Er wordt veel verlangd van diegenen die nog te zeer aan de wereld gebonden zijn en dezen moeten waarlijk geweld gebruiken om zich het hemelrijk te verwerven. Want ze zijn vastgeketend aan hem die heer van de wereld is, door hun menigvuldige zwakheden en begeerten van de dingen van deze wereld. Willen zij zich daarvan losmaken, dan is er een sterke wil voor nodig om een andere weg in te slaan. Dit voornemen is daarom niet gemakkelijk voor een uitgesproken wereldmens. Hij heeft daar hulp bij nodig, hij heeft de ondersteuning nodig van een macht die tegenover de heer van de wereld staat, die in staat is hem te bevrijden uit de macht van de eerdergenoemde. Hij heeft dus ondersteuning nodig van Jezus Christus, Die alleen deze macht heeft en de mens aan de tegenstander kan ontrukken. Hoe meer de wereld de mens in de ban houdt, des te groter is de macht van de tegenstander over hem en moet de mens werkelijk strijden tegen de verlokkingen en aantrekkingskracht van de wereld.
En deze strijd is niet gemakkelijk en hij zou ook zeker niet door de mens worden doorstaan, maar zodra deze eenmaal de wil heeft opgevat zich los te maken, verlaat deze gedachte hem niet meer. Want nu is God zelf al tussenbeide gekomen en Hij zal Zijn invloed nu op elke manier trachten te doen gelden, zonder echter de mens te dwingen zijn levenswandel te veranderen.
Maar heeft de mens eenmaal deze gedachten in zich laten opkomen, afstand te doen van de wereld ter wille van een hoger doel, dan zullen zijn gedachten zich ook steeds meer met God en Zijn wil bezighouden. Hij zal ook aan de goddelijke Verlosser Jezus Christus denken en nu ook van Diens kant versterking van zijn wil mogen ondervinden, al naar gelang zijn eigen wil en diens richting. En de strijd tegen wereldse verzoekingen zal al in hevigheid afnemen, maar het hemelrijk zal steeds dichterbij komen omdat de mens de strijd heeft aangebonden met de heerser van de wereld, en het rijk dat "niet van deze wereld" is hem nu in z’n greep begint te krijgen.
"Het hemelrijk lijdt geweld en alleen wie geweld nodig heeft, trekt het naar zich toe." Deze woorden zijn gezegd voor de aardbewoners die juist alleen door gebruik te maken van geweld in staat zijn zich los te maken van hun heer tot nu toe. Want voor de anderen gelden de woorden: "Mijn juk is zacht en mijn last is licht." Maar dan moet de wereld met haar verzoekingen al zijn overwonnen. Dan zal de mens de last niet meer zo voelen, hem zal het verlangen van God heel gemakkelijk te vervullen voorkomen omdat hij al in verbinding met Hem staat en bewust de weg gaat die op het geestelijke rijk is gericht, omdat de strijd tegen de wereld dan al gevoerd is met als resultaat dat de rijken nu verwisseld zijn, dat deze wereld al verleden tijd is en het rijk Gods op de eerste plaats is gekomen, dat er dus geen erg grote last meer op de mens drukt en hij daarom de weg over de aarde bijna onbelast kan gaan, met een licht juk en een lichte last.
Maar deze weg leidt naar het doel, zoals ook een gewelddadige strijd tegen de wereld heel zeker de mens het doel zal laten bereiken dat hij het "hemelrijk" in bezit zal kunnen nemen wanneer hij zijn aardse lichaam aflegt en het geestelijke rijk binnengaat. Want zijn wil die gericht was op het geestelijke rijk, heeft overwonnen omdat hem te allen tijde de nodige kracht werd geschonken zodra het maar zijn ernstige wil was het "hemelrijk" in bezit te kunnen nemen.
En deze beslissing moet in het leven op aarde al worden getroffen. De wereld moet worden onderkend als bezit van de tegenstander van God en er moet worden ingezien dat het rijk Gods niet van deze wereld is. Dan is alleen de goede wil voldoende, dat de mens kracht wordt toegezonden om de strijd op te nemen tegen de aardse wereld met al haar verlokkingen en verzoekingen en alleen te streven naar het hemelrijk dat wel geweld nodig heeft voor hem die juist aan die aardse wereld toebehoort maar ook het leven in gelukzaligheid wil bereiken.
De aardse wereld echter zal de mens nooit eeuwige gelukzaligheid kunnen schenken. De aardse wereld kan alleen geven wat aards, dus vergankelijk is. En alles zal vervallen bij de dood van de mens, wanneer hij alles achter moet laten wat de aarde toebehoort. Maar wie zich al op het geestelijke rijk heeft gericht, die zal geen angst voelen voor de dood van het lichaam. Want hij weet dat hij niet kan vergaan, maar verder zal leven in een rijk dat onvergelijkelijk mooier is dan de aardse wereld en dat te verkrijgen daarom doel en streven van ieder mens moet zijn zolang hij op aarde leeft.
Amen
VertalerDa coloro che sono ancora attaccati troppo al mondo, viene chiesto molto e costoro devono davvero impiegare violenza per conquistarsi il Regno dei Cieli, perché sono incatenati a colui che è padrone di questo mondo attraverso le loro molteplici debolezze e brame per cose di questo mondo. Se si vogliono distaccare da questo, allora ci vuole una forte volontà per intraprendere un’altra via. Perciò questo intento non è facile per un uomo mondano interpellato. Per questo ha bisogno di aiuto, ha bisogno del Sostegno di un Potere che è opposto al padrone del mondo, Quale è in grado di liberarlo dal potere del primo menzionato. Quindi ha bisogno di Sostegno attraverso Gesù Cristo, il Quale Solo ha il Potere e può sottrarre l’uomo all’avversario. Più il mondo incatena l’uomo, maggiore è il potere dell’avversario su di lui, e l’uomo deve davvero combattere contro le seduzioni ed i fascini di questo mondo. E questa lotta non è facile, e non potrebbe essere davvero sostenuta dall’uomo, ma appena costui ha preso la volontà di distaccarsi, questo pensiero non lo abbandona più, perché ora Dio Stesso Si E’ incluso, cercherà di far valere sin da ora la Sua Influenza in ogni modo, senza però costringere l’uomo al cambiamento del suo modo di vivere. Ma se l’uomo ha fatto sorgere in sé una volta il pensiero, di rinunciare al mondo per via di una meta superiore, allora i suoi pensieri si occuperanno anche di più con Dio e la Sua Volontà, penserà anche al divino Redentore Gesù Cristo e potrà anche sperimentare da Parte Sua la fortificazione della volontà, secondo la sua propria volontà ed il suo orientamento. E la lotta contro tentazioni mondane cederanno già nella loro durezza, ma il Regno dei Cieli verrà sempre più vicino, perché l’uomo ha cominciato la lotta contro il padrone del mondo ed ora il Regno che “non è di questo mondo” comincia ad incatenarlo. “Il Regno dei Cieli subisce violenza, e soltanto chi usa violenza, la strappa a sé.... ” Queste Parole sono dette per i mondani, che sono in grado di distaccarsi dal loro attuale padrone tramite l’impiego di violenza; perché per gli altri valgono le Parole: “Il Mio Giogo è soave, ed il Mio peso è leggero.... ” Ma allora il mondo con le sue tentazioni deve già essere stato vinto, allora l’uomo non sentirà più il peso, la Pretesa di Dio gli sembrerà facile da adempiere, perché è già in collegamento con Lui e percorre coscientemente la via che è rivolta nel Regno spirituale, perché allora la lotta contro il mondo è già stata combattuta con successo, che ora i Regni vengono interscambiati, che questo mondo è già alle spalle ed il Regno è venuto al primo posto, che quindi l’uomo non è più oppresso da un peso ultragrande e lui può percorrere la vita terrena già quasi senza peso, con un giogo facile ed un peso leggero. Ma questa via conduce alla Meta, come anche una violenta contro il mondo farà raggiungere certamente all’uomo la meta, che potrà prendere in possesso il “Regno dei Cieli”, quando depone il suo corpo terreno ed entra nel Regno spirituale; perché ha vinto la sua volontà, che era rivolta al Regno spirituale, perché gli viene data sempre la Forza necessaria, appena la sua volontà è seria, per poter prendere possesso del “Regno dei Cieli”. E questa decisione deve essere presa già nella vita terrena, il mondo deve essere riconosciuto come il possesso dell’avversario di Dio, e deve essere riconosciuto che il Regno di Dio non è di questo mondo. Allora basta soltanto la buona volontà affinché all’uomo venga guidata la Forza, per intraprendere la lotta contro il mondo terreno con tutte le sue seduzioni e fascini e per tendere unicamente al Regno dei Cieli, che ha ben bisogno di violenza per colui che appartiene appunto a quel mondo terreno, ma che vuole anche arrivare alla vita nella beatitudine. Il mondo terreno però non potrà mai regalare all’uomo l’eterna beatitudine, il mondo terreno può solamente dare ciò che è terreno, quindi perituro, e tutto decade con la morte dell’uomo, quando deve lasciare indietro tutto ciò che appartiene alla Terra. Ma chi si è già rivolto al Regno spirituale, non sentirà nessuno spavento per la morte del corpo, perché sa che non può perire, ma che continuerà a vivere in un Regno che è incomparabilmente più bello che il mondo terreno e che perciò dovrebbe essere la meta ed il tendere di ogni uomo finché vive sulla Terra.
Amen
Vertaler