Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Tijd van nood en droefenis ook voor de gelovigen

Hoe meer het geloof levend is, des te inniger zal de verbinding met God zijn en des te merkbaarder ook de toevoer van kracht, die de mens alles laat verdragen wat hem is opgelegd. Want de komende tijd zal grote eisen stellen aan alle mensen. En ook de gelovigen zullen innig om kracht moeten vragen. En als een storm, die hen dreigt omver te trekken, zal het over hen komen. En alleen het innige contact met God zal hen doen standhouden. Maar nooit is de nood groter dan Hij, Die hem stuurt, Die ook steeds bereid is te helpen als Hij gelovig wordt aangeroepen om bijstand. Doch ter wille van de gehele mensheid is de komende nood onafwendbaar. En begrijpelijkerwijs zullen ook de gelovigen er niet door onaangeraakt blijven, alleen kunnen ze zelf voor zich deze minder maken door gelovig gebed.

De mensen gaan de climax tegemoet. Ze schrikken voor niets terug, als het degene verwoesting oplevert, die ze als vijand beschouwen en ze steken zich daardoor in grote schuld, die niet anders kan worden goedgemaakt, dan dat ze zelf moeten lijden onder dat, wat ze anderen willen aandoen. En daarom zal de nood allen treffen, want overal zijn schuldigen, ook al zijn er onder hen gelovigen, die nu ook het zware lot op zich moeten nemen. Het geloof zal hen sterken en hoe meer levend dit is, des te gemakkelijker zal de nood te dragen zijn. En ze zullen ook in staat zijn op de medemensen in te werken en vele van hen terug te brengen tot het geloof in God. Want God stuurt de nood, opdat hij nog een opvoedende uitwerking heeft op de weinigen die nog te redden zijn.

En daarom is de grote komende nood een genade voor het einde. Hij is nog een middel om de zielen te redden, die door de zware druk, door droefenis en ellende gaan nadenken en serieus proberen zich te veranderen. Dezen moeten door het levende geloof van de medemens op de juiste weg worden geholpen. Hij moet hen ook helpen te geloven en ze contact laten leggen met God. En dat moeten de gelovigen zich steeds voorhouden, dat ze dringend nodig zijn in deze tijd van nood. Dat God hen niet tevoren wegroept, om in hen levende getuigen te hebben op aarde, die voor Hem en Zijn leerstellingen opkomen, die duidelijk bewijzen zijn van Gods Kracht Die door een diep geloof in hen stroomt, en die in Zijn plaats moeten spreken en werkzaam zijn op aarde onder diegenen, die ver van God afstaan.

Alleen mensen kunnen als tussenpersoon op aarde werken. Alleen mensen kunnen het Woord Gods ontvangen en doorgeven, omdat God Zelf Zich niet openlijk kan uiten om de vrijheid van geloof en wil niet in gevaar te brengen. En dit moeten mensen zijn, die zelf bij machte zijn levend te geloven en die zich ook niet door leed en rampspoed terneer laten drukken, maar steeds de ongelovigen het bewijs leveren dat de Kracht van het geloof hen doorstroomt en hen in staat stelt weerstand te bieden aan alle aardse kwellingen. Ze moeten de nood van de tijd mede op hun schouders nemen. Ze moeten zich wapenen met de Kracht, Die uit innig gebed tot God in hen groeit. Ze moeten telkens weer bereid zijn als gewillig werktuig God te dienen, wanneer en waar Hij het voor juist houdt. En derhalve moeten ze alles onderdanig op zich nemen en vol geduld wachten op de hulp van Hem, Die hun Zijn bijstand heeft verzekerd, Die hen niet in de nood zal laten als ze Hem gelovig vertrouwen.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Zeit der Not und Trübsal auch für die Gläubigen....

Je lebendiger der Glaube ist, desto inniger wird die Verbindung sein mit Gott und desto merklicher auch die Kraftzufuhr, die den Menschen alles ertragen läßt, was ihm auferlegt ist. Denn die kommende Zeit wird große Anforderungen stellen an alle Menschen, und auch die Gläubigen werden innig um Kraft bitten müssen. Und es wird wie ein Sturm kommen über sie, der sie umzureißen droht, und nur die innige Fühlungnahme mit Gott lässet sie standhalten. Doch niemals ist die Not größer als Der, Der sie sendet, Der auch immer bereit ist, zu helfen, so Er gläubig um Beistand angerufen wird. Doch um der gesamten Menschheit willen ist die kommende Not unabwendbar, und verständlicherweise werden auch die Gläubigen nicht unberührt bleiben davon, nur können sie selbst sich diese verringern durch das gläubige Gebet. Es treiben die Menschen dem Höhepunkt entgegen, sie schrecken vor nichts zurück, so es dem Vernichtung bringt, den sie als Feind betrachten, und sie stürzen sich dadurch in große Schuld, die nicht anders gesühnt werden kann, als daß sie selbst unter dem leiden müssen, was sie dem anderen zufügen wollen. Und darum wird die Not alle treffen, denn überall sind Schuldige, wenn auch mitten unter ihnen Gläubige weilen, die nun das schwere Los auch auf sich nehmen müssen. Der Glaube wird sie stärken, und je lebendiger dieser ist, desto leichter tragbar wird die Not sein. Und sie werden auch vermögen, auf den Mitmenschen einzuwirken und manche von ihnen zum Glauben an Gott zurückzuführen. Denn darum sendet Gott die Not, daß sie sich noch erzieherisch auswirke an den wenigen, die noch zu retten sind. Und darum ist die große kommende Not eine Gnade vor dem Ende, sie ist noch ein Mittel zur Gewinnung der Seelen, die durch den schweren Druck, durch Trübsal und Elend nachdenklich werden und sich ernsthaft zu wandeln suchen. Denen soll der lebendige Glaube des Mitmenschen auf den rechten Weg helfen, er soll auch ihnen zum Glauben verhelfen und ihn Fühlung nehmen lassen mit Gott.... Und das sollen sich die Gläubigen stets vorhalten, daß sie benötigt werden in dieser Notzeit, daß Gott sie nicht vorher abruft, um in ihnen lebendige Zeugen auf Erden zu haben, die für Ihn und Seine Lehren eintreten, die offensichtliche Beweise sind für die einem tiefen Glauben entströmende Kraft Gottes und die statt Seiner reden und wirken sollen auf Erden unter denen, die Gott fernstehen. Nur Menschen können als Mittler auf Erden wirken, nur Menschen können das Wort Gottes empfangen und weiterleiten, weil Gott Selbst Sich nicht offensichtlich äußern kann, um die Glaubens- und Willensfreiheit nicht zu gefährden. Und es müssen dies Menschen sein, die selbst lebendig zu glauben vermögen und die auch durch Leid und Trübsal sich nicht niederdrücken lassen, sondern immer den Ungläubigen den Beweis liefern, daß die Kraft des Glaubens sie durchströmt und sie widerstandsfähig macht gegen alle irdische Drangsal. Sie müssen die Not der Zeit mit auf ihre Schultern nehmen, sie müssen sich wappnen mit der Kraft, die ihnen aus innigem Gebet zu Gott erwächst. Sie müssen stets und ständig bereit sein, als williges Werkzeug Gott zu dienen, wann und wo Er es für gut hält, und sie müssen deshalb alles ergeben auf sich nehmen und voller Geduld harren der Hilfe Dessen, Der ihnen Seinen Beistand zugesichert hat, Der sie nicht in der Not lässet, so sie Ihm gläubig vertrauen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde