Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Het goede en het kwade - De wet van eeuwigheid

Ook het kwade is door MIJ toegelaten maar nooit volgens Mijn Wil, want het kwade is tegenstrijdig aan Mijn wet van eeuwigheid en is een onjuiste richting van de wil die van MIJ af en naar iets geheel ongoddelijks toe streeft. Dus een toestand, geheel tegengesteld aan de oertoestand van het door MIJ geschapene. Maar het moet, voor het door MIJ geschapene, zowel naar het goede als ook naar het kwade te streven mogelijk zijn, dus moet goed en kwaad bestaan als het wezen uit vrije wil volmaakt wil blijven of volmaakt wil worden.

Alles wat tegenstrijdig is aan Mijn wet van eeuwigheid is kwaad - en alles wat in Mijn eeuwige ordening blijft is goed. Dat echter het wezen zijn begeren naar beide kanten in zich bespeuren of ontwikkelen kan is volgens Mijn Wil, en dat het elk verlangen in zijn hart kan waarnemen is Mijn werk. Mijn Liefde en Wijsheid liggen er aan ten grondslag dat IK het wezen zo geschapen heb, want IK wil het tot eeuwige zaligheid voeren wat echter als voorwaarde een streven naar het goede, in vrije wil, vereist.

Om kracht te kunnen ontplooien moet ook weerstand aanwezig zijn, om goed te kunnen zijn moet dus de mens ook de mogelijkheid hebben slecht te kunnen zijn en goed te kunnen worden of te blijven, uit eigen beweging. Want anders zou zijn volmaaktheid puur een werk zijn van Mijn Liefde waaraan de hoogste graad van volmaaktheid zou ontbreken, omdat de vrije wil noodzakelijk is en tevoren beproefd moet worden. Het kwade kan dus nooit goed genoemd en als van MIJ uitgaande voorgesteld worden, ofschoon IK ook het kwade ruimte geef daar IK het toelaat.

Kwaad denken, kwaad spreken en kwaad handelen staat buiten Mijn goddelijke ordening. Zou IK echter door de Kracht van Mijn Wil verhinderen dat de mens kwaad kon denken, spreken en handelen, dan zou hij geen zelfstandig en zelfwillend schepsel zijn, maar enkel een product van Mijn Wilskracht dat nooit aanspraak kon maken op volmaaktheid. IK wil MIJ echter volmaakte schepsels vormen die IK met Mijn Liefdekracht kan doorstralen, dus bovenmatig zalig wil maken. Maar daartoe moeten zij de beproeving van hun wil doorstaan om uit eigen beweging, met een geheel vrije wil, naar de hoogste graad van volmaaktheid te streven. Maar dat geeft ook de mogelijkheid om te kunnen wegzinken in een toestand van onvolmaaktheid, de grootste verwijdering van MIJ.

Mijn Wil is goed en blijft goed tot in alle eeuwigheid, en wat zich vrijwillig aan Mijn Wil onderwerpt zal goed zijn en ook blijven. Wat echter tegen Mijn Wil in handelt, keert zich tot het kwade, en IK verhinder het niet. Maar het berooft zichzelf zijn volmaaktheid en doorstaat niet de beproeving van wil; het moet,wanneer het is weggezonken ook in de diepste diepte weer omhoog streven in vrije wil. Maar daar heeft het een eindeloos lange tijd voor nodig om weer die graad van volmaaktheid te bereiken die nodig is voor Mijn nabijheid.

Daarom moet de wil speelruimte hebben en er moet tegen de goddelijke ordening in gehandeld kunnen worden, wat IK echter nimmer goed kan noemen en wat ook nooit Mijn Wil is. En daarom zullen goed en kwaad zolang blijven bestaan tot al het geestelijke verlost is, d.w.z. tot al het uit MIJ voortgebrachte de wilstest heeft afgelegd om uit vrije wil naar het goede en goddelijke te streven. Tot het in vrije wil de weg tot MIJ gevonden heeft, en als hoogst volmaakt wezen nu alle vreugden van de eeuwige zaligheid genieten kan.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Bem e Mal.... Lei da Eternidade....

O mal também é permitido por Mim mas nunca a Minha vontade, pois o mal contradiz a Minha lei desde a eternidade, é uma direcção de vontade errada que se afasta de Mim e se esforça por algo completamente ímpio.... um estado que contradiz completamente o estado original do criado por Me.... Mas deve ser possível que isto criado por Mim se esforce pelo bem e pelo mal, assim o bem e o mal devem existir se o ser quiser permanecer ou tornar-se perfeito por sua própria vontade. Tudo o que contradiz a Minha lei desde a eternidade é mau, tudo o que permanece na Minha ordem eterna é bom; mas o facto de o ser poder sentir ou desenvolver o seu desejo em todas as direcções dentro de si é a Minha vontade, e de poder sentir todo o desejo no seu coração é a Minha obra. No entanto, a minha sabedoria e o meu amor estão subjacentes ao facto de ter criado o ser desta forma porque o quero conduzir à beatitude eterna e isto tem como condição uma aspiração ao bem em livre arbítrio. Para se poder desenvolver força também tem de haver resistência.... Para ser bom, o ser humano deve também ter a possibilidade de ser mau e de se tornar ou permanecer bom por si mesmo, caso contrário a sua perfeição seria puramente uma obra do Meu amor que, no entanto, carece do mais alto grau porque o livre arbítrio é indispensável mas tem de ser testado primeiro. O mal nunca pode ser chamado bom e ser retratado como sendo originário de Mim, embora eu também conceda espaço ao mal, embora eu o permita. Pensar mal, falar mal e agir mal está fora da Minha ordem divina.... Se, contudo, eu impedisse o ser humano de pensar, falar e agir mal em virtude da Minha vontade, ele não seria uma criatura livre, independente e voluntariosa, mas apenas um produto da Minha força de vontade que, no entanto, nunca poderia afirmar ser perfeita. Mas eu quero formar criações perfeitas para Mim mesmo, que quero permear com a Minha força de amor e assim fazer extremamente feliz. E para isso devem ter passado o teste da vontade de lutar pelo mais alto grau de perfeição por vontade própria, em total livre vontade.... E isto também requer a possibilidade de poder descer ao estado de imperfeição, à distância mais afastada de Mim. A Minha vontade é e permanecerá boa para toda a eternidade, e tudo o que se submeter voluntariamente à Minha vontade será e permanecerá bom; tudo o que age contra a Minha vontade prefere o mal e eu não o impeço, no entanto, priva-se da sua perfeição, não passa no teste da vontade e, se também se afundou nas profundezas mais profundas, deve inevitavelmente esforçar-se de novo para cima, em livre arbítrio, mesmo que para o fazer exija um tempo infinitamente longo para atingir novamente o grau de perfeição que permite a Minha proximidade. E precisamente por esta razão deve ser dada margem de manobra à sua vontade, deve ser possível agir contrariamente à ordem divina eterna, mas que eu nunca poderei aprovar e que também nunca é a Minha vontade. Por esta razão, o bem e o mal continuarão a existir até que todos os seres espirituais tenham sido redimidos, ou seja, até que tudo o que emergiu de Mim tenha passado o teste da vontade de lutar pelo bem, pelas coisas divinas de sua livre vontade, até que tenha encontrado o seu caminho para Mim de sua livre vontade e, como um ser supremamente perfeito, possa agora desfrutar de todas as delícias da felicidade eterna...._>Ámen

Vertaler
Vertaald door: DeepL