En dan zal de mens dingen volbrengen, die de medemensen niet natuurlijk voorkomen, die het natuurlijke vermogen van een mens ver overtreffen. Hij zal op de hoogte zijn van zaken, die anders voor de mens verborgen zijn. Hij zal overtuigd en begrijpelijk de mensen opheldering kunnen geven over zaken, die een mens met zijn verstand alleen niet kan doorgronden. Hij zal gebieden kunnen betreden, die voor de medemensen niet toegankelijk zijn. Hij zal de kracht hebben zieken te genezen, wonderen te verrichten of ook in staat zijn helder schouwend in de toekomst te kijken. Er zullen in hem vermogens tevoorschijn komen, die hij nooit in zich heeft ontwikkeld. Hij zal vreemde talen spreken en ook kunnen verstaan, wanneer dat nodig is en dienstig voor de ontwikkeling van de ziel van de medemensen. Hij zal op elke manier worden beïnvloed door goddelijke Kracht, maar meestal alleen één van deze gaven van de Geest bezitten, omdat de vereisten voor elke Geestesgave andere zijn. Alle vereisten zijn echter zelden bij één mens te vinden. Elke van deze gaven van de Geest moet haar doel vervullen, dat wil zeggen elke moet ten nutte kunnen worden gemaakt.
De gave van genezing van zieken zal - buiten het lichamelijk gezond worden - ontegenzeglijk ook tot het gezond worden van de zielen bijdragen, omdat de mensen leren geloven in de Kracht van de Geest, die door het sterke geloof van zowel de genezer als ook van de zieken ertoe wordt gebracht, zich weg te schenken. Evenzo kunnen ook voorspellingen van toekomstige gebeurtenissen de medemensen bewegen, hun levenswandel te veranderen tot boete en terugkeer, omdat deze voorspellingen steeds alleen de aardse uitwerkingen van het geestelijk lage niveau van de mensen betreffen. Het verkondigen van de waarheid door de goddelijke Geest draagt er tevens toe bij, het geloof tot leven te wekken en tot ommekeer van de leefwijze en is bijgevolg toch weer als geestelijke factor te waarderen als van het grootste belang. Alleen wat ertoe bijdraagt geestelijke resultaten te behalen, kan als het werkzaam zijn van de Geest worden aangeduid, want wat zijn oorsprong heeft in God kan niet anders dan vol van licht zijn. Het moet licht brengen en het onduidelijke bloot leggen. Het kan geen nog diepere duisternis uitstralen, dan er al onder de mensheid is.
Maar de Geest Gods kan ook op een mens inwerken, om van hemzelf de toestand van duisternis af te nemen, om een licht te ontsteken in het hart van de mens, om de ziel van haar omhullingen te ontdoen, zodat de ziel jubelt en juicht en met lofprijzen denkt aan haar God en Vader, Die haar verlichting schenkt. Deze inwerking betreft meer de ziel dan het verstand van de mens, om welke reden deze gave van de Geest voor de mens niet herkenbaar hoeft te zijn, maar soms ook de uiterlijke mens zo sterk treft, dat hij probeert zich in onbegrijpelijke woorden te uiten. Een gebeurtenis, die de mensen met “spreken in tongen” aanduiden, maar die steeds alleen de mens zelf betreft. Een gave van de Geest, die bijna iedere gewekte zijn eigendom kan noemen, maar die alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen zo sterk is, dat de medemens een verandering kan waarnemen. Want ieder mens, wiens Geest is gewekt, bespeurt de aanraking van zijn ziel op een zodanige wijze, dat zijn ziel zich lovend en dankend tot God verheft; dat ze zich aan Hem overgeeft en dat ze innerlijke vrede vindt en gelukzaligheid. Dan spreekt zijn “ik” in gedachten met God. Dan spreekt hij zonder woorden onafgebroken met God. En naar deze gave van de Geest moeten allen voor zichzelf streven, om dan ook voor God en Zijn rijk op te kunnen komen, om dan zelf als Zijn medewerker het verlossingswerk uit te voeren, dat gezegend is. Maar gewaarschuwd moet worden voor de bedrieglijke geest, want ook deze doet zich gevoelen, waar hij binnen kan sluipen; waar hoogmoed, zelfingenomenheid, geldingsdrang nog in de zielen overheerst, die dan ook die geest de mogelijkheid geven, zich op een manier te uiten, die eveneens niet natuurlijk aandoet, maar in plaats van licht alleen verwarring en onrust achterlaat, door situaties, die op ernstige medemensen afstotend werken en alleen bij diegenen vreugde en instemming teweeg brengen, die zelf aan deze geest toebehoren. Daarom: geloof niet iedere geest en onderzoek, doordat u let op het lichtschijnsel, in welke sterkte het oplicht. Want God is Licht. Wat van God uitgaat is Licht. En zo moeten de goddelijke gaven van de Geest onvoorwaardelijk stralend licht achterlaten, daar het anders begoochelingen van de satan zijn, waarmee hij, in het bijzonder in de eindtijd, de ogen van de mensen alsmede hun ziel wil verblinden, opdat ze in nog grotere duisternis vallen en niet in staat zijn, het ware licht te herkennen.
Amen
VertalerUnd dann wird der Mensch Dinge vollbringen, die den Mitmenschen nicht natürlich erscheinen, die die natürliche Fähigkeit eines Menschen weit übertreffen.... er wird wissen um Dinge, die den Menschen sonst verborgen sind, er wird überzeugt und verständlich die Mitmenschen aufklären können über Dinge, die ein Mensch mit seinem Verstand allein nicht ergründen kann.... er wird Gebiete betreten können, die den Mitmenschen nicht zugänglich sind.... Er wird die Kraft haben, Kranke zu heilen, Wunder zu wirken oder auch hellschauend in die Zukunft zu blicken vermögen, es werden in ihm Fähigkeiten zutage treten, die er niemals in sich entwickelt hat.... er wird fremde Sprachen reden und auch verstehen können, wenn dieses nötig ist und der seelischen Entwicklung der Mitmenschen dient.... Er wird in jeder Weise beeinflußt werden von göttlicher Kraft.... doch zumeist nur eine dieser Geistesgaben besitzen, weil die Voraussetzungen für jede Geistesgabe andere sind, selten aber alle Voraussetzungen bei einem Menschen zu finden sind. Eine jede dieser Geistesgaben muß aber ihren Zweck erfüllen, d.h., aus einer jeden muß Nutzen gezogen werden können.... Die Gabe der Krankenheilung wird außer der körperlichen Gesundung unstreitbar auch zur Gesundung der Seelen beitragen, weil die Menschen glauben lernen an die Kraft des Geistes, der durch den starken Glauben des Heilers sowohl als auch der Kranken zur Entäußerung veranlaßt wird. Ebenso können auch Voraussagen künftiger Geschehen die Menschen bewegen zur Änderung ihres Lebenswandels, zur Buße und Rückkehr, weil diese Voraussagen immer nur die irdischen Auswirkungen des geistigen Tiefstandes der Menschen betreffen.... Das Verkünden der Wahrheit durch den göttlichen Geist trägt ebenfalls zur Erweckung des Glaubens und zur Wandlung der Lebensführung bei und ist sonach wieder nur als geistiger Faktor von größter Wichtigkeit zu bewerten. Nur, was dazu beiträgt, geistige Erfolge zu erzielen, das kann als Wirken des Geistes bezeichnet werden, denn was seinen Ausgang hat in Gott, das kann nicht anders als lichtvoll sein.... Es muß Licht bringen und Unklares aufdecken, es kann keine noch tiefere Finsternis ausstrahlen, als schon unter der Menschheit ist.... Es kann aber auch der Geist Gottes einwirken auf einen Menschen, um ihm selbst den Zustand der Finsternis zu nehmen, um ein Licht anzuzünden im Herzen des Menschen.... um die Seele ihrer Hüllen zu entblößen, so daß die Seele jubelt und jauchzet und lobpreisend ihres Gottes und Vaters gedenket, Der ihr Erleuchtung schenkt. Diese Einwirkung gilt mehr der Seele als dem Verstand des Menschen, weshalb diese Geistesgabe den Menschen nicht erkenntlich zu sein braucht, aber auch zuweilen den äußeren Menschen so stark berührt, daß er sich in unverständlichen Worten kundzugeben sucht.... ein Vorgang, den die Menschen mit "Zungenreden" bezeichnen, der aber immer nur den Menschen selbst betrifft.... eine Geistesgabe, die fast jeder Erweckte sein eigen nennen kann, die aber nur in den seltensten Fällen so stark ist, daß der Mitmensch eine Veränderung wahrnehmen kann. Denn jeder Mensch, dessen Geist erweckt ist, spürt die Berührung seiner Seele in der Art, daß sich lobend und dankend seine Seele zu Gott erhebt, daß sie sich Ihm hingibt und daß sie inneren Frieden findet und Glückseligkeit.... Dann redet sein Ich mit Gott in Gedanken, dann spricht er ohne Worte unausgesetzt mit Gott.... Und diese Gabe des Geistes sollen alle anstreben für sich selbst, um dann auch eintreten zu können für Gott und Sein Reich den Mitmenschen gegenüber, um dann selbst als Sein Mitarbeiter die Erlösungsarbeit auszuführen, die gesegnet ist. Gewarnt werden soll aber vor falschem Geist, denn auch dieser macht sich bemerkbar, wo er einschlüpfen kann, wo Hochmut, Selbstgefälligkeit, Geltungsbedürfnis noch in Seelen vorherrscht, die dann auch jenem Geist die Möglichkeit geben, sich zu äußern in einer Weise, die gleichfalls unnatürlich anmutet, doch statt Licht nur Wirrnis und Unruhe hinterläßt.... durch Zustände, die auf ernste Mitmenschen abstoßend wirken und nur bei denen Freude und Zustimmung auslösen, die selbst jenem Geist angehören. Darum: Glaubet nicht jedem Geist.... und prüfet, indem ihr den Lichtschein beachtet, in welcher Stärke er aufleuchtet.... Denn Gott ist Licht.... was von Gott ausgeht, ist Licht.... und so müssen die göttlichen Geistesgaben unbedingt strahlendes Licht hinterlassen, ansonsten es Blendwerke des Satans sind, mit denen er besonders in der Endzeit die Augen der Menschen sowie deren Seelen blenden will, auf daß sie in noch größere Finsternis stürzen und unfähig sind, das rechte Licht zu erkennen....
Amen
Vertaler