Er bestaat geen "alleen zaligmakende kerk" als daar een wereldlijke organisatie mee bedoeld is. Wie echter tot de kerk behoort die door MIJ op de aarde gesticht is, die zal zalig worden. Want het garandeert hem al de eeuwige zaligheid dat hij lid is van Mijn kerk, dat hij dus in het geloof leeft dat door de liefde tot een levend geloof is geworden.
Niet de "kerk" verzekert de mens de zaligheid, maar het geloof en de liefde. En die kunnen nog wel geheel ontbreken ondanks het behoren tot een kerk die door mensen in het leven werd geroepen, en als de alleen zaligmakende kerk door MIJ zou zijn gesticht.
Wel kunnen er uit elke kerkelijke gemeenschap of geestesrichting ware leden van Mijn kerk voortkomen, want alleen het geloof en de liefde zijn daarvoor doorslaggevend. Maar nooit kan een mens tot Mijn kerk behoren die niet de kenmerken ervan bezit: het werken van Mijn GEEST dat het geloof en de liefde tot grondslag heeft.
Mijn Rijk is niet van deze wereld. Deze Woorden van MIJ waren wel tot de mensen van deze wereld gericht maar hadden een geestelijke zin, want zij moesten Mijn geestelijk rijk helpen vestigen . Ze waren gegeven met het oog op het Rijk dat buiten deze wereld bestaat en in eeuwigheid niet vergaat. Dat, wat IK van de mensen vroeg, moest hun een eeuwig leven in het geestelijke Rijk verzekeren. Mijn geboden moesten wel op de aarde worden nagekomen, maar niet door wereldlijke handelingen waarbij de ziel niet betrokken hoefde te zijn - integendeel, de ziel moet Mijn Wil vervullen.
De ziel alleen moet haar omvorming teweeg brengen. En als zij daar oprecht naar streeft is zij "reeds een lid van Mijn kerk". Want dan heeft de mens ook het juiste geloof - en wat hem innerlijk aanspoort zich ijverig in te spannen, dat is Mijn GEEST, Mijn Stem, die hij verneemt en hij is er op gericht hieraan gevolg te geven. En dit werken van de GEEST bewijst, dat hij tot Mijn kerk behoort, wat hem dan ook zalig maakt.
IK bracht de mensen het zuivere Evangelie. IK gaf hun opheldering over alles wat nodig is om in Mijn rijk, dat echter niet van deze wereld is, te kunnen ingaan. IK leerde hun de liefde te beoefenen en gaf hun daarmee de weg aan die omhoog voert in het Rijk van de hemelse vreugde. Ik verzamelde allen om MIJ, die tot dan toe onjuist onderricht waren. Dus was IK ook hun Prediker, DIE Zijn kerk introduceerde en haar zaligmakende werking aan de mensen wilde doen toekomen die HEM aanhoorden. IK stichtte dus de ware kerk toen IK op aarde was en nam allen daarin op: Joden - heidenen - tollenaars en zondaars. En die in MIJ geloofden, Mijn leer aannamen en er ook naar leefden, die zond IK na Mijn dood ook Mijn GEEST - het kenteken van Mijn kerk - die door de poorten der hel niet overwonnen kan worden.
Waar echter is het werken van de Geest in de kerk die zich "de alleen zaligmakende" noemt? Wel kan ook daar Mijn GEEST waaien, maar dan moet de verbinding met Mijn kerk zijn voorafgegaan. Want IK alleen giet Mijn GEEST uit maar IK doe dat altijd alleen daar - waar de voorwaarden vervuld worden die het inwerken van Mijn GEEST als gevolg hebben. Daar zal ook de "ware kerk van CHRISTUS" te herkennen zijn.
En wat er ook tegen de mensen die bij haar behoren ondernomen wordt, zij zullen niet overwonnen of verdrongen kunnen worden - al staat zelfs de hel tegen hen op. Ze is onoverwinnelijk omdat ze Mijn werk is, omdat ze alleen de geestelijke kerk is die tot zaligheid voert. Omdat er in haar ook geen schijnchristenen kunnen zijn - want die sluiten zichzelf uit van de gemeenschap der gelovigen - en kunnen daarom ook geen ware belijders van CHRISTUS en gelovige verdedigers van Mijn Naam zijn, als zij op de proef worden gesteld.
En deze beproeving van het geloof zal van de mensen gevraagd worden; ze wordt van alle gevergd die zich gelovig noemen - en dan zal het blijken wie tot de ware kerk - de kerk die IKZelf gesticht heb, behoort. Dan zal blijken waar Mijn GEEST werkzaam is en welke kracht HIJ zal geven aan hen die terwille van Mijn Naam aangevallen worden. Die echter met blijdschap MIJ belijden voor de wereld als de beslissing van hen gevraagd wordt.
Dan zal blijken hoe weinig de kerk die zich de "alleen zaligmakende " noemt nakomt van wat ze belooft. Hoe allen die wel tot haar echter niet tot Mijn kerk behoren, af zullen vallen. Zij zullen dan hun hulpeloosheid beseffen en bemerken, maar door gebrek aan het licht van de liefde zullen ze toch de waarde van de kerk die op een levend geloof gegrondvest is, die de sterkte heeft van de rots Petrus, niet inzien. Want elk Woord van MIJ was en is geestelijk uit te leggen en kan ook alleen dan begrepen worden als Mijn GEEST in een mens kan werken. Dan echter is ook zijn geloof levend en hij streeft alleen nog naar het Rijk dat niet van deze wereld is.
Amen
VertalerIl n'existe aucune «église qui seule rende bienheureux», lorsque par celle-ci il est entendu une organisation mondaine. Mais celui qui appartient à l'Église fondée par Moi sur la Terre, sera bienheureux. Parce que déjà celle-ci lui garantit une éternelle béatitude, parce qu'il est membre de Mon Église, parce qu’il vit dans la foi, et au travers de l'amour celle-ci est devenue une foi vivante. L'«église» ne garantit pas à l'homme la béatitude, mais la foi et l'amour, bien que ceux-ci puissent cependant manquer totalement malgré l'appartenance à une église qui a été appelée à la vie par des hommes et qui avait dû être fondée par Moi comme «l'unique qui rende bienheureux». Dans chaque église ou orientation spirituelle il peut certes y avoir de vrais membres de Mon Église ; parce que cela est déterminé seulement par la foi et l'amour. Mais un homme qui n'a pas démontré les marques de celle-ci ne peut jamais appartenir à Mon Église qui a pour fondement l’Action de Mon Esprit, la foi et l'amour. Mon Royaume n'est pas de ce monde, Mes Paroles étaient certes tournées aux hommes de ce monde, mais elles avaient un sens spirituel, parce qu'elles devaient aider à fonder Mon Royaume spirituel. Elles vous ont été données en vue de ce Royaume qui existe en dehors de ce monde, et qui ne passera pas pour l'Éternité. Ce que J’ai exigé des hommes, devait leur assurer une Vie éternelle dans le Règne spirituel. Mes exigences devaient certes être accomplies sur la Terre, mais pas par des actions terrestres dans lesquelles l'âme n’aurait pas participée, car l'âme doit suivre Ma Volonté. L'âme toute seule doit accomplir sa transformation, et si elle y tend sincèrement, elle est «déjà un membre de Mon Église» ! Parce qu'alors l'homme a aussi la juste foi, et ce qui le pousse intérieurement à une tendance fervente est mon Esprit, Ma Voix, qu'il entend, et s’efforce de suivre. Et cette Action de l'Esprit montre l'appartenance à Mon Église, qui ensuite le rendra aussi bienheureux. J’ai apporté aux hommes le pur Évangile, Je leur ai expliqué tout ce qui est nécessaire pour pouvoir entrer dans Mon Royaume, mais celui-ci n'est pas de ce monde. Je leur ai enseigné de s'exercer dans l'amour et Je leur ai indiqué avec cela comment entrer dans le Royaume de la Béatitude. J’ai rassemblé autour de Moi tous ceux qui jusqu'à présent étaient instruits faussement ; et ainsi J’Étais aussi leur Prédicateur, Qui présentait Son Église et voulait tourner aux hommes son effet qui rend bienheureux, J’ai fondé alors la vraie Église, lorsque Je marchais sur la Terre, et Je vous ai accueilli tous : Juifs, païens, percepteurs et pécheurs. Et ceux qui croyaient en Moi, qui acceptaient Moi et Ma Doctrine et vivaient selon celle-ci, à ceux-ci J’ai envoyé après Ma mort Mon Esprit, le Symbole de Mon Église qui ne peut pas être dépassée par les portes de l'enfer. Mais où y a-t-il encore l’Action de l'Esprit dans cette église, qui s'appelle «l'unique qui rende bienheureux» ? Certes Mon Esprit peut souffler même là, mais alors il doit être précédé du lien avec Mon Église, parce que Moi Seul à travers Mon Esprit, Je Suis toujours seulement là où sont remplies les conditions qui ont pour conséquence l’Action de Mon Esprit. Et c’est là que «la vraie Eglise du Christ» sera reconnaissable. Et quoi qu’il soit entrepris contre ces hommes qui lui appartiennent, ils ne pourront pas être vaincus ou repoussés, même si l'enfer lui-même procède contre eux. Elle est infranchissable, parce qu'elle est Mon Œuvre, parce qu'elle seule est l'Église spirituelle qui mène à la béatitude. Parce qu’en elle il ne peut pas y avoir de chrétiens apparents, vu que ceux-ci s'excluent d’eux-mêmes de la communauté des croyants, et donc ils ne sont pas de vrais confesseurs du Christ et des représentants croyants de Mon Nom, lorsqu’ils sont mis à l'épreuve. Et des hommes il sera exigé cette épreuve de foi ; elle sera exigée de tous ceux qui se disent croyants, et alors on verra qui appartient à la vraie Église, à cette Église que J’ai Moi-même fondée. Alors on verra où Mon Esprit est actif et quelle Force il est en mesure d’offrir à ceux qui sont attaqués à cause de Mon Nom, à ceux qui Me confessent joyeusement devant le monde, et où une décision est exigée d’eux. Alors on verra combien peu cette église qui se dit «l'unique qui rende bienheureuse» tient ses promesses, et comment tous les membres qui en sortent appartiennent certes à celle-là, mais pas à Mon Église. Alors ils reconnaîtront leur misère et la sentiront, mais à cause du manque de Lumière d'amour ils ne reconnaîtront pas la valeur de cette Église qui est fondée sur la foi vivante qui a la Force d'un Pierre. Parce que chacun de Mes Mots était et est à entendre spirituellement, et peut être compris seulement lorsque Mon Esprit peut agir dans l’homme, mais alors sa foi sera vivante, et il tendra seulement vers ce Royaume qui n'est pas de ce monde.
Amen
Vertaler