Joh.14.21: "Wie Mijn geboden kent en ze onderhoudt, die is het die Mij lief heeft. Wie MIJ echter liefheeft, die zal door Mijn VADER bemind worden; en IK zal hem beminnen en MIJ aan hem openbaren!".
Het verhevenste moment voor de mens in het aardse leven is het Woord dat weerklinkt te vernemen, als hij de uiting van Mijn Liefde in zijn hart hoort als een gesproken woord. Want dan is Mijn nabijheid merkbaar als een stroom van licht, die het hart vervult en ook voor het bewustzijn van de mens te vernemen is.
In welke rijpheid van ziel de mens zich dan bevindt, is van invloed op de aard van het weerklinken van de innerlijke stem. Hij kan zich onbezorgd aan het zalige gevoel overgeven als zijn ziel reeds ver gevorderd is, zoals hij echter ook nog met innerlijke hindernissen te kampen kan hebben, als hij zich nog in een lagere graad van rijpheid bevindt. Maar toch moet hij reeds een bepaalde geestelijke rijpheid verkregen hebben, anders zou hij nimmer de genade van het Woord dat "weerklinkt" kunnen ontvangen.
Het is dus een proces van overdracht van Licht en Kracht in directe vorm. Die mens staat zo innig met MIJ in verbinding dat IK MIJ tegenover hem kan uiten en door hem verstaan wordt, wat bij onrijpe zielen nooit het geval zal zijn.
Steeds echter moet IK de Kracht van Mijn Liefde indammen, wil de mens geschikt blijven voor het aardse leven, en niet door 'n overweldigend geluk elke aardse verbinding verliezen. En daarom zullen het steeds maar korte momenten zijn waarin IK MIJ hoorbaar uit, tot het aardse bestaan van hem beëindigd is met wie IK zo nauw in verbinding sta, dat IK hem Mijn aanspreken waardig keur.
In de eindtijd echter heb IK dienaren op de aarde nodig die zeer ijverig voor MIJ bezig zijn. En hun ijver beloon IK, doordat IK MIJ aan hen op zo'n wijze openbaar dat zij geen twijfel meer in hun hart kunnen koesteren, omdat zij MIJ trouw zijn, omdat zij geloven zonder te zien - en in dit geloof voor Mij arbeiden.
IK wil hen aansporen tot steeds ijveriger activiteit, maar kan Mij echter dan pas hoorbaar uiten als hun geloof reeds zo'n standvastigheid bereikt heeft dat zij onvoorwaardelijk aan Mijn werkzaam zijn geloven, dat zij de Stem van de GEEST reeds tevoren vernomen hebben en hem als Mijn Stem herkennen. Want nooit mag het Woord dat weerklinkt een geloofsdwang voor hen betekenen.
Het is de bekroning van een sterk geloof en voor het aardse leven het begerenswaardigste, omdat het de mens onuitsprekelijk gelukkig maakt - en de gedachte daaraan hem ongevoelig kan maken voor aards lijden en nood. Zijn gelukzaligheid, zijn overtuigd geloof, versterkt ook de kracht van het geloof van zijn medemensen, zodat dus zijn werkzaamheid onder de mensen buitengewoon zegenrijk is en hij elk werk waaraan hij begint, ook volbrengen zal.
Wel kunnen de medemensen hem met twijfels confronteren. Wie echter Mijn Woord hoorbaar in zich verneemt die kan niet meer twijfelen. En zodoende beloon IK de liefde en trouw van Mijn dienaar, die zich voor MIJ inzet, en IK geef hem op aarde reeds het geluk dat de wereld hem niet bieden kan.
Amen
VertalerDer erhabenste Moment im Erdenleben ist für den Menschen das Vernehmen des tönenden Wortes, so er den Ausdruck Meiner Liebe in seinem Herzen hört wie ein gesprochenes Wort. Denn nun ist Meine Nähe spürbar als eine Flut von Licht, die das Herz erfüllt und auch den Sinnen des Menschen vernehmbar ist. In welcher Seelenreife sich nun der Mensch befindet, das ist auf die Art des Ertönens der inneren Stimme von Einfluß. Er kann sich unbeschwert dem Wonnegefühl hingeben, so seine Seele schon weit vorgeschritten ist, wie er aber auch noch mit inneren Hindernissen zu kämpfen haben kann in einem niederen Reifegrad. Dennoch muß er eine bestimmte seelische Reife schon erlangt haben, ansonsten er nimmer die Gnade des tönenden Wortes empfangen könnte.... Es ist also ein Vorgang von Licht- und Kraftübertragung in direkter Form, es steht der Mensch so innig mit Mir in Verbindung, daß Ich Mich ihm gegenüber äußern kann und verstanden werde, was bei unreifen Seelen niemals der Fall sein wird. Stets aber muß Ich Meine Liebekraft eindämmen, soll der Mensch tauglich bleiben für das Erdenleben und nicht durch überströmendes Glück jegliche irdische Bindung verlieren. Und daher werden es immer nur kurze Momente sein, da Ich Mich tönend äußere, bis der Erdenlauf dessen beendet ist, der Mir so nahesteht, daß Ich ihn Meiner Ansprache würdige. In der Endzeit aber benötige Ich Diener auf Erden, die eifrig für Mich tätig sind, und ihren Eifer lohne Ich, indem Ich Mich ihnen offenbare in einer Weise, daß sie keinen Zweifel mehr hegen können im Herzen, weil sie Mir treu sind, weil sie glauben, ohne zu sehen, und in diesem Glauben für Mich arbeiten. Ich will sie anregen zu immer regerer Tätigkeit, kann aber erst dann tönend Mich äußern, wenn ihr Glaube schon jene Festigkeit erreicht hat, daß sie bedingungslos an Mein Wirken glauben, daß sie die Stimme des Geistes schon zuvor vernommen haben und sie als Meine Stimme erkannten, denn niemals darf das tönende Wort einen Glaubenszwang für sie bedeuten, denn es ist die Krönung eines starken Glaubens und für das Erdenleben das Erstrebenswerteste, weil es den Menschen unsagbar beglückt und der Gedanke daran ihn unempfindlich machen kann gegen Leiden und Nöte irdischer Art. Seine Seligkeit, sein überzeugter Glaube geben auch dem Mitmenschen verstärkte Glaubenskraft, so daß also das Wirken dessen unter den Menschen überaus segensreich ist und er jede Leistung vollbringen wird, die er in Angriff nimmt. Es können ihm wohl die Mitmenschen Zweifel entgegensetzen, wer aber Mein Wort tönend in sich vernimmt, der kann nicht mehr zweifeln. Und also lohne Ich die Liebe und Treue Meines Dieners, der sich für Mich einsetzt, und gebe ihm schon auf Erden ein Glück, das die Welt ihm nicht bieten kann....
Amen
Vertaler