Overgroot is de nood van die zielen in het hiernamaals die het aan licht ontbreekt. Hun toestand aan u, mensen op aarde te beschrijven zou waarlijk voldoende zijn om uw leven in andere banen te leiden, maar dan zou het gedaan zijn met uw wilsvrijheid. U zou zich dan gedreven door de vrees voor hetzelfde lot op een andere levenswandel toeleggen, dus wel dat doen wat van u gevraagd wordt - maar niet uit uzelf, uit vrije wil, daartoe aangespoord. Toch moet u het lot van de zielen kennen, het moet u worden overgebracht en het staat u dan nog steeds vrij te geloven, en er uw eigen conclusies uit te trekken.
Deze zielen hebben bij het binnengaan in het rijk hierna, alles waar hun hart aan hing op aarde, verloren. Zij bezitten niets meer, want alleen dat wat geestelijk werd verworven kunnen zij meenemen, en daar hebben zij het meeste gebrek aan. Zij zijn door totale duisternis omringd omdat zij een leven zonder GOD leidden en daardoor geheel krachteloos, maar niet gevoelloos zijn. Voor hen betekent hun omgeving nu een verschrikking en ellende, en deze kwellingen en verschrikkingen zal ook die ziel ondergaan die op aarde alles zonder vrees en vastberaden uitvoerde wat haar nu in de duisternis deed storten. Het zijn pijnen van onbeschrijfelijke aard, die nu in de ziel öf het verlangen opwekken deze toestand te ontvluchten, of alleen maar alle slechte neigingen te versterken en ook in dat rijk bevrediging te zoeken - wat een totaal ten prooi vallen aan de krachten van de duisternis betekent.
Maar ook die zielen die niet in zondigheid het aardse leven verlaten hebben, wier leven echter zonder liefde was en onverschillig ten opzichte van al het geestelijke, zijn in buitengewoon benauwende omstandigheden. Want ook hen kwelt de duisternis onuitsprekelijk, die wel somtijds voor een schemerige toestand wijkt, als de ziel nog niet geheel verhard is, zodat ook zij naar licht verlangt - want alleen het verlangen kan haar dat licht laten bereiken. Al deze zielen ontbreekt echter de kracht om het goede te willen, en er kan hun volgens de wet van eeuwigheid geen hulp worden gebracht als zij deze zelf niet begeren.
Wel is het werk van GOD's barmhartigheid niet ten einde als de ziel het aardse lichaam verlaat, maar wat zij op aarde niet heeft benut terwijl zij het in overvloed bezat, moet zij zich in het hiernamaals eerst verwerven - en zij is daar vaak te zwak voor. Stelt u zich altijd maar uiterst verzwakte en hulpeloze wezens voor die onuitsprekelijk lijden en die op hulp zijn aangewezen, om van hun lijden bevrijd te worden. En als u een blik kon werpen op hun nood, dan zou u met erbarmen vervuld worden.
Iedereen heeft daarboven zielen van wie hij niet weet in welke toestand zij het geestelijke rijk zijn binnengegaan. U allen hebt mensen die u na stonden door de dood verloren, denk tenminste aan die zielen met wie u nauwe banden had en help hen. Want zelfs het kleinste verlossingswerk aan zulke zielen volbracht, heeft een verdere verlossing ten gevolge en u heeft daar dan veel toe bijgedragen.
En u kunt hen alleen helpen door liefdevolle gedachten en gebed, en door ten gunste van deze zielen te bidden. Het zal hen weliswaar niet uit hun kwelling bevrijden, maar hun toch kracht doen toekomen door middel waarvan dan de ziel haar wil verandert en op het licht kan aansturen.
Zij kan niet tegen haar wil in uit haar ellendige staat verlost worden. Om echter het goede te kunnen willen is uw voorspraak nodig, een gebed, dat haar in liefde geschonken wordt zodra zij zich in uw gedachten dringt. Want u moet weten dat die ziel u om hulp smeekt als zij zich in uw gedachten mengt. En dat die zielen die op uw hulp hopen u voortdurend omringen, en dat u de gedachten aan gestorvenen niet uit onwil terug mag dringen, als u hun kwellingen niet nog verergeren wilt.
Om u en uw vrije wil niet te benadelen blijft het lot van deze zielen u verborgen. Het zijn twee werelden waar u en de gestorven zielen zich in bevinden. Er is een grens getrokken en een blik in hun wereld is u ontzegd. Maar toch bestaat ze en u kunt hun uit uw wereld veel liefde toezenden, die zijn uitwerking heeft op een zodanige manier en van zo'n grote omvang is, dat talloze zielen hun toestand kunnen ontvluchten. Denk vaak aan deze arme zielen en schenk aandacht aan hun nood. Want wat u voor hen doet in medelijdende liefde zal u rijk vergolden worden, doordat u op aarde reeds geestelijke hulp ten deel valt door al die zielen die uit de duisternis al tot het licht kwamen.
Amen
VertalerLes âmes de l'au-delà auxquelles il manque la Lumière sont dans une très grande misère. Décrire leur état à vous les hommes sur la Terre, suffirait à guider vraiment différemment votre vie, mais alors il en serait fini de votre libre volonté ; vous seriez obligatoirement poussés par la peur du même destin, à faire un effort pour changer de vie, vous feriez donc ce qui vous est demandé, mais pas de vous-mêmes, pas du fait de votre libre volonté. Mais vous devez savoir le sort de ces âmes, il doit vous être transmis, et ensuite vous serez toujours libres de croire et de tirer vos conclusions. Ces âmes, à leur entrée dans le Règne de l'au-delà, ont perdu tout ce auquel était attaché leur cœur sur la Terre, elles ne possèdent rien, or elles ne peuvent emporter avec elles dans l'autre monde que seulement ce qui a été conquis spirituellement et à cause de cela elles souffrent du plus grand manque. Elles sont entourées d’une totale obscurité, parce qu'elles ont mené une vie sans Dieu et donc elles sont totalement faibles, mais pas sans sensibilité, pour elles leur environnement signifie maintenant supplice et effroi, et ces supplices et frayeurs seront aussi perçus par cette âme qui vécut sur la Terre totalement sans peur et intrépidement, ce qui maintenant l'a précipitée dans l'obscurité. Ce sont des souffrances d’une espèce indescriptible qui maintenant se réveillent dans l'âme avec soit le désir d'échapper à cet état, ou bien avec un renforcement de tous les mauvais vices, et elle cherchera à les satisfaire même dans le Règne de l'au-delà, ce qui signifie une soumission totale aux forces de l'obscurité. Mais même les âmes qui n'ont pas laissé la Terre dans un tel état de péché, mais dont la vie a été sans amour et indifférente vis-à-vis de tout le spirituel, se trouvent dans une situation outre mesure opprimée, parce qu’elles se sentent torturées indiciblement par l'obscurité, bien que de temps en temps il se change en un état crépusculaire, lorsque l'âme n'est pas encore entièrement trop endurcie pour qu’elle désire la Lumière, parce que seulement ce désir peut la faire arriver à la Lumière. Mais à toutes ces âmes il manque la force pour une juste volonté, et à elles il ne peut pas leur être donné de l’aide selon la Loi de l'Éternité, si elles-mêmes ne la désirent pas. L'Œuvre de Miséricorde de Dieu n'est pas encore terminée lorsque l'âme laisse le corps terrestre, mais ce qui sur la Terre a été rendu inutile, bien qu’elle le possédât en très riche mesure, elle doit le conquérir dans l'au-delà et pour cela elle est souvent trop faible. Si vous pouviez vous imaginer toujours seulement des êtres extrêmement affaiblis, sans défense, qui souffrent indiciblement et qui dépendent de l'aide pour être libérés de leurs souffrances, vous seriez assaillis de compassion pour ces êtres, si vous pouviez les voir dans leur misère. Et vous tous connaissez des âmes dans l'au-delà, et vous ne savez pas dans quel état elles sont entrées dans le Règne spirituel, vous tous connaissez des hommes qui sont morts, et qui étaient proche de vous. Rappelez-vous au moins de ces âmes qui étaient proches de vous et aidez-les, parce que même la plus petite œuvre de salut pour de telles âmes a pour conséquence d’autres saluts, et vous y aurez alors contribué beaucoup. Or vous pouvez les aider seulement au moyen de pensées affectueuses et de prières, au moyen d'interventions pour ces âmes qui ne sont pas encore libérées de leur tourment, mais cela leur donne la force qui permet ensuite à l'âme de changer sa volonté et de tendre vers la Lumière. Elle ne peut pas être sauvée contre sa volonté de sa situation pénible, mais pour qu'elle puisse vouloir à juste titre, votre prière est nécessaire, une prière qui doit être offerte avec amour, dès que celle-ci se pousse dans vos pensées. Parce que vous devez savoir que l'âme qui s'inclut dans vos pensées vous demande de l’aide, que ces âmes sont toujours autour de vous, parce qu'elles espèrent de l‘aide de vous, et vous ne devez pas repousser à cause d’un ressentiment les pensées aux défunts, si ne voulez pas augmenter encore leurs tourments. Pour ne pas vous endommager vous et votre libre volonté, le sort de ces âmes vous reste caché ; vous et les âmes des trépassées occupez deux mondes séparés par une frontière, il vous est empêché de regarder dans leur monde, mais il existe de toute façon, et vous pouvez leur envoyer beaucoup d'amour depuis votre monde, ce qui a pour effet que d’innombrables âmes peuvent échapper à leur situation. Pensez souvent à ces pauvres âmes et ne les laissez pas inaperçues dans leur misère, parce que ce que vous faites pour elles avec un amour miséricordieux, vous sera richement récompensé par une arrivée déjà sur la Terre d’une aide spirituelle au travers de toutes ces âmes qui sont déjà sorties de l'obscurité pour la Lumière.
Amen
Vertaler