U mensen hebt buitengewoon veel hulp nodig van de kant van de geestelijke wereld, wilt u de laatste strijd op aarde doorstaan. Maar deze hulp staat altijd in overvloed tot uw beschikking als u er maar om vraagt. Daarom zal u worden uitgelegd op welke wijze u hulp gegeven wordt, en hoe u er om bidden kunt.
Er is wat u mensen noemt de "gemeenschap der heiligen" die u helpend terzijde staat. Maar het begrip "heilige" moet eerst worden uitgelegd, wilt u in de waarheid onderricht en vrij van verkeerde denkbeelden zijn. De lichtwezens zijn de trouwste leiders en helpers van de mensen, ze zijn altijd bereid als ze maar geroepen worden. Maar hoe zij de mensen zijn toegewezen, dat bepaalt GOD alleen in zijn Wijsheid. Evenals HIJ ook de geestelijke wezens naar de graad van hun volmaaktheid met licht en kracht vervult.
Mensen echter kunnen de mate van rijpheid van een medemens niet beoordelen, om welke reden zij daarom ook niet het recht hebben noch de bekwaamheid bezitten - hem tot heilige te verheffen, want alleen GOD weet hoe de aard van de ziel van iemand is als hij door de lichamelijke dood vrijgeworden - het geestelijke rijk ingaat. GOD alleen weet in welke verhouding de mens op aarde tot HEM heeft gestaan en in hoeverre hij in de liefde werkzaam was. Want het werken in liefde is doorslaggevend en dit kan hem reeds op aarde licht en kracht in alle volheid hebben opgeleverd, zodat hij al bijzondere werken kon verrichten - als hij dat wilde. Maar GOD behoudt Zich het recht voor zulke rijpe zielen hun werkkring in het hiernamaals toe te wijzen, die overeenkomt met hun graad van rijpheid. HIJ wijst hun hun werkzaamheden toe in het geestelijke rijk, zoals HIJ ook de aard van de hulp bepaalt die de mensen op aarde verleend moet worden.
De lichtwezens zijn vol van kracht. Voor hen is alles mogelijk omdat zij met GOD en in Zijn Wil werken en omdat zij voortdurend met Zijn Kracht doorstroomd worden. Ieder lichtwezen bevindt zich echter ook geheel in GOD's Wil, d.w.z. het kan zelf niet anders willen dan wat GOD's Wil is, omdat het de verbinding met HEM al tot stand heeft gebracht en daarom geheel in Zijn Wil opgaat.
Ze beseffen echter ook - daar ze vervuld zijn van wijsheid - het dwaze van vele verzoeken van de kant van de mensen en moeten daarom het inwilligen van zulke beden weigeren, daar een verhoring schadelijk zou zijn voor de ziel van de vragende.
Voor de lichtwezens is de hulp die ze de mensen verlenen een toestand van diepe vreugde, om welke reden het ook door GOD is toegestaan dat de mensen de lichtwezens om bijstand aanroepen. Het is echter nooit Zijn Wil bepaalde "heiligen" aan te roepen, omdat hun werkzaam zijn en bestemming een geheel andere kan zijn dan verwacht. En vanuit deze onwetendheid kunnen de mensen ook wel een wezen aanroepen dat nog ver af is van de volmaaktheid, aan wie ze zich nu echter door het aanroepen uitleveren en niet met erg gunstig gevolg door deze nu ook kunnen worden beïnvloed. Want de geroepenen verschijnen en verdringen zich dadelijk in de nabijheid van de roepende en proberen hem hun gedachten op te dringen, die echter niet overeenkomstig de waarheid behoeven te zijn.
Bovendien is de "heiligverklaring" vanuit de kant van de mensen in de eerste plaats afhankelijk van een levenswandel, die overeenstemt met een "kerkelijke gemeenschap". Er wordt dus iets tot voorwaarde gemaakt wat nooit door GOD, maar alleen door die kerk verlangd wordt - en daaraan beantwoordend volgt de heiligverklaring - wat echter nooit GOD's Wil kan zijn. Dus behoeft niet ieder die op zo'n manier heilig is verklaard een lichtwezen te zijn, terwijl er anderzijds veel lichtwezens in het geestelijke rijk zijn wier levenswandel wel voldeed aan de Wil van GOD - maar niet aan de eisen die door de kerkelijke gemeenschap werden gesteld.
In alle lichtwezens is de Kracht uit GOD aanwezig die zij graag willen gebruiken, en daarom zijn hun mensen ter verzorging toevertrouwd wier volmaaktheid ze willen en ook kunnen bevorderen, als de menselijke wil er niet tegen gericht is. Het aanroepen van deze wezens - door GOD aangesteld als hulp voor de mensen - zal nooit zonder succes blijven. Terwijl het aanroepen van bepaalde wezens evenzogoed ook schadelijk kan zijn, als er hulp van hen verwacht wordt die zij echter niet kunnen geven als zij nog niet met GOD verbonden zijn.
Onjuist is echter ook de gedachte van de lichtwezens voorspraak te kunnen verkrijgen, want het gebed is een smeekbede tot GOD - waardoor de verbinding met HEM tot stand wordt gebracht en GOD verlangt dat deze bede rechtstreeks tot HEM gericht wordt - omdat deze smeekbede blijk geeft dat de wil van de mens op GOD is gericht.
Volgens menselijke opvatting moeten nu die lichtwezens die zich al ten zeerste met GOD verenigd hebben, deze verbinding met HEM tot stand brengen. In dat geval zou de mens zelf zich niet met GOD behoeven te verbinden, terwijl dat toch het doel en de betekenis van het aardse leven is. Want door de verbinding met GOD is pas de toevoer van kracht mogelijk, zonder welke 'n uitrijpen van de ziel niet kan plaats vinden.
Die kracht kan echter niet zonder GOD's Wil door de lichtwezens aan de mensen worden doorgegeven, omdat er ook in het geestelijke rijk wetten bestaan waaraan zijn bewoners zich onderwerpen in het besef, dat ze door de liefde en wijsheid van GOD gegeven werden.
De lichtwezens zijn in elk geval tot helpen bereid, maar zij voegen zich echter naar de Wil van GOD. Dus moet de mens zich eerst openstellen voor GOD's Wil om dan door HEM te worden voorzien, of rechtstreeks of door de lichtwezens, die waarlijk geen mens zonder hulp laten als de Wil van GOD dit goedkeurt.
Dus zal het aanroepen van de lichtwezens om hulp nooit tevergeefs zijn. Maar het vragen om voorspraak is nutteloos omdat het kind in vol vertrouwen zelf naar de VADER moet gaan, opdat de Liefde van de VADER Zich helemaal voor hem kan openstellen. Maar deze vertrouwelijke verhouding wordt nooit tot stand gebracht als de mens gelooft door voorbeden evenzo dat doel te bereiken. GOD is een GOD van Liefde en HIJ wil niet dat de mensen vrees hebben om tot HEM te komen. HIJ wil de VADER van Zijn kinderen zijn, maar niet een strenge rechter en machthebber, die men door voorspraak probeert goedgunstig voor zich te stemmen. Maar een VADER gaat men vertrouwelijk tegemoet. En deze vertrouwelijkheid verlangt GOD van Zijn schepselen omdat HIJ hen oneindig liefheeft en HIJ hun daarom ook elke bede vervullen zal.
Amen
VertalerUna ayuda extremadamente grande es necesaria para ustedes, los humanos, por parte del mundo espiritual si quieren sobrevivir a la última batalla en la tierra, pero esta ayuda está disponible para ustedes en toda su extensión si sólo la solicitan. Y, por tanto, se les explicará en qué forma se les concede la ayuda y cómo pueden solicitarla. Es, como ustedes los humanos la llaman, la comunidad de los santos la que les ayuda; sin embargo, el término "santos" necesita ser aclarado si quieren estar informados de la verdad y libres de conceptos erróneos. Los seres de luz son los guías y ayudantes más fieles de las personas, que siempre están dispuestos si se les llama. Pero la forma en que se asignan a las personas la determina Dios en su sabiduría, al igual que también llena de luz y fuerza a los seres espirituales según su grado de perfección. Sin embargo, las personas no pueden evaluar el grado de madurez de un semejante, por lo que no tienen el derecho ni la capacidad de elevarlo a la categoría de santo, ya que sólo Dios sabe cómo es el alma de una persona cuando, habiéndose liberado mediante la muerte corporal, entra en el reino espiritual. Sólo Dios conoce la relación que el ser humano tenía con Él en la tierra y hasta qué punto era activo en el amor. Sólo la actividad del amor es decisiva y puede haberle aportado ya luz y fuerza en toda la abundancia en la tierra, de modo que ya era capaz de obrar cosas extraordinarias en la tierra si era su voluntad. Pero Él se reserva el derecho de asignar a esas almas maduras la esfera de actividad en el más allá que corresponda a su grado de madurez. Él les asigna la actividad en el reino espiritual, así como también determina el tipo de ayuda que debe concederse a las personas en la tierra. Los seres de luz están llenos de fuerza, todo es posible para ellos porque trabajan con Dios y en su voluntad y porque están constantemente impregnados de su fuerza. Pero el ser de luz también está completamente en la voluntad de Dios, es decir, no puede querer otra cosa que lo que es la propia voluntad de Dios, porque ya ha establecido la unión con Dios y, por tanto, está completamente absorbido en la voluntad de Dios. Pero como está lleno de sabiduría, también reconoce lo inapropiado de muchas peticiones de la gente y, por lo tanto, también tiene que fallar cuando su cumplimiento sería perjudicial para el alma. La ayuda concedida al ser humano produce un estado de felicidad en los seres de luz, por eso también es lícito por parte de Dios que las personas apelen a ellos en busca de ayuda, pero nunca es correcto invocar a determinados santos porque su actividad y su finalidad pueden ser completamente diferentes y las personas, en su ignorancia, también pueden invocar a un ser que está lejos de la perfección, al que ahora se entregan a través de la llamada y entonces pueden ser influenciados por él con poco provecho. Porque los que son llamados aparecen, inmediatamente se acercan con insistencia al llamante y tratan de imponerle sus pensamientos, que no tienen por qué corresponder a la verdad. Además, la canonización desde el punto de vista humano depende en primer lugar de una forma de vida acorde con una comunidad eclesiástica, es decir, se hace de una determinada piedad un requisito previo que nunca es exigido por Dios, sino por esa iglesia, y la canonización tiene lugar de acuerdo con esto, que nunca puede ser la voluntad de Dios. Por consiguiente, no todos los que son canonizados de este modo tienen que ser seres de luz, al igual que hay muchos seres de luz en el reino espiritual cuyo modo de vida correspondía ciertamente a la voluntad de Dios, pero no a las exigencias de una comunidad eclesiástica. Todos estos seres de luz tienen una fuerza inherente de Dios que quieren utilizar, y por lo tanto se les entrega, para su cuidado, a personas cuya perfección deben y también pueden promover si la voluntad humana no se dirige contra ella. Una apelación a los seres nunca quedará sin éxito, mientras que una apelación a ciertos seres puede igualmente ser perjudicial, mientras se espera la ayuda de ellos. Pero la idea de poder obtener la intercesión de esos seres de luz es errónea.... La oración es una apelación a Dios. Y entonces se establece la conexión del ser humano con Él, que Dios mismo requiere, porque la súplica expresa la devoción de la voluntad a Él. Así, según la opinión humana, los seres de luz, que ya están en la más estrecha unión con Él, deberían establecer este vínculo con Dios, pero entonces el ser humano se vería privado del esfuerzo hacia esta conexión que, sin embargo, es el propósito y la meta de su paso por la tierra, porque sólo en la conexión con Dios es posible la afluencia de fuerza sin la cual no puede tener lugar la maduración del alma. Pero la fuerza no puede ser suministrada al ser humano por el ser de luz porque también hay leyes en el reino espiritual a las que sus habitantes se someten sabiendo que fueron dadas por el amor y la sabiduría de Dios. Los seres están siempre dispuestos a ayudar y se ponen bajo la voluntad de Dios, por lo que el ser humano debe inclinarse primero ante la voluntad de Dios para luego ser atendido por Él directamente o también a través de los seres de luz, que realmente no dejan a ningún ser humano sin ayuda si la voluntad de Dios lo aprueba. Y así, la apelación a los seres de luz en busca de ayuda nunca será en vano, pero la apelación a la intercesión es inútil, porque el hijo debe acudir confidencialmente al Padre mismo para que el amor del Padre le sea entregado, y porque esta relación íntima nunca se establecerá si el ser humano cree que también puede alcanzar la meta mediante la intercesión. Dios es un Dios de amor y no quiere que la gente tenga miedo de acudir a Él; quiere ser el Padre de sus hijos pero no un juez y gobernante estricto; a éste se le busca inclinación por medio de la intercesión, pero a Dios se le aborda con confianza, y Dios exige esta confianza a sus creaciones vivas porque las ama infinitamente y también cumplirá todas sus peticiones....
Amén
Vertaler