Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Leven - Opwekken van de goddelijke vonk in de mens

De goddelijke geestvonk in de mens is het eigenlijke leven van hem en daarom kan van wedergeboorte pas worden gesproken wanneer de Geest in de mens is opgewekt, wanneer deze zijn bezigheid kan beginnen en dus het geestelijke leven aanvangt.

De mens is dan wedergeboren in de Geest, want zijn aardse geboorte is pas dan zinvol en beantwoordend aan het doel geworden, wanneer de geestelijke wedergeboorte heeft plaatsgevonden. De goddelijke geestvonk is door de ziel van de mens (bewust) erkend, zelfs wanneer de mens verstandelijk de beide begrippen ziel en geest nog niet van elkaar kan onderscheiden.

Want de eenwording van de Geest met de ziel is een gebeurtenis die zich voltrekken kan zonder dat de mens als zodanig daarvan op de hoogte is, want deze kennis wordt hem pas overgebracht als de vereniging tussen ziel en Geest zich heeft voltrokken. Want dan pas kan de Geest de ziel opheldering daarover verschaffen wat de eenwording van de Geest met de ziel betekent en dan pas streeft de ziel naar steeds innigere vereniging met haar Geest en ontvangt het rijkste weten van hem.

En nu pas leeft de mens, dat wil zeggen hij benut zijn weten en zal nu bewust werken voor het rijk Gods, hij is ijverig bezig het verkregen weten te verbreiden en de medemensen het weten over te brengen.

Leven is voortdurende bezigheid. Aards leeft de mens weliswaar ook, zonder de goddelijke vonk in zich te hebben opgewekt, dat wil zeggen hij is aards bezig en zal dus voor zijn aardse leven werkzaam zijn, voor zijn lichaam en voor aardse doelen, maar dit is niet het ware leven, het leven dat blijft bestaan, het leven waarvan Jezus Christus heeft gesproken, dat Hij heeft beloofd aan degene die in Hem gelooft. Want het ware leven is het leven van de Geest, dat onvergankelijk is en waarvan het verkrijgen het doel van het aardse leven is. Pas wanneer de Geest in de mens gewekt is tot leven, dan is het doel van het aardse leven vervuld. En deze wedergeboorte van de Geest is het meest nastrevenswaardig, omdat het de ziel van de mens onuitsprekelijk voordeel oplevert.

Wat de aarde biedt is onbestendig en alleen het lichaam van nut, maar nooit de ziel. Wat de Geest de ziel echter biedt, is haar verkwikking en lafenis. Het is haar voedsel, dus kracht om te leven. Het is kostelijk goed dat niet meer kan vergaan, dat gelukkig maakt en tot vlijtige bezigheid aanzet en daarom het levenselixer kan worden genoemd, omdat nu de dood nooit meer mogelijk is, die tevoren de ziel heeft bedreigd en ook onvermijdelijk haar deel zou zijn, als de geestelijke wedergeboorte niet zou hebben plaatsgevonden. Het vleselijke lichaam is de omhulling die de goddelijke vonk in zich draagt en van de vrije wil van de mens hangt het nu af of hij het omhulsel openbreekt, of hij ernaar zal streven het goddelijke in zich tot leven te wekken.

En als nu de ziel, de draagster van de wil, zich naar de goddelijke Geest toekeert, doordat ze de omhulling zoekt te doordringen, doordat ze zich zelf vrij maakt van alle aardse verlangens, van ondeugden en slechte gewoonten, als ze door liefdadigheid probeert de omhulling op te lossen, zal de goddelijke geestvonk in beweging komen. Hij zal contact maken met de ziel van de mens, hij zal haar helpen zichzelf te overwinnen. Hij zal haar voortdurend raadgevingen en onderrichtingen toefluisteren en hij zal de ziel nu leiden zodra ze zich door hem laat sturen.

En nu neemt de goddelijke vonk in de mens de leiding over, en deze is waarlijk juist. Nu staan de Geest en de ziel niet meer in tegenspraak met elkaar, maar ze streven verenigd hun doel na. Ze sturen op het eeuwige vaderland aan en laten het lichaam, de aarde en al het aardse buiten beschouwing, hoewel de mens nog op aarde vertoeft. De mens is levend, zelfs wanneer hij onverschillig tegenover het aardse staat, want zijn Geest leeft en is onophoudelijk werkzaam. De mens werkt alleen nog voor het geestelijke rijk, voor het rijk Gods. Hij zal aan zichzelf werken en aan de medemensen, hij is onophoudelijk actief, want de geestvonk in hem zal hem nooit tot rust laten komen, tot werkeloze rust die verderfelijk is omdat die dezelfde betekenis heeft als de dood, een toestand die kwellend is in de eeuwigheid en daarom moet worden gevreesd als het ergste lot dat de ziel van de mens beschoren kan zijn. Maar is de Geest levend geworden, dan is er eeuwig geen dood meer. Want de Geest is onsterfelijk en hij zal ook de ziel tot zich trekken in het eeuwige leven, in de eeuwige heerlijkheid.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Life.... Awakening the divine spark in the person....

The divine spiritual spark in the human being is his actual life, consequently, one can only speak of rebirth when the spirit in the human being has been awakened, when it can start to become active and thus the spiritual life begins.... In that case the human being is spiritually reborn, for his physical birth only makes sense and serves its purpose when spiritual rebirth has taken place. The divine spiritual spark has consciously been acknowledged by the person's soul even if the person is not yet able to rationally differentiate between the two concepts of soul and spirit. For the process of unification of spirit and soul can happen without a person's knowledge, since this is only conveyed to him when it occurred. Only then will the spirit explain to the soul what the unity of the spirit with the soul means, and only then will the soul strive towards ever closer union with its spirit and will accept the most valuable knowledge from it. And from then on the human being will be alive, that is, he will utilise his knowledge and consciously work for the kingdom of God; he will eagerly work at distributing the obtained information and at imparting the knowledge to his fellow human beings.... Life is continuous activity.... Admittedly, the human being is certainly physically alive without having awakened his indwelling spiritual spark, that is, he is active in an earthly way and thus works for his earthly life, for his body and for earthly goals. But this is not the true life, the life which is everlasting, the life Jesus had spoken about and which He promised to anyone who believes in Him.... True life is the never-ending life of the spirit, the attainment of which is the purpose of life on earth. This purpose will only be achieved when the human being's spirit has come to life.

Spiritual rebirth is the most worthwhile goal to strive for, because it will yield indescribable gain for the human being's soul. That which is offered by the earth is impermanent and only benefits the body but never the soul. In contrast, what the spirit offers the soul will refresh it and quench its thirst, it is its nourishment, thus it is strength for living; it is a precious commodity which can no longer perish, which induces happiness and encourages diligent activity and therefore can be called the elixir of life, because death, which previously had threatened the soul and would be its inevitable share had rebirth not taken place, will no longer be possible. The carnal body is the shell which harbours the divine spark and it is up to the person's free will as to whether he bursts the shell, whether he strives to awaken the Divine within himself to life. If the soul, the bearer of the will, turns towards the divine spirit by trying to penetrate the shell, by trying to liberate itself from all earthly wishes, from bad habits and vices, if it tries to dissolve the shell through activity of love, the divine spiritual spark will start to move, it will make contact with the human being's soul, it will help it rise above itself, it will constantly whisper advice and instructions and thus guide the soul as soon as it allows itself to be guided. From then on the divine spark in the person will take the lead and this will truly be right.... Then the spirit and soul will no longer oppose each other but pursue their goal together.... they will strive towards the eternal home and pay no attention to the body, the earth and everything of an earthly nature, even though the human being still lives on earth. The human being is alive, even if earthly matters are of no further interest to him, for his spirit is alive and is constantly active. The human being only works for the spiritual kingdom, for the kingdom of God, he works at improving himself and his fellow human beings, he is incessantly active, for the indwelling spiritual spark will not allow him to rest, that is, to rest idly, as it is harmful and synonymous with death.... with a state which is painful in eternity and should therefore be feared as the worst fate that can befall the human soul. However, once the spirit has come alive then death will no longer exist, for the spirit is immortal and also draws the soul into eternal life, into everlasting glory....

Amen

Vertaler
Vertaald door: Heidi Hanna