De geestelijk blinde blijft alles verborgen, elk inzicht ontbreekt hem, hij is niet in staat een blik te werpen in het rijk van de geest, want hij heeft zijn ogen dicht en geen lichtstraal vermag bij hem binnen te dringen; hij bevindt zich in voortdurende duisternis en al mag hij zich nog zo opgewekt in de aardse wereld gedragen, al mag hij ook op aardse successen kunnen bogen, het verandert niets aan de blinde toestand waarin zijn ziel zich bevindt, in de toestand zonder enig licht en daarom ook zonder enige kracht om de duisternis te verlaten.
Maar de geestelijk blinde houdt zelf zijn ogen gesloten voor het Licht. Hij kan daarom niet beklaagd worden als slachtoffer van zijn lot, als een door GOD gebrekkig bedacht wezen aan wie elk inzicht, elke lichtstraal wordt onthouden. Ook hij wordt door het goddelijke Liefdelicht aangestraald en zou zich maar open hoeven te stellen, hij zou zich alleen maar zonder weerstand aan deze straling van licht hoeven bloot te stellen, dan zou hij ook zijn ogen openen om te zien vanwaar hij die weldaad van de stralen Licht ontvangt. Dat wil zeggen: ook hem wordt de goddelijke uitstraling - het Woord GOD's - gezonden, en als hij er maar naar zou luisteren, zou het ook een weldadige uitwerking op hem hebben, en het verlangen zou in hem ontwaken, steeds meer te horen; zijn geestelijk oog zou worden geopend en het licht nu naar binnen schijnen en alles verlichten wat tot nu toe duister in hem was.
Maar de geestelijk blinde heeft nog weerstand tegen GOD. En daarom is het zijn eigen schuld dat hij niet bij machte is te zien, dat hij steeds in de nacht leeft, dat het licht van de ochtend hem niet gelukkig kan maken. De geestelijk blinde heeft een sterke wil, die tegen alles gericht is wat licht betekent. En hij geeft deze wil maar zelden op. Want meestal voelen deze blinden van geest zich buitengewoon goed op de aardse wereld en zijn haar met al hun zinnen toegedaan, dus is hun wil volledig en helemaal naar de tegenstander van GOD gewend en deze houdt hen gevangen, hij spiegelt hun zoveel licht voor dat ze hun geestelijke blindheid niet voelen, dat ze alleen steeds meer deze verblindende lichten najagen en niet inzien aan welke schijn en welk zinsbedrog ze ten prooi gevallen zijn.
Maar hun geestelijke duisternis hindert hen ook zich bewust te worden van datgene wat hun als schijnlicht door de tegenstander van GOD wordt aangeboden. En deze versterkt ook hun weerstand tegen elke straling van licht die hen van boven aanraakt. Ze kunnen ziende worden, ze kunnen veel goddelijk Licht ontvangen, zodra ze zich maar openstellen, zodra ze bereid zijn hun weerstand op te geven, zodra ze wensen ziende te worden, wat ook altijd mogelijk is, zolang ze op aarde leven; want ook de geestelijk blinde kan van de wereld met haar vreugden genoeg krijgen als hij daar rijkelijk van genoten heeft. Ook hij kan de waardeloosheid en onbestendigheid van aardse goederen inzien en zich er niet meer mee tevreden stellen.
Ook in hem kan het verlangen ontwaken naar het weten van wat verborgen is en dan is het altijd nog mogelijk dat hem de ogen worden geopend, dat hij zich daarheen wendt waar hij gelooft dat er lichtstralen zijn te ontdekken, en dan kan hij ook tot het inzicht komen welke dwaallichten hij tot nu toe heeft nagejaagd en dan is het nog steeds niet te laat zich tot die ENE te wenden DIE hij heeft herkend als het eeuwige LICHT en HEM om Zijn genade te vragen, dat HIJ ook hem de ogen mag openen en hem het Licht mag schenken dat hem voortaan de weg zal verlichten. En zijn verzoek zal verhoring winden.
Amen
VertalerAl cieco spirituale rimane nascosto tutto, gli manca ogni conoscenza, non è in grado di gettare uno sguardo nel Regno dello Spirito, perché ha chiuso i suoi occhi e nessun raggi di Luce vi può penetrare; cammina nella costante oscurità e per quanto si voglia muovere ancora vivacemente nel mondo terreno, per quanti successi terreni possa mostrare, non cambia nulla nel suo stato cieco nel quale si trova la sua anima, nello stato privo di qualsiasi Luce e perciò anche privo di Forza per abbandonare il buio. Ma il cieco spirituale stesso tiene chiuso i suoi occhi per la Luce. Perciò non può essere compianto come vittima del suo destino, come un essere provveduto scarsamente da Dio, al quale viene nascosta ogni conoscenza, ogni raggio di Luce. Anche lui viene irradiato dalla divina Luce dell’Amore e dovrebbe solo aprirsi, dovrebbe solo esporsi senza resistenza a quest’irradiazione di Luce, allora aprirebbe anche i suoi occhi per vedere da dove riceve il beneficio dei raggi di Luce, cioè anche a lui viene guidata la divina Irradiazione, la Parola di Dio, e se soltanto l’ascoltasse, avrebbe anche un effetto benefico su di lui ed in lui si risveglierebbe il desiderio di sentire sempre di più, si aprirebbe l’occhio del suo spirito ed ora la Luce entrerebbe ed illuminerebbe tutto ciò che in lui era buoi finora. Ma il cieco spirituale è ancora nella resistenza contro Dio. E perciò è la sua propria colpa che non è in grado di vedere, che cammina sempre nella notte, che la Luce del mattino non lo può rendere felice. Il cieco spirituale ha una forte volontà che è rivolta contro tutto ciò che significa Luce. E solo di rado rinuncia a questa volontà. Perché questi ciechi nello spirito si sentono quasi sempre oltremodo bene nel mondo terreno e ne sono dedito con tutti i sensi, quindi la loro volontà è rivolta totalmente all’avversario di Dio e costui li tiene incatenati, li inganna con tanta Luce, che non sentono la loro cecità spirituale e non riconoscono, a quale apparenza ed inganno sono caduti. Ma la loro oscurità spirituale li ostacola anche nel riconoscere ciò che viene offerto loro come luce d’inganno dall’avversario di Dio. E così rafforza anche la loro resistenza contro ogni radiazione di Luce che li tocca dall’Alto. Possono diventare vedenti, possono ricevere molta Luce divina, appena si aprono solamente, appena sono disposti a rinunciare alla loro resistenza, appena desiderano diventare vedenti, cosa che è sempre ancora possibile, finché vivono sulla Terra. Perché anche il cieco spirituale può disgustarsi del mondo con le sue gioie, quando li ha gustati in abbondanza. Anche lui può riconoscere l’inutilità e l’incostanza dei beni terreni e non accontentarsene più. Anche in lui si può risvegliare il desiderio per il sapere di cose nascoste, ed allora è sempre ancora possibile, che gli vengano aperti gli occhi, che si rivolga là dove crede di scoprire i raggi di Luce, ed allora può anche ricevere la conoscenza, quali luci d’inganno ha inseguito finora, ed allora non è sempre ancora troppo tardi di rivolgersi all’Uno, il Quale ha riconosciuto come l’eterna Luce e chiedere a Lui la Sua Grazia, che Egli apra anche a lui gli occhi e gli voglia dare la Luce che d’ora in poi gli illumini la via. E la sua richiesta troverà l’esaudimento.
Amen
Vertaler