunt alleen maar steeds op de verschrikking van de geestelijke dood worden gewezen, opdat u uit eigen aandrang deze verschrikking poogt te ontgaan. Want zolang u op aarde leeft, hebt u de kracht om werkzaam te zijn in liefde, maar bent u eerst eenmaal het rijk hierna binnengegaan, dan kunt u niets meer uit eigen kracht, dan bent u op hulp aangewezen en u kunt u gelukkig prijzen, wanneer zulke hulp u door mensen wordt verleend, wier gedachten u in liefde navolgen. Alleen de liefde verlost, alleen de liefde is kracht en ieder mens moet zich kracht verwerven, door werkzaam te zijn in liefde, zolang hij op aarde leeft, opdat hij niet zal vervallen aan de geestelijke dood.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La morte spirituale e nuova relegazione

La morte spirituale è il destino peggiore che può essere riservato ad un’anima perché da questa non può liberare sé stessa una volta che ha abbandonato la Terra. Lei esiste ed ha anche la consapevolezza di sé stessa ed è comunque totalmente senza Forza e Luce, e questo è uno stato di incommensurabile tormento. Conduce anche inevitabilmente di nuovo alla relegazione nella materia, se da parte degli uomini non viene prestata una intercessione così efficace affinché da ciò venga apportata all’anima la Forza che la possa cambiare, quando lei stessa ha la volontà, cioè non presta nessuna resistenza diretta. Finché un’anima è apatica in questo stato, le può essere dato l’aiuto da parte del mondo spirituale di Luce oppure attraverso l’amorevole intercessione. Ma può anche essere così indurita che s’inalbera divampante d’ira contro il potere che la tiene catturata, come crede lei. Allora risprofonda sempre più in basso e s’indurisce in sostanza solida; allora una risalita nel Regno dell’aldilà è impossibile, allora deve ancora una volta ripercorrere la via dello sviluppo verso l’Alto attraverso l’intera Creazione, perché una volta anche quest’anima deve risvegliarsi alla vita che dura in eterno. Innumerevoli uomini su questa Terra sono in questo pericolo di cadere nella morte spirituale, perché nel tempo della fine non fanno nulla per conquistarsi la Vita. Vivono senza amore e perciò anche senza Dio, induriscono in materia la loro anima già sulla Terra, perché tendono a questa e non pensano alla vita spirituale che devono creare all’anima finché dimorano sulla Terra. Cadono sotto colui che è padrone del mondo terreno e tendono anche ai suoi beni e queste non possono dare all’anima nessuna vita, le preparano la sicura morte spirituale. E se in questo stato senza vita entra nel Regno dell’aldilà, allora è anche nel più grande pericolo, perché degli uomini disamorevoli raramente lasciano dietro di sé degli amici sulla Terra che inviano loro nel Regno spirituale dei pensieri amorevoli. Soltanto questi possono salvare le anime, perché ogni pensiero amorevole, ogni preghiera colma d’amore, ha l’effetto di Forza su tali anime, che può avere un tale effetto che l’anima cambi ed abbia la volontà di salire in Alto. Allora è sfuggita alla morte eterna, allora non ricade nello stato che procura una rinnovata relegazione. Voi uomini tutti non sapete della Forza dell’amore, altrimenti vi adoperereste a vivere nell’amore, dovreste giungere alla Vita perché l’amore stesso è vita e voi risvegliereste di nuovo alla vita tutto ciò che è morto. Ma se voi non utilizzate questa Forza, se camminate senza amore, non esiste null’altro che l’indurimento della sostanza spirituale della vostra anima e giungete in un atroce stato, perché la morte non è poi lo scomparire di sé stessa, ma un vegetare nella consapevolezza dell’esistenza, in una tormentosa impotenza ed oscurità. Finché vivete ancora sulla Terra non potete farvi nessuna idea di questo stato, ma dovete fare di tutto per sfuggirgli, perché sulla Terra vi è possibile questo, sulla Terra avete sempre di nuovo l’occasione di svolgere delle opere d’amore ed allora è eliminato il pericolo della morte, allora dovete risvegliarvi alla vita già sulla Terra e poi potete anche entrare nella Vita eterna, allora avete vinto la morte. Voi tutti potete vivere nell’amore perché avete in voi la scintilla divina dell’amore che deve essere soltanto accesa e poi la sua Luce non si spegnerà mai più, perché l’amore vi darà sempre nuova Forza e agirete dalla spinta interiore una volta che avete accesa questa scintilla d’amore in voi. Ma non ne potete essere costretti, vi possono sempre soltanto essere indicati gli spaventi della morte spirituale, affinché cerchiate di sfuggire a questi spaventi con la vostra propria spinta. Finché voi vivete sulla Terra avete la Forza per l’agire d’amore; ma se siete una volta entrati nel Regno dell’aldilà, non potete più nulla con la vostra propria forza, allora dipendete dall’aiuto e vi potete considerare felici, se questo vi viene prestato da uomini i cui pensieri vi seguono nell’amore. Soltanto l’amore libera, soltanto l’amore è Forza ed ogni uomo deve conquistarsi la Forza attraverso l’agire nell’amore finché vive sulla Terra, affinché non cada nella morte spirituale.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich