Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Wanneer wordt het geestelijke in de materie vrij?

Het vrij worden van het geestelijke in de materie heeft eindeloos lange tijd nodig, wanneer daar de totale ontwikkelingsgang onder te verstaan is. De gang door de scheppingen van de aarde tot aan de belichaming als mens. De harde materie houdt het geestelijke buitengewoon lang gevangen, terwijl de al meer meegevende omhulsels in de planten- en dierenwereld het veel sneller vrijgeven, opdat het de volgende uiterlijke vorm kan betrekken. Want het bestaan van planten en dieren is niet van zo lange duur, zoals de mens het zelf kan vaststellen omdat hij het voortdurende ontstaan en vergaan in de planten- en dierenwereld kan volgen. En kon het geestelijke eerst eenmaal zulke scheppingen betrekken, dan duurt het ook niet meer zolang tot aan de laatste belichaming als mens. Het is echter de harde materie die vaak ondenkbaar lange tijd kan blijven bestaan, zonder uiteen te vallen, en die daarom het nog geheel weerspannige tot verblijfplaats is toegewezen, opdat het daarin zijn weerspannigheid zal opgeven. Weliswaar is dit geestelijke zich nog niet van zichzelf bewust, maar het voelt de kwelling van zijn verbanning en probeert zijn boeien te verbreken, wat het echter dan pas lukt, wanneer het Gods wil is, wanneer Hij er het juiste tijdstip voor gekomen acht.

Dan kan dus de hardste materie barsten, wat echter geen vrijheid voor het geestelijke betekent, maar alleen een verandering van zijn keten en tegelijkertijd een dienende taak van deze materie.

Dan begint dus al de weg van het dienen onder de wet van de gebonden wil, zodra de harde materie een bestemming wordt toegewezen, zodra die wordt gebruikt om een bepaald doel te dienen. En dit kan weer eeuwigheden duren, tot nu zulke uiterlijke omhulsels oplossen. Maar het geestelijke, in welke materie dan ook, wordt steeds vrij wanneer een “dienen” daarin onmogelijk is geworden, altijd vooropgesteld dat het al eens werd toegelaten om te dienen. En dat betekent dus, dat gebruiksvoorwerpen zo lang geestelijks bevatten, als ze nog in gebruik kunnen worden genomen, zolang ze een of ander doel dienen.

Maar wordt deze dingen hun bestaan afgenomen, wordt het dus door verwoesting ondeugdelijk verder een dienende functie te vervullen, zonder echter het zich in de materie bevindende geestelijke de graad van rijpheid te hebben opgeleverd, die voorwaarde is voor de volgende gemakkelijkere uiterlijke vorm, dan wordt dat geestelijke in dezelfde dingen die nieuw ontstaan overgeplaatst om de onderbroken ontwikkelingsgang te kunnen voortzetten. Maar daarin moet steeds een overeenkomstig dienende werkzaamheid van dit geestelijke mogelijk worden gemaakt. U zult dus moeten onderscheiden: geestelijks, dat als het ware in zich zo verhard is, dat het “tot materie” geworden is en welks opgeven van de weerstand tot uitdrukking komt in de bereidheid al rijper geestelijks tot omhulsel te dienen, en geestelijks dat in dit materiële omhulsel zich eveneens bereid verklaart dienend werkzaam te zijn. En zo kan dus het materiële omhulsel onbruikbaar worden voor een voor haar bepaald dienend doel. Dan vlucht het in haar tot rijpheid komende geestelijke en betrekt het een nieuwe uiterlijke vorm, terwijl het vorige omhulsel vroeger of later weer dezelfde taak krijgt, zodra ze in verbinding met net zulke andere uitgediende omhulsels weer tot deugdelijke uiterlijke vorm is geworden waarin nu al weer rijper geestelijks bereid is te dienen. Ofwel lost zich deze onbruikbaar geworden materie zelf op. Dan heeft het geestelijke daarin zich bevrijd en kan nu zelf vormen betrekken waarin het bereid is te dienen. En hoe meer een uiterlijke vorm gelegenheid wordt geboden te dienen, des te meer zal ook de materie als zodanig het oplossingsproces tegemoet gaan. En dan kan al de tweede fase van de ontwikkeling beginnen, dat dit oorspronkelijk in de vaste materie gekluisterde geestelijke nu al zelf in uiterlijke vormen werkzaam kan zijn, dus kan dienen. Om deze reden kan het oplossen van de materie niet hoog genoeg worden aangeslagen. Het mag echter niet opzettelijk worden bewerkstelligd. Integendeel, het mag alleen weer als motief een dienst aan de mensheid of ook aan het nog niet verloste schepsel hebben. Alleen door te dienen kan het geestelijke zich verlossen uit zijn boei.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Quand le spirituel est-il libéré de la matière ?

La libération du spirituel de la matière demande un temps infiniment long, si avec cela il faut entendre le parcours entier de développement, le parcours à travers les Créations de la Terre jusqu'à l'incorporation comme homme. La matière dure retient le spirituel extrêmement longtemps, tandis que les enveloppes beaucoup plus souples le libèrent rapidement dans le monde végétal et animal, pour qu'il puisse revêtir la forme extérieure suivante, parce que l'existence des plantes et des animaux n'a pas une durée aussi longue, comme peut le constater l'homme lui-même, parce qu'il peut suivre le continuel devenir et disparaître dans le monde végétal et animal. Et lorsque le spirituel peut revêtir une fois de telles Créations, alors il ne lui faut plus beaucoup de temps jusqu'à la dernière incorporation comme homme. Mais c’est la matière dure qui peut parfois subsister pour un temps inconcevablement long sans expérimenter de dissolution, et qui donc est assignée au spirituel encore totalement rebelle comme demeure, pour que dans celle-ci il puisse déposer sa rébellion. Ce spirituel n'est pas encore conscient de lui-même, mais il perçoit les tourments de sa relégation et cherche à casser ses chaînes, chose qu'il réussit toujours seulement lorsque c’est la Volonté de Dieu, lorsque Celui-ci considère venu l’instant juste. Alors la matière dure peut se casser, ce qui cependant ne signifie pas la liberté pour le spirituel, mais seulement un changement de ses chaînes et en même temps une tâche servante pour cette matière. Alors elle commence déjà à servir dans la loi d'obligation, dès qu’à la dure matière il est assigné une destination, dès qu’elle est employée pour servir à un certain but. Et cela peut à nouveau durer une l'Éternité, jusqu'à ce que de telles enveloppes se dissolvent, mais le spirituel dans toute matière devient toujours libre lorsqu’en elle «servir» devient impossible, étant toujours supposé qu’elle soit déjà admise à servir. Et cela signifie donc que les objets que vous employez cachent du spirituel en eux tant qu’ils peuvent encore être employés, tant qu’ils servent à une destination quelconque. Mais si à ces choses il est enlevé leur destination, leur destruction les rend inaptes pour s'acquitter d’une fonction servante, sans cependant avoir procuré au spirituel qui se trouve dans la matière, le degré de maturité qui est la condition pour la forme extérieure suivante plus légère, ainsi ce spirituel est relégué dans des choses semblables qui se lèvent de nouveau pour pouvoir continuer le parcours de développement interrompu, dans lesquelles cependant il doit toujours être redonné une possible activité servante relative à ce spirituel. Vous devez donc distinguer : le spirituel qui est durci en lui de sorte qu'il est devenu de la «matière», et son renoncement à la rébellion manifeste dans la disponibilité de servir comme enveloppe pour du spirituel déjà plus mûrs, et le spirituel qui, dans ces enveloppes matérielles, se déclare maintenant prêt à l'activité servante. Et ainsi l'enveloppe matérielle peut devenir inutilisable pour le but servant qui lui est destiné. Alors le spirituel qui arrive en elle au mûrissement fuit et revêt une nouvelle forme extérieure, tandis que l'enveloppe précédente tôt ou tard sert de nouveau à la même tâche dès qu’elle entre en contact avec d’autres enveloppes semblables résignées, et de nouveau elle est devenu une forme extérieure apte dans laquelle maintenant est à nouveau prêt à servir un spirituel déjà plus mûr. Ou bien cette matière devenue inutilisable se dissout, alors le spirituel en elle est libéré et maintenant il peut tout seul revêtir des formes dans lesquelles il est prêt à servir. Et plus il lui est donné l’occasion de servir dans des formes extérieures, plus la matière en elle ira à la rencontre d’un processus de dissolution, et alors elle peut déjà commencer une seconde phase de développement, de sorte que le spirituel originairement lié dans la matière solide puisse déjà tout seul devenir actif dans les formes extérieures, donc servir, pour lequel la dissolution de la matière est un processus qui ne peut pas être estimé assez haut, qui cependant ne doit pas être provoqué arbitrairement, mais doit avoir seulement pour motif de servir pour l'humanité ou bien aussi pour la créature non encore libérée. Le spirituel peut se libérer de ses chaînes seulement à travers le service.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet