Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

God is een “God van Liefde”, niet een God van toorn

Mijn Liefde en Erbarming zal het niet toelaten, dat een wezen zich eeuwig in de dood bevindt, dat het eeuwig is blootgesteld aan de kwellingen van de hel, dat het eeuwig niet wordt verlost. Er bestaat geen eeuwige verdoeming en ook Mijn eerstgeschapen wezen - nu Mijn tegenstander - zal eens weer door Mij worden aangenomen en kunnen binnengaan in hoogste gelukzaligheid, wanneer de tijd daar is. Want Ik ben een God van Liefde, maar niet een God van toorn, die alles meedogenloos verdoemt, wat zich eens tegen hem heeft gekeerd. Maar een God van Liefde straft niet, integendeel, Hij tracht het gevallene op te richten, Hij probeert het op te heffen uit de diepte omhoog, Hij wil dat het verlorene weer de weg terugvindt naar Hem, bij Wie het te allen tijde liefdevol onthaal vindt, omdat Ik en God van Liefde ben. En zo zal nooit de toestand van gescheiden zijn van Mijn eens gevallen schepselen eeuwig duren, deze zal eens beëindigd zijn en de innigste gemeenschap zal ieder wezen weer met Mij verbinden, zoals het eens in het allereerste begin was.

Maar de perioden van een scheiding kunnen onmetelijk lang zijn. Het wezen kan zich wel eeuwigheden verwijderd van Mij - en dus in een ongelukkige toestand - bevinden en het bepaalt zelf de tijdsduur van het zich afkeren van Mij. Dus schept het voor zichzelf ook de toestand van de hel, want niet Ik verdoem het wezen vanwege zijn vroegere zondenschuld, maar het wezen zelf schept voor zich de afstand van Mij; het wezen zelf stuurde op de verwijdering aan en moet daarom ook zelf streven naar het dichter bij Mij komen, omdat het door Mij in het allereerste begin vrij werd geschapen en deze vrijheid van hem heeft misbruikt. Daarom komt het eens weer in de toestand van vrijheid en moet het dan dus ook de terugkeer naar Mij bewerkstelligen. Een toestand, die het wezen voor zichzelf heeft geschapen, moet het ook zelf beëindigen, wil het weer een waarachtig gelukzalig wezen worden en niet slechts een marionet zijn, die Mijn Wil op een plaats stelt, die het niet zelf heeft gewenst.

Het wezen is zo lang in de toestand des doods, als dat het zich op afstand van Mij bevindt. En Mijn Wil is en blijft: het wezen het leven terug te geven, dat het verloor door eigen schuld. Dus kan er geen sprake zijn van een verdoemenis Mijnerzijds, die Mij als een onbarmhartige rechter voorstelt, die een schuld met de meest verschrikkelijke straf oplegt: eeuwig van Mij gescheiden te zijn. Mijn Wezen is Liefde en zelfs het zondig geworden schepsel bezit nog Mijn Liefde, omdat Mijn Natuur vanuit Haarzelf niets anders dan Liefde kent. En liefde wil steeds gelukkig maken, maar nooit straffen of verbannen, want u bent Mijn kinderen, die Ik vanuit Mijn Liefde schiep en die ook Mijn Liefde altijd en eeuwig zullen bezitten, ook wanneer ze zich op de meest grote afstand van Mij bevinden. En wanneer ze zich in de hel bevinden, wanneer ze massaal samenscholen in een werkelijk satanische gezindheid, dan probeert Mijn Liefde hen ook nog te redden en ze los te maken van Mijn tegenstander, die ze nog aanhangen. En alles probeer Ik om ze weer terug te winnen en aan hun heer te ontrukken. Maar dit gaat niet gedwongen, maar eist ook hun eigen wil en deze is het, die de tijdsduur van hun scheiding van Mij vaak eeuwigheden laat beslaan en waardoor u, mensen, dan een “eeuwige verdoeming voor geloofwaardig houdt, wanneer u zo onderricht wordt.

U moet steeds aan Mijn Liefde denken, Die niet ophoudt. En een liefdevolle Vader zal Zijn kind niet eeuwig aan Zijn vijand en tegenstander overlaten. Een liefhebbende Vader zal Zijn kind achterna gaan, waar het ook is, en het steeds een weg wijzen, die weer terugvoert naar Hem in het Vaderhuis. Maar de rechtvaardigheid gebiedt ook, dat het kind deze weg zelf moet gaan, omdat het zich juist op deze weg eens verwijderde van zijn Vader. De rechtvaardigheid gebiedt, dat het kind zijn ongelijk inziet en de Vader berouwvol smeekt, dat Hij hem zou willen helpen, de verre en zware weg te kunnen afleggen.

En Ik zal waarlijk niet aarzelen, dit kind te hulp te komen. Ik zal het tegemoet gaan en alles doen, om zijn terugweg korter te maken, maar Ik zal het ook steeds de vrije wil laten, eveneens de nabijheid van de Vader te zoeken, zoals Ik de nabijheid van Mijn kind zoek en het altijd ter beschikking sta. Want Mijn Liefde duurt eeuwig, daarom wil Ik niet eeuwig van Mijn kind gescheiden zijn. Maar het moet Mij ook zijn liefde schenken en dan wordt het waarlijk vanuit de dood tot leven gewekt, het zal leven in eeuwigheid in Mijn rijk en gelukzalig zijn.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Dieu Est un «Dieu d'Amour», pas un Dieu de colère

Mon Amour et Ma Compassion ne permettent pas qu'un être se trouve éternellement dans la mort, qu’il soit exposé éternellement aux tourments de l'enfer, qu’il ne soit pas libéré dans l’éternité. Il n'existe aucune damnation éternelle et même Mon être premier créé, maintenant Mon adversaire, sera un jour accueilli par Moi et il pourra entrer dans la plus sublime Béatitude lorsque sera arrivé le temps. Parce que Je Suis un Dieu d'Amour, pas un Dieu de colère, Lequel condamne impitoyablement tout ce qui s’est autrefois opposé. Un Dieu d'Amour ne punit pas, mais Il cherche à relever le mort, il cherche à le hisser de l'abîme en haut, Il veut que le spirituel perdu retrouve de nouveau la voie vers Lui, et il trouvera à chaque instant un Accueil affectueux, parce que Je Suis un Dieu d'Amour. Ainsi l'état de la séparation de la créature autrefois tombée de Moi ne durera pas éternellement, un jour elle sera terminée et chaque être sera de nouveau uni avec Moi dans la plus intime communion comme cela était à l’origine. Mais la durée du temps de la séparation peut être incommensurablement grande. L'être peut se trouver certes pour l'Éternité à une grande distance de Moi et donc aussi dans un état malheureux mais lui-même détermine la durée de temps de son éloignement de Moi. Donc lui-même se crée l'état d'enfer, parce que Je ne condamne pas l'être pour sa faute du péché d'autrefois, mais l'être lui-même se crée la distance avec Moi, l'être lui-même tend à l'éloignement et donc lui-même doit aussi tendre librement au rapprochement, parce que principalement il avait été créé par Moi libre et il a abusé de sa liberté. Pour cette raison il arrive un jour de nouveau dans l'état de liberté et alors il doit accomplir aussi le retour à Moi. L'être qui s'est créé tout seul un état, doit le terminer aussi tout seul lui-même s'il veut de nouveau devenir un être vraiment heureux et ne pas être seulement une marionnette que Ma Volonté met dans une place qu'elle-même n'a pas désirée. L'être reste dans l'état de mort tant qu’il se trouve dans l'éloignement de Moi, et Ma Volonté est et reste de rendre la Vie à l'être qui l'a perdue par sa faute. Donc on ne peut pas parler d'une damnation de Ma Part, on ne peut pas Me présenter comme un Juge impitoyable qui frappe une faute avec la punition horrible, telle qu'être éternellement séparé de Moi. Mon Être Est Amour, même la créature devenue coupable possède encore Mon Amour parce que Ma Nature d'Éternité ne connaît pas autre chose que l'amour. L'Amour cherche toujours à rendre heureux mais jamais à punir ou à damner, parce que vous êtes Mes fils que J’ai créés de Mon Amour et qui posséderont toujours et éternellement Mon Amour, même si vous vous trouvez à la distance la plus éloignée de Moi. Et lorsqu’ils séjournent dans l'enfer, lorsqu’ils se retrouvent en masse avec une mentalité vraiment satanique, alors Mon Amour cherche encore à les sauver et à les racheter de Mon adversaire qu'ils suivent encore. Vous devez toujours penser que Mon Amour ne cesse jamais et un Père affectueux ne laisse pas dans l’éternité Son fils être Son ennemi et adversaire. Un Père affectueux poursuivra Son fils partout où il est et il lui montrera toujours la voie qui mène de nouveau à lui, dans la Maison du Père. Mais la Justice commande aussi que le fils doive parcourir tout seul cette voie, parce que vraiment sur cette voie il s'est autrefois éloigné du Père, la Justice commande que le fils reconnaisse son injustice et supplie repenti son Père pour qu'Il veuille l'aider pour pouvoir re-parcourir la longue et difficile voie du retour. Je n’hésite vraiment pas à venir en Aide à ce fils, J’irai à sa rencontre et Je Me donnerai du mal pour lui abréger le chemin du retour, mais Je lui laisserai aussi toujours la libre volonté pour chercher aussi la proximité du Père, comme Je cherche la proximité de Mon fils et Je ne lui refuse rien, parce que Mon Amour dure éternellement, donc ne veux pas Être éternellement séparé de lui, mais il doit M’offrir son amour et alors il se réveillera vraiment de la mort à la vie, il vivra dans Mon Royaume et sera bienheureux.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet