Slechts weinig mensen beseffen de waarde van de goddelijke openbaringen en slechts zelden wordt door hen daarom aangenomen, wat hun wordt overgebracht. Talrijke mogelijkheden blijven zo onbenut en dit heeft een geringer inzicht tot gevolg, wat vaak zelfs een stilstand betekent - terwijl er vooruitgang geboekt zou kunnen worden. De geestelijke blindheid van de mensen zou kunnen worden opgeheven, de duistere toestand in licht veranderd, en toch verkiezen zij de nacht en schuwen het licht. Zij hebben nog weerstand tegen die wereld die licht schenkt en ieder die er zich aan toevertrouwt, liefdevol bedenkt.
Het is een gebrek aan geloof dat zij menen dat GOD Zich niet over de mensen erbarmt, en dat Hij hen niet helpend wil bijstaan als zij in nood zijn. Deze nood is echter gebleken en bestaat hierin - dat talloze dwalingen de mensen verhinderen GOD op de juiste wijze te zien, HEM lief te hebben en HEM door dienende naastenliefde deze liefde te betuigen. Deze nood bestaat in een dood geloof dat falen zal als het op de proef wordt gesteld. Want als de mens serieus moet beslissen, zal hij alleen dan standvastig blijven als hij een rotsvaste overtuiging heeft dat zijn kennis en zijn geloof waardevoller is dan dat, wat hem er tegenover wordt gesteld.
En daarom moet het geloof met de kennis overeenstemmen, d.w.z. wat de mens gelooft moet ook geloofwaardig zijn, dus een wijsheid verraden, als de mens er ernstig over nadenkt.
Er wordt van GOD uit niets te geloven gevraagd wat de mens bij serieus nadenken niet zou kunnen aannemen. En daarom moet wat onaanneembaar lijkt en waaraan bij ernstig onderzoek de wijsheid blijkt te ontbreken mensenwerk zijn, dat als aanvulling nog bijgevoegd werd bij wat GOD gevraagd heeft te geloven.
De geloofwaardigheid van een leer is daaraan te zien dat ook hieruit de liefde straalt, de liefde van GOD tot het door HEM geschapene, dat de liefde en de wijsheid dus tot een goddelijk WEZEN laten besluiten, DAT bezorgd is over zijn schepselen.
En zo kan elke geloofsleer ten opzichte daarvan beproefd worden. En er moet daarbij in aanmerking worden genomen dat op de eerste plaats ieder die onderrichten wil tot zo'n onderzoek verplicht is, omdat hij alleen dat moet onderwijzen - wat hijzelf als waarheid heeft ingezien. Dit is echter een voorwaarde die meestal buiten beschouwing wordt gelaten en daarom reeds het verspreiden van dwalingen buitengewoon begunstigt.
Iedere leraar moet van wat hij onderwijst geheel overtuigd zijn. En overtuiging is alleen door een ernstig onderzoek te verkrijgen. Dan echter kan de leraar zonder bezwaar de door hem ingeziene waarheid op zijn medemensen overdragen die voor zo'n onderzoek minder bekwaam zijn, maar bij de juiste overdracht het hun gebodene reeds als geloofwaardig inzien omdat dit hun de Liefde en de Wijsheid van GOD bevestigt.
Wie ernstig wil onderzoeken die zal het niet aan denkvermogen mankeren, als de wil tot de waarheid aanwezig is. Voorwaarde is dat de onderzoekende mens ook in de liefde leeft, anders kan hij nooit een voorvechter van de waarheid zijn - maar moet een exponent van de leugen en de dwaling zijn, omdat hij door zijn liefdeloosheid zich heeft overgeleverd aan hem die tegen GOD strijdt.
En het is nu begrijpelijk dat en waarom een oorspronkelijk zuivere en onvervalste aan de mensen aangeboden leer velerlei veranderingen heeft ondergaan en waarom het niet mogelijk was, dat overleveringen onvervalst behouden bleven. Want het ernstig onderzoeken op betrouwbaarheid en waarachtigheid werd ontweken door de eis: zonder twijfel alles te geloven wat de mensen geleerd werd.
De zuivere waarheid kan elke toetsing doorstaan en ze blijft derhalve onveranderd. Maar in de loop van de tijd ontstonden scheuringen. De verschillende geestesstromingen en hun afzonderlijke leerstellingen boden altijd gelegenheid ze tegen elkaar af te wegen. En als ze maar steeds met de goddelijke Wijsheid en Liefde waren geconfronteerd, dan had iedere serieuze onderzoeker ingezien welke leerstellingen mensenwerk waren en dus als dwalingen moesten worden gebrandmerkt.
Daarom treft die mensen de grootste schuld, waarvoor zij zich ook moeten verantwoorden - die in staat waren tot onderzoek, maar dit achterwege lieten en zonder verantwoordelijkheidsgevoel opvattingen op hun medemensen overdroegen die zij bij ernstig onderzoek zouden hebben moeten afwijzen. Daardoor komt het dat dwaling en leugen zich verbreid hebben.
Maar steeds weer waren er mensen die uit zichzelf deze onderzoeken op zich namen en nu als hervormers die lang bestaande geloofsleren probeerden omver te werpen. En weer was de rijpheidsgraad van deze mensen maatgevend hoever zij in de waarheid waren doorgedrongen en deze ook konden doorgeven.
Steeds weer werd de mensen derhalve gelegenheid geboden een standpunt in te nemen tegenover de geloofsleren. Want door de strijdvragen van de verschillende geestesrichtingen - door de scheuringen binnen de kerk - werden zij opmerkzaam gemaakt op de verscheidenheid van leringen, waarvoor evenwel steeds geloof vereist werd.
Nu moest het verstand en het hart aan het werk als er een onderzoek zou worden uitgevoerd, en daartoe was de wil van de mens nodig en het verlangen naar het inzicht in de waarheid. Iedere aanhanger van een leer komt op voor zijn leer, en toch kunnen nooit verschillende leren aanspraak op geloofwaardigheid maken - omdat er maar een waarheid is. En zich deze waarheid eigen maken moet het streven van ieder mens zijn.
Daarom is het ook onvoorwaardelijk nodig zelf een standpunt in te nemen ten opzichte van elke aan de mensen overgebrachte geloofsleer, daar die anders nooit geestelijk hun eigendom kan worden, al komt hij er naar zijn zeggen voor uit. Want deze woorden zijn dan geen diepste overtuiging, want voor een overtuiging is verstandelijk doordenken onvoorwaardelijk nodig en dit denken wordt alleen juist geleid onder aanroepen van GOD's GEEST.
Wordt een mens echter de zuivere waarheid aangeboden, dan zal hij veel gemakkelijker tot een innerlijke overtuiging komen als hij er over nadenkt, terwijl het meer inzet en een verlangen naar de waarheid vraagt, om dwaalleren ook als dwaling te herkennen.
Daarom draagt degene die onderwijst een grote verantwoording, zodra hij door eigen lauwheid of verzuim een onderzoek achterwege laat en nu opvattingen verbreidt waarvan hij zelf niet geheel is overtuigd.
Zodra hij zichzelf als leraar heeft aangeboden, mag hij alleen dat onderrichten wat hem na ernstig onderzoek aanneembaar lijkt. Anders maakt hij zich schuldig tegenover hen die geloven van hem de waarheid te ontvangen, en die hij door dwaalleren tot een verkeerd denken brengt.
Hij heeft de plicht ook de mensen tot het onderzoeken van het hun gebodene aan te zetten, opdat zij zelf tot de overtuiging komen, dus tot een levend geloof doordringen en de dwaling van de waarheid kunnen onderscheiden.
VertalerQuão poucas pessoas reconhecem o valor das revelações divinas, e quão raramente, portanto, o que lhes é transmitido é aceite incondicionalmente.... Inúmeras possibilidades, portanto, permanecem por utilizar, o que resulta em menos realização, o que muitas vezes significa uma paralisação onde o progresso poderia ser alcançado. A cegueira espiritual das pessoas poderia ser remediada, o estado de escuridão poderia ser transformado em luz, mas elas preferem a noite e evitam a luz, elas ainda resistem ao mundo que dá luz, que cuida carinhosamente de todos que se confiam a ela. Isto é uma falta de fé que Deus tem piedade das pessoas e quer sempre ajudá-las quando elas estão em necessidade. Mas esta adversidade está provada, e consiste no fato de que inúmeros erros impedem as pessoas de reconhecer a Deus corretamente, de amá-Lo e de provar este amor a Ele através do serviço do amor ao próximo. Esta adversidade consiste na fé morta que falhará se for posta à prova. Pois se o ser humano decidir seriamente a favor de algo, só permanecerá firme se tiver a sólida convicção de que seu conhecimento e sua fé são mais valiosos do que aqueles que lhe são colocados em oposição. E, portanto, a fé e o conhecimento devem concordar, isto é, o que o ser humano deve acreditar deve ser credível, portanto deve trair a sabedoria, se o ser humano pensar seriamente sobre isso. Nada é exigido de Deus para ser acreditado, o que ele não poderia aceitar com um pensamento sério. E, portanto, o que parece inaceitável, o que falta sabedoria quando examinado seriamente, deve ser o trabalho dos homens, que foi acrescentado ao que Deus exigiu para ser acreditado. A credibilidade de um ensinamento pode ser reconhecida pelo fato de que o amor irradia dele, o amor de Deus pelo que Ele criou, que o amor e a sabedoria indicam assim um Ser divino que se preocupa com Suas criaturas. E assim, pela primeira vez, toda doutrina de fé pode ser examinada com base nisso. É preciso levar em consideração que, antes de tudo, todos os que querem ensinar são obrigados a realizar tal exame, pois só devem ensinar o que ele mesmo reconheceu como pura verdade. Este é um pré-requisito que geralmente é desconsiderado e, portanto, já favorece a propagação do erro em um grau extraordinário. Todo professor deve estar plenamente convencido do que ensina. E a condenação só pode ser obtida através de um exame sério. Então o professor pode transferir sem hesitação a verdade que reconheceu aos seus semelhantes, que são menos capazes de tal exame, mas que também reconhecem o que lhes foi ensinado como credível, porque confirma o amor e a sabedoria de Deus para com eles. Aqueles que querem seriamente examinar não lhe faltará a capacidade de pensar se a vontade de verdade está presente, desde que este examinador também esteja apaixonado, caso contrário nunca poderá ser um representante da verdade, mas terá de ser um representante do erro e da mentira, porque pela sua falta de amor se entregou àquele que luta contra Deus. E agora é preciso entender que e por que um ensinamento que originalmente era apresentado às pessoas puramente e sem adulterações passou por muitas mudanças, por que não era possível que as tradições permanecessem sem adulterações quando o sério exame de credibilidade e veracidade foi contornado pela exigência de acreditar sem dúvida em tudo o que era ensinado às pessoas. A pura verdade resiste a todos os testes e assim permanece inalterada. Mas ao longo do tempo surgiram divisões, as diferentes escolas de pensamento e seus ensinamentos individuais sempre deram a oportunidade de pesá-los uns contra os outros, e se eles tivessem sido sempre contrastados com a sabedoria e o amor divinos, então todo examinador sério teria reconhecido quais os ensinamentos que foram feitos pelo homem e, portanto, tiveram de ser marcados como erro. Portanto, aquelas pessoas que foram capazes de examinar, mas não o fizeram e conscientemente transferiram um sistema de pensamento para os seus semelhantes, que teriam de rejeitar se o tivessem examinado seriamente, carregam a maior culpa pela qual também têm de responder. Desta forma, erros e mentiras foram espalhados. Mas, uma e outra vez, houve pessoas que empreenderam essas provas por sua própria vontade e agora, como reformadores, procuravam derrubar as velhas doutrinas da fé. E mais uma vez, o grau de maturidade dessas pessoas foi decisivo quanto ao grau em que se encontravam na verdade e, portanto, foram capazes de a transmitir..... Sempre de novo as pessoas tiveram a oportunidade de tomar posição sobre as doutrinas da fé, pois através das disputas das várias escolas de pensamento, através das divisões dentro da igreja, foi-lhes chamada a atenção para a diversidade de doutrinas, para a qual, no entanto, a fé era sempre exigida. O intelecto e o coração agora tinham que se tornar ativos, um exame tinha que ser feito, e isto exigia a vontade do ser humano e o desejo de reconhecer a verdade. Cada seguidor de um ensinamento defende os seus ensinamentos e, no entanto, ensinamentos diferentes nunca podem reivindicar credibilidade porque existe apenas uma verdade. E cada ser humano deve esforçar-se para adquirir esta verdade..... E por isso também é absolutamente necessário tomar uma posição sobre toda doutrina religiosa transmitida ao próprio ser humano, caso contrário ela nunca poderá se tornar sua propriedade espiritual, mesmo que ele a represente com palavras. Pois então essas palavras não são convicção íntima, porque o pensamento intelectual é absolutamente necessário para a convicção, mas esse pensamento só é corretamente guiado pela invocação do espírito divino. Mas se a pura verdade é oferecida ao ser humano pelo professor, ele alcançará muito mais facilmente a convicção interior se ele próprio pensar nisso, ao passo que ensinamentos errados requerem maior vontade e desejo de verdade para que sejam reconhecidos como erro. E, portanto, o professor tem uma grande responsabilidade se, por sua própria tibieza ou negligência, omitir um exame e assim difundir um conhecimento espiritual do qual ele próprio não está completamente convencido. Pois se ele se ofereceu para um ministério de ensino, ele só pode ensinar o que lhe parece aceitável após um exame sério, caso contrário ele será culpado daqueles que acreditam receber sabedoria dele e a quem ele empurra para o pensamento errado através de ensinamentos mal orientados. É seu dever encorajar as pessoas a examinar o que ele ordenou, para que elas próprias se convençam, ou seja, tenham uma fé viva, e sejam capazes de distinguir entre erro e verdade....._>Amém
Vertaler