Ik wil in u een blijvende woonplaats vinden, om met u als een Vader met Zijn kinderen te kunnen omgaan. Dan pas is de verhouding van het allereerste begin, die u tot Mij had toen Ik u had geschapen, hersteld. Maar Ik kan alleen in uw hart mijn intrek nemen wanneer u het zelf hebt gereinigd en voor Mij mooi gemaakt, want Ik kan alleen daar vertoeven waar de puurste zuiverheid is, waar geen aanklevingen zijn achtergebleven, want deze verhinderen mijn aanwezigheid omdat ze deel uitmaken van mijn tegenstander die totaal uit u moet zijn verdrongen, wil mijn tegenwoordigheid mogelijk zijn.
En zo bestaat uw opgave op aarde alleen daarin, uw hart in orde te brengen zodat het Mij als woning kan dienen. Maar voor het vervullen van deze opgave is uw wil nodig en daarom ook het verlangen naar Mij, dat dus uw ziel aanspoort deze arbeid bewust te verrichten: het hart reinigen van alles wat mijn aanwezigheid zou kunnen verhinderen. Al de wil om met Mij verenigd te zijn, wordt door Mij hogelijk gewaardeerd en levert u ook voldoende kracht op om uw voornemen uit te voeren. U zult beseffen waar u zult moeten ingrijpen, wat u zult moeten doen om u zo te vormen dat Ik in u kan verblijven. U zult weten dat u nog veel fouten en gebreken bezit, u zult ook alle zonden en begeerten inzien als belemmering voor mijn aanwezigheid en u zult nu ook uw best doen af te komen van wat Mij mishaagt en al het onedele te veranderen in deugden. U zult dus een bewuste arbeid aan uw ziel moeten leveren, omdat het doel u aantrekt: voor eeuwig met Mij verbonden te zijn. Er moet dus ook al liefde voor Mij in u ontstoken zijn. En deze liefde drijft u naar Mij toe en geeft u ook kracht voor de omvorming van uw wezen - dat u wel inziet als ongoddelijk, als niet in overeenstemming met mijn wil. En zo kan ieder die beseft dat hij zelf onvolmaakt is er ook zeker van zijn dat Ik hem help om te veranderen. Maar bedenkelijk is het voor diegenen die bij zichzelf geen onvolkomenheid ontdekken, die van hun waarde overtuigd zijn, die het niet nodig achten aan zichzelf te werken en die Mij daarom nooit kunnen opnemen in hun hart, omdat ze zelf een heel groot euvel hebben: de hoogmoed waardoor mijn tegenstander zich vast in hun hart heeft verankerd.
Wie in diepste deemoed zichzelf en zijn onwaardigheid inziet, vraagt Mij om kracht en hulp en om erbarmen. En Ik zal hem helpen en hem ook tot Mij trekken in vurige liefde en innige ontferming. Wie echter zijn minderwaardigheid, zijn gebrekkige toestand niet inziet, zal ook nooit naar Mij roepen. Hij vervolgt zijn levensweg en hij is en blijft zich van zijn waarde bewust. Maar hij gaat zonder Mij, want zodra hij mijn nabijheid zou voelen, zou ook zijn arrogantie verdwenen zijn. Maar hij kan Mij niet voelen, omdat Ik hem niet kan benaderen, want hij schept immers openlijk op met het kenmerk van mijn tegenstander. En daardoor duwt hij Mij van zich af. Hem ontbreekt de deemoed die alleen Ik beoordeel en met een rijkdom aan genaden overlaad. En zolang u op aarde wandelt, bent u allen ook nog met gebreken en fouten behept. En daarom is de bewuste arbeid aan uw ziel nodig als u Mij zelf wilt opnemen in uw hart, als u zich met Mij wilt verenigen en de innige vaderliefde bij uzelf wil ervaren. Maar de wil Mij te bereiken en zich voor Mij te vormen, is voor Mij al voldoende om u zo rijkelijk van kracht en genade te voorzien dat u dit omvormingswerk aan uzelf ook zult kunnen volbrengen, omdat Ik zelf vurig verlang naar uw terugkeer naar Mij en daarom ieder mens zal helpen die ook uit eigen beweging er naar streeft naar Mij terug te keren.
Amen
VertalerIo voglio trovare in voi una dimora permanente, per poter frequentare voi come un Padre con i Suoi figli. Solo allora è di nuovo stabilito il rapporto Ur, nel quale stavate con Me, quando vi avevo creato. Ma Io posso prendere dimora soltanto nel vostro cuore, quando voi stessi lo avete purificato e l’avete adornato per Me, perché Io posso stare soltanto là, dove regna la più limpida purezza, dove non sono rimaste delle scorie, perché queste impediscono la Mia Presenza. Perché sono parte del Mio avversario, che deve essere eliminato totalmente da voi, se la Mia Presenza deve essere possibile. E la vostra esistenza terrena consiste solo nel fatto di preparare il vostro cuore, affinché Mi serva da dimora. L’adempimento di questo compito richiede la vostra volontà ed anche il desiderio di Me, che quindi spinge la vostra volontà a prestare coscientemente questo lavoro: a purificare il cuore da tutto ciò che potrebbe impedire la Mia Presenza.
Già la volontà di essere unito con Me, viene da Me altamente valutato, e vi procura anche abbastanza forza, per eseguire il vostro intento. Voi lo riconoscerete dove dovete intervenire, quello che dovete fare, per formarvi, affinché Io possa prendere dimora in voi.
Voi lo saprete, che avete ancora molti errori e manchevolezze da mostrare, riconoscerete anche ogni vizio e brama come ostacolo per la Mia Presenza ed ora vi sforzerete, di espellere ciò che Mi dispiace, e di trasformare tutto l’ignobile in virtù, quindi presterete un lavoro cosciente sull’anima, perché vi attira la meta: di essere eternamente uniti con Me. Quindi in voi deve essere già divampato l’amore per Me e questo amore vi spinge verso di Me e vi dà anche la Forza per la trasformazione del vostro essere, che voi riconoscete ben come anti divino, come non corrispondente alla Mia volontà. E così ognuno che riconosce sé stesso come imperfetto, può essere certo che Io lo aiuto al cambiamento. Ma è grave per coloro che non scoprono in sé nessuna mancanza, che sono convinti del loro valore, che non ritengono necessario di lavorare su sé stessi, e che perciò non Mi possono mai accogliere nei loro cuori, perché loro stessi hanno un male molto grande, la superbia, mediante la quale il Mio avversario si è saldamente ancorato nei loro cuori.
Chi riconosce sé stesso nella sua più profonda umiltà e del suo non-valore, chiede a Me la Forza, l’Aiuto e la Compassione. Ed Io lo aiuterò e lo attirerò anche a Me nell’Amore ardente ed ardente Compassione. Ma chi non riconosce la sua bassezza, il suo stato imperfetto, non Mi invocherà mai. Lui passa sul suo cammino di vita ed è e rimane cosciente del suo valore. Ma costui cammina senza di Me, perché appena sentisse la Mia Vicinanza, anche la sua arroganza sarebbe scomparsa. Ma lui non Mi può percepire, perché Io non Mi posso avvicinare a lui, dato che porta apertamente anche il marchio del Mio avversario. E per questo lui Mi respinge; a lui manca l’umiltà, la sola che Io considero e la copro con una ricchezza di Grazie. E finché camminate sulla Terra, voi tutti siete anche attaccati da manchevolezze ed errori, e perciò è importante anche il lavoro cosciente sulla vostra anima, se volete accogliere Me Stesso nel vostro cuore, vi volete unire con Me e sperimentare intimamente su voi stessi l’Amore del Padre.
La volontà però di giungere da Me e di formarsi per Me Mi basta già, per provvedervi così riccamente con Forza e Grazia, che desidera anche di svolgere quest’opera di trasformazione su di voi, perché Io Stesso ho nostalgia del vostro ritorno a Me e perciò aiuterò ogni uomo, che anche da sé tende a questo ritorno a Me.
Amen
Vertaler