Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Verrijzenis op de derde dag

En u zult allen kunnen jubelen en juichen, want de Heer is opgestaan uit de dood. Zo klonk het in het rijk der geesten, evenals bij de mijnen aan wie Ik op de derde dag ben verschenen toen Ik het graf had verlaten en aan mijn discipelen verscheen. Diepe droefheid was hun harten binnengetrokken, want ze hadden dat verloren wat heel hun inhoud was geweest in de tijd waarin ze met Mij op aarde wandelden. Ze hadden Mij, zoals ze meenden, voor eeuwig verloren aan de dood, want ze wilden en konden het niet geloven dat Ik zou opstaan uit de dood, hoewel Ik ze tevoren daarop opmerkzaam had gemaakt. De discipelen waren nog net zo aards gebonden en de realiteit van de aardse wereld ontnuchterde hen en vrees en jammer had hen in zo grote mate te pakken dat Ik ze wilde troosten en sterken en daarom aan hen ben verschenen na mijn verrijzenis. Ik had hun de opdracht gegeven uit te gaan in de wereld om Mij te verkondigen, dat wil zeggen mijn goddelijke leer van de liefde te verbreiden en de mensen in kennis te stellen van het werk van verlossing dat Ik voor alle mensen had volbracht. Maar om deze missie uit te kunnen voeren moesten ze volledig overtuigd zijn van de waarheid van datgene wat ze moesten verkondigen.

En tot het verlossingswerk behoorde ook mijn verrijzenis die pas het werk van verlossing bekroonde. Want de mensen moesten vernemen dat Ik de dood had overwonnen, dat er eeuwig geen dood meer hoeft te zijn voor degene die Mij navolgt, die de zegen van mijn verlossingswerk wil ontvangen en die dus een leven leidt zoals Ik het op aarde heb geleid. Deze hoeft dus geen dood meer te vrezen, omdat Ik de dood heb overwonnen en dus ook degene die hem in de wereld had gebracht. En daarom is mijn verrijzenis zichtbaar voor de mensen gebeurd, dat wil zeggen: alleen aan hen, wier graad van rijpheid het mogelijk maakte dat ze geestelijk konden zien, kon Ik ook zichtbaar verschijnen. Want mijn lichaam was geestelijk, het was niet meer het vleselijke lichaam, dat daarom ook alleen zichtbaar kon zijn aan hen, die al het geestelijk gezicht bezaten en aan wie Ik daarom ook mijn verrijzenis had aangekondigd.

Dat mijn graf leeg was deed ook wel de andere mensen verbaasd staan, maar ze zochten allerlei andere verklaringen dan die, dat Ik ben opgestaan uit de dood. En deze leer zal juist steeds een "geloof" vragen, dat echter ook alle mensen kunnen verkrijgen wanneer ze vrijwillig onder mijn kruis komen, wanneer ze tot diegenen willen behoren voor wie Ik de bitterste dood aan het kruis gestorven ben. Het geloof in Mij en mijn verlossingswerk sluit ook tegelijkertijd het geloof in mijn verrijzenis in, omdat een door mijn bloed verloste ziel al de zekerheid van een onvernietigbaar leven in zich heeft.

De discipelen waren nog niet vervuld van mijn geest. In hen was het na mijn kruisiging nog donker omdat de angst in hen, die menselijk was, geen licht toeliet. En Ik kwam ze te hulp door mijn zichtbaar verschijnen, dat hen dan echter ook alles overheersend overtuigde en blij en gelukkig deed worden, zodat hun missie hun nu gemakkelijk uitvoerbaar leek en ze zich nu met nog meer kracht wilden inzetten voor de verkondiging van mijn leer en mijn kruisdood, samen met mijn opstanding. In de dagen na mijn verrijzenis kon Ik mijn discipelen direct kracht doen toekomen, want de verlossing, ook van deze zielen, had nu plaatsgevonden en ze konden zich al losmaken van hun heer tot nu toe. En zonder schroom begonnen zij toen aan hun taak om te verkondigen, want ze wisten dat ze nu niet meer konden sterven, of alleen nog lichamelijk, dat ze echter in mijn rijk verder leven. En zo had ook voor hen de dood zijn verschrikking verloren.

De daad van de verrijzenis was dus als het ware pas een hulp voor de mijnen, die Ik in de grootste zielennood had achtergelaten omdat hun geloof toch nog niet de standvastigheid had die nodig was voor hun opdracht, mijn woord uit te dragen in de wereld. Ze moesten echter in mijn plaats spreken en ze moesten daarom nu ook dit overtuigd geloof hebben dat toch hun volledige verlossing vooropstelde, maar dan ook onweerlegbaar bij al mijn discipelen aanwezig was, zodat ze waarlijk getrouw mijn leer konden verbreiden toen nu hun missie begon.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

La Resurrezione il Terzo Giorno

Voi tutti potete rallegrarvi, perché il Signore E’ risorto dai morti. Così risuonò nel Regno degli spiriti, come anche presso i Miei, ai quali Io Sono apparso il terzo giorno, quando avevo lasciato la tomba e Mi mostrai ai Miei discepoli. Nei loro cuori era entrata una grande tristezza, perché avevano perduto ciò che è stato tutto il loro contenuto nel tempo, quando camminavano con Me sulla Terra. Loro Mi avevano perduto, come credevano, in eterno alla morte, anche se prima avevo fatto loro notare questo. I discepoli erano ancora legati al terreno e la realtà del mondo li ha disincantati, ed erano attanagliati da paura e sconforto in una così alta misura, che volevo confortarli e fortificarli e perciò Sono apparso a loro dopo la Mia Resurrezione. Avevo dato loro l’incarico, di uscire nel mondo e di annunciarMi, cioè, di diffondere la Mia divina Dottrina dell’Amore e di dare comunicazione agli uomini dell’Opera di Redenzione, che Io avevo compiuto per tutti gli uomini. Ma per poter eseguire questa Missione, dovevano essere pienamente convinti della Verità di ciò che dovevano annunciare. E dell’Opera di Redenzione faceva parte anche la Mia Resurrezione, che questa soltanto coronava l’Opera di Redenzione, perché gli uomini dovevano sapere che Io avevo vinto la morte, che in eterno non doveva più esistere nessuna morte per colui che è nel Mio Seguito, che vuole giungere nella Benedizione della Mia Opera di Redenzione, e quindi conduce una vita come l’ho condotta Io sulla Terra. Questo dunque non ha più da temere nessuna morte, perché ho vinto la morte e quindi anche colui, che l’ha portata nel mondo. E perciò la Mia Resurrezione si è svolta visibilmente davanti agli uomini, cioè, Io potevo apparire soltanto visibilmente anche a coloro il cui grado di maturità permetteva che potessero contemplare dello Spirituale, perché il Mio Corpo era spirituale, non era più il corpo di carne, che perciò poteva essere visibile soltanto a coloro, che possedevano già la vista spirituale ed ai quali Io avevo anche annunciato la Mia Resurrezione. Che la Mia tomba era vuota, ha stupito anche gli altri uomini, ma si cercavano tutte le altre spiegazioni eccetto quella, che Io Sono risorto dai morti. E questo Insegnamento richiederà appunto sempre una “fede”, che però la possono conquistare anche tutti gli uomini, quando vengono liberamente sotto la Mia Croce, se vogliono far parte di coloro, per i quali Io ho subìto la morte più amara sulla Croce. La fede in Me e nella Mia Opera di Redenzione include anche contemporaneamente la fede nella Mia Resurrezione, perché un’anima salvata mediante il Mio Sangue ha in sé già la certezza di una vita indistruttibile. I discepoli non erano ancora colmi del Mio Spirito, in loro era ancora buio dopo la Mia Crocifissione, perché la paura in loro, che era umana, non permetteva nessuna Luce. Ed a loro Io Sono venuto in Aiuto, mediante la Mia visibile Comparsa, che però li convinceva anche in modo potentissimo e li faceva diventare lieti e beati, in quanto ora la loro missione pareva loro facilmente eseguibile, perché ora si volevano applicare con Forza accresciuta per l’annuncio della Mia Dottrina e della Mia morte sulla Croce oltre alla Mia Resurrezione. Nei giorni dopo la Mia Resurrezione potevo fornire subito della Forza ai Miei discepoli, perché la Redenzione anche di queste anime ora procedeva, e si potevano già liberare lorda colui che fino ad ora era stato il loro padrone e senza timore intraprendevano poi la loro funzione di annunciatori, perché sapevano che ora non potevano più morire oppure solo secondo il corpo, che avrebbero continuato a vivere nel Mio Regno, e così anche per loro la morte aveva perduto il suo spavento. L’Atto della Resurrezione era in certo qual modo intanto un Aiuto per i Miei, che Io avevo lasciato nel più grande bisogno dell’anima, perché la loro fede non aveva ancora la fermezza che era necessaria per il loro incarico, di portare la Mia Parola fuori nel mondo. Ma loro dovevano parlare al Posto Mio, e perciò dovevano ora anche avere questa fede convinta, che premetteva la loro totale Redenzione, che poi era anche presente irrefutabilmente in tutti i Miei discepoli, in modo che potevano essere veramente dei fedeli diffusori della Mia Dottrina, quando cominciavano ora la loro missione.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Ingrid Wunderlich