Nog draagt u het aardse kleed, nog is uw ziel door een omhulsel omsloten die u de onbezorgde vlucht in het geestelijke rijk belet, nog bent u aan deze aarde gebonden. Maar het uur komt waarin de ziel uit haar vleselijk omhulsel naar buiten stapt, waarin de aarde haar niet meer kan vasthouden en ze omhoog zweeft, wanneer ze zelf zich zoveel kracht heeft verworven om zich te verheffen uit het aardse gebied in een wereld waar er voor haar geen hindernissen meer bestaan, waar ze kan ijlen door tijd en ruimte en in stralende hoogten genieten van haar gelukzaligheid. Maar voor deze hoge vlucht is kracht nodig. Een kracht die niet meer met levenskracht mag worden verwisseld, maar die haar vervult wanneer ze een innige band heeft aangeknoopt met de Krachtbron van eeuwigheid, met haar God en Vader, wanneer ze weer is teruggekeerd in haar vaderhuis waar er geen nood en geen lijden meer bestaat, waar alleen gelukzaligheid is en eeuwig leven.
Maar het uur van de dood kan ook geen grote verandering voor de ziel betekenen. Ze kan wel ook het aardse lichaam verlaten en toch niet vrij zijn, evenals ze krachteloos is en niet kan opstijgen uit aardse sferen omdat haar gedachtenwereld slechts de materie was, omdat ze zich er op aarde volledig door liet beheersen en de kracht van goddelijke liefde nooit toegang verleend heeft. Dan vertoeft ze weliswaar ook in geestelijke sferen, dat wil zeggen: ze bevindt zich buiten deze aardse wereld, maar nu ontbreekt het haar aan levenskracht en ze is tot werkloosheid gedoemd. En dit is voor de ziel een toestand van kwelling, een toestand van machteloosheid en sombere troosteloosheid, maar ze is zich wel van zichzelf bewust.
De dood is het beëindigen van een ontwikkelingsperiode, in elk geval wisselt de ziel van haar verblijfplaats, maar hoe verschillend kan nu de sfeer zijn welke de ziel nu bewoont. En de mens schept zich op aarde zelf het lot van de ziel na de dood. En daarom zou hij elke dag moeten benutten als een onschatbaar geschenk van genade. Hij zou zuinig moeten omspringen met elk uur en het gebruiken tot heil van zijn ziel. Hij zou geen genoegen moeten nemen met aardse vreugden en genot, want de zaligheden in het geestelijke rijk winnen het er duizendvoudig van.
De mens zou er steeds aan moeten denken dat hij het zelf in de hand heeft zich een overvloed aan gelukzaligheid te verwerven, maar dat hij dan ook bereid moet zijn gedurende de korte tijd van leven op aarde af te zien van datgene wat het lichaam welbehagen verschaft maar voor de ziel niet van nut is. Want de ziel is omsloten door een omhulsel waarvan ze zich in het aardse leven moet bevrijden. De afvalstoffen die een ziel nog belasten, laten de lichtstraal van de liefde van God niet door. Ze moeten tevoren worden opgelost opdat dan het licht van de liefde de ziel geheel kan doorstralen en dit nu ook betekent dat de ziel na haar dood geheel zonder zorgen kan opstijgen en binnengaan in de domeinen van de gelukzaligen. En het oplossen van dit omhulsel wordt tot stand gebracht door innig gebed tot God, werken van liefde en ook lichamelijk lijden van allerlei aard.
Liefde en leed zijn de meest werkzame louteringsmiddelen, liefde en leed verinnerlijken ook de mens, liefde en leed brengen een afstand teweeg van de wereld met haar vreugden. De weg van de liefde en het leed is de weg die Jezus is gegaan. Hij heeft opgeroepen Hem na te volgen en Hij heeft diegenen het leven beloofd die Hem navolgen. Want Zijn weg voert zeker naar het doel. Hij leidt uit het rijk der duisternis in het rijk van het licht en Hij helpt ieder die Hem liefheeft en Hem wil navolgen ook het kruisje te dragen, wanneer het de mens te zwaar toeschijnt en hij zich tot Hem - tot de goddelijke Kruisdrager - wendt om hulp. Maar wordt het lichamelijk omhulsel afgelegd, dan jubelt en juicht de ziel wanneer ze door de poort de eeuwigheid binnengaat. Dan heeft ze haar levensdoel op aarde vervuld, ze is in haar ware vaderland teruggekeerd, waar eeuwig leven is en eeuwige gelukzaligheid.
Amen
VertalerVocê ainda usa a veste terrena, sua alma ainda está fechada em uma capa que impede o seu vôo despreocupado para o reino espiritual; você ainda está ligado a esta terra. Mas chegará a hora em que a alma sairá da sua cobertura carnal, em que a Terra não poderá mais segurá-la e subirá, em que adquiriu tanta força para se elevar do reino terreno para um mundo onde não há mais obstáculos para ela, onde pode apressar-se através do tempo e do espaço e desfrutar da felicidade em alturas brilhantes. Para este voo de fantasia, no entanto, é necessária força.... uma força que já não pode ser confundida com a força da vida, mas que a preenche quando entra em união íntima com a fonte da força da eternidade, com o seu Deus e Pai.... quando regressa à casa do seu Pai, onde já não há sofrimento nem dificuldades, onde só há felicidade e vida eterna. Mas a hora da morte também não pode significar uma grande mudança para a alma.... De fato, ela pode deixar o corpo terreno e mesmo assim não ser livre, assim que estiver impotente e não puder se levantar das esferas terrenas, porque o seu mundo de pensamentos era apenas matéria, porque se deixava dominar completamente por ela na Terra e nunca deixava entrar a força divina do amor. Então certamente também habita em esferas espirituais, ou seja, está fora deste mundo terreno, mas agora lhe falta vitalidade e está condenado à inatividade. E este é um estado de agonia para a alma, um estado de impotência e de leviandade, mas ela está consciente de si mesma. A morte é o fim de uma etapa de desenvolvimento, a alma muda o seu lugar de residência em todos os casos.... mas quão diferente pode ser a esfera que a alma agora habita....? E o ser humano cria o destino da sua própria alma na Terra após a morte. E por isso deve aproveitar cada dia ao máximo como um inestimável dom de graça, deve ser mesquinho a cada hora e usá-lo para a salvação da sua alma.... ele não deve contentar-se com alegrias e prazeres terrenos, pois as bem-aventuranças no reino espiritual superam as mil dobras. O ser humano deve ter sempre em mente que está em suas próprias mãos adquirir uma abundância de felicidade, mas que deve também estar preparado para renunciar durante o curto período da vida terrena àquilo que cria bem-estar para o corpo, mas que não é benéfico para a alma. Pois a alma está encerrada numa capa da qual se deve libertar na vida terrena. A escória que ainda se agarra a uma alma impede que o raio de luz do amor de Deus entre nela.... Eles têm de ser dissolvidos primeiro para que a luz do amor possa permear completamente a alma e isto também significa que a alma pode ascender depois da sua morte sem preocupações e entrar nos reinos dos bem-aventurados. E a dissolução desta capa traz consigo: oração íntima a Deus, obras de amor e também sofrimentos corporais de vários tipos..... O amor e o sofrimento são o meio mais eficaz de purificação, o amor e o sofrimento também fazem com que as pessoas interiormente, o amor e o sofrimento criem uma distância do mundo com as suas alegrias.... O caminho do amor e do sofrimento é o caminho que Jesus percorreu. Ele chamou ao discipulado, e prometeu vida àqueles que O seguiam. Pois o Seu caminho certamente leva ao objetivo. Ele conduz do reino das trevas para o reino da luz, e Ele também ajuda todos os que O amam e querem segui-Lo a carregar o pequeno da cruz quando parece demasiado pesado para o ser humano e Ele volta-se para Ele, o portador divino da cruz, para pedir ajuda..... Mas quando a concha física é descartada, então a alma se alegra quando entra pelo portão da eternidade. Então cumpriu o seu propósito de vida na terra, voltou ao seu verdadeiro lar, onde há vida eterna e bem-aventurança eterna...._>Amém
Vertaler