De gave om te onderwijzen moet vurig gevraagd worden, want de wil om dit onderwijzende werk uit te voeren, is de eerste voorwaarde en moet door een vurig gebed tot God getoond worden. De onderwijzer moet speciaal voor zijn taak opgeleid worden, dus een mens kan niet eigenmachtig dit werk verrichten. Elk mens kan zijn medemens wel tot liefde aansporen en hem aansporen tot een juiste levenswandel, maar om zijn medemensen te kunnen onderwijzen, moet de mens zelf eerst een kennis binnengeleid zijn, die hij nu door kan geven. En deze kennis omvat vele terreinen, die weer in het nauwste verband met elkaar staan, wat echter niet door de mens beseft wordt.
Er is nu ook een goed ontwikkeld verstandsmatig denken nodig om dit verband te vinden en de kennis dienovereenkomstig te kunnen gebruiken. Want de wereld zal steeds alleen maar dat geldig laten zijn wat een aards product is. Dat wil zeggen door onderzoeken en piekeren verworven werd. Maar dit komt niet altijd met de waarheid overeen en als de waarheid nu verspreid moet worden, dan moeten goed opgeleide krachten dát kunnen weerleggen, wat niet de waarheid is.
Ze moeten logisch en helder het verband tussen alle dingen op kunnen helderen en om dit te kunnen zich met de gever van de waarheid zelf in verbinding stellen, omdat ze anders de juistheid van hun onderrichtingen ook niet kunnen bewijzen. Ze mogen niet op het beschikbare geestelijke goed steunen, omdat hier ook aan getwijfeld kan worden, maar ze moeten tot in de grond hun kennis uit een bron hebben, die ook voor twijfelaars en spotters onaantastbaar blijft. Maar ze mogen ook niet gedwongen een kennis binnengeleid worden, maar de volledig vrije wil moet hun deze kennis opgeleverd hebben, opdat de mensen zullen beseffen, tot waar ze door het juiste gebruik van de vrije wil toe in staat zijn.
En daarom moet er ook een vurig gebed aan voorafgaan en moet God de bereidwilligheid om tot geestelijk welzijn van de medemens werkzaam te zijn, verzekerd worden. Zo’n wil en het gebed om kracht heeft nu ook een weloverwogen plan tot gevolg. Er wordt voor de mens een kennis ontsloten, die hij nu zelf eerst eigen moet maken. Dat wil zeggen dat hij dit in zijn gedachtengoed op moet nemen om het altijd te kunnen gebruiken, wanneer hij het nodig heeft.
De gave om te onderwijzen is eveneens een genadegeschenk van God, want dit vereist een scherp geheugen, een bliksemsnel begrijpen en een logisch denken. Maar waar de wil bekendgemaakt wordt om uit liefde voor de medemens onderrichtend actief te zijn, daar deelt God deze gave uit en de mens zal nu deze activiteit uit kunnen voeren. Hij wordt er door God toe in staat gesteld om een taak uit te voeren, die buitengewoon belangrijk is, want daardoor moet de waarheid over de aarde verspreid worden. Voor degenen, die niet blindelings kunnen geloven, moet de zin en het doel van de schepping duidelijk worden. De opdracht van de mens op aarde moet begrijpelijk voor hen zijn en ze moeten de mogelijkheid hebben om te kunnen geloven, als ze het willen, zodra ze zich uitvoerig met de onderrichtingen bezighouden, die hen nu door een werktuig van God aangeboden wordt. Ook het verstand moet hierbij actief mogen zijn en daarom moet de waarheid de mens zo aangeboden worden, dat ook de denkende mens tot de overtuiging kan komen, dat het gebodene de waarheid is.
En dit is alleen maar mogelijk, als hem het verband tussen alle dingen begrijpelijk gemaakt kan worden, hetgeen weer alleen maar door een mens mogelijk is, die zelf door God onderwezen werd, juist met het doel om ophelderend te kunnen werken. En elke voorkennis moet geëlimineerd worden, want zelfs waar de waarheid vertegenwoordigd wordt, wordt nu ook dwaling gebracht, omdat de tegenstander van God overal vruchtbare bodem vond voor het zaad, dat hij uit wilde strooien onder de mensheid. En mensen kunnen zonder de hulp van de goddelijke geest de waarheid niet van dwaling onderscheiden. Bijgevolg moeten ze dat opgeven, wat ze bezitten en nu de zuivere waarheid, die God de mensheid opnieuw toe laat komen, zonder misvormd te zijn in ontvangst nemen.
Amen
VertalerLe don d'enseigner doit être demandé par une intime prière, parce que la volonté d'exécuter cette activité d'enseignement est la première condition et doit être annoncée à Dieu au moyen d’une intime prière. L'enseignant doit être particulièrement instruit pour sa tâche, donc un homme ne peut pas exécuter cette activité d’une manière arbitraire. Chacun peut certes prêcher l'amour à son prochain et le stimuler à un juste chemin de vie, mais pour pouvoir enseigner à son prochain, l'homme doit être introduit dans un savoir que maintenant il peut donner à d’autres. Et ce savoir comprend beaucoup de domaines, qui sont en étroite liaison réciproque, chose qui cependant n'est pas reconnue des hommes. Pour cela il faut un intellect bien développé, pour trouver les liaisons entre les choses et pour pouvoir employer le savoir en conséquence. Parce que le monde voudra laisser valoir toujours seulement ce qui est un produit mondain, c'est-à-dire qui a été conquis dans la recherche et dans des remue-méninges. Mais cela ne correspond pas toujours à la Vérité, et si maintenant la Vérité doit être diffusée, des forces bien formées doivent pouvoir réfuter ce qui n'est pas Vérité. Elles doivent pouvoir expliquer d’une manière logique et claire la liaison de toutes les choses, et pour pouvoir faire cela, elles doivent se mettre en contact avec le Donateur Même de la Vérité, parce qu'elles ne peuvent pas montrer autrement le bien-fondé de leurs enseignements. Elles ne doivent pas édifier sur le bien spirituel existant, parce que même celui-ci peut être mis en doute, mais elles doivent avoir fondamentalement leur savoir de la Source, qui reste intouchable pour les sceptiques et les plaisantins. Mais elles ne doivent pas être guidées dans un savoir par la contrainte, une volonté totalement libre doit le leur avoir apporté, pour que les hommes doivent reconnaître ce qu'ils sont capables avec le juste emploi de la libre volonté. Et donc ce savoir doit être précédé d’une intime prière et d’une affirmation à Dieu de la disponibilité d'être actif pour le bien spirituel du prochain. Une telle volonté et la prière pour la Force ont maintenant pour conséquence un enseignement aménagé. À l'homme il est ouvert un savoir que lui-même doit maintenant s’approprier, c'est-à-dire, qu'il doit l’accueillir dans le patrimoine de ses pensées pour pouvoir l’employer à tout instant lorsqu’il en a besoin. Le Don d'enseigner est en même temps aussi un Don de la Grâce de Dieu, parce que cela suppose une mémoire aiguë, une capacité de saisie fulgurante et une pensée logique. Mais là où est affirmée la volonté pour cette activité d'enseignement pour l'amour du prochain, là Dieu distribue ce Don, et maintenant l'homme pourra exécuter cette activité, Dieu l’a rendu capable d'exécuter une fonction qui est extrêmement importante, parce que c’est ainsi que la Vérité doit être diffusée sur la Terre à ceux qui ne peuvent pas croire aveuglement, il doit être rendu clair le sens et le but de la Création, à eux il doit être rendu compréhensible la tâche de l'homme sur la Terre, et ils doivent avoir la possibilité de pouvoir croire s'ils le veulent, lorsqu’ils s'occupent à fond avec des enseignements qui leur sont maintenant offerts par un outil de Dieu. Dans cela l’esprit doit aussi pouvoir être actif, et donc aux hommes il doit être offert la Vérité d’une manière où même l'homme pensant puisse arriver à la conviction que ce qui lui est offert est la Vérité. Cela est possible seulement lorsque le lien entre toutes les choses peut être expliqué, ce qui est à nouveau possible seulement à travers un homme qui a été instruit par Dieu Lui-Même, justement pour pouvoir agir en tant que clarificateur. Et tout savoir antérieur doit être exclu, parce que même là où la Vérité est présentée, parfois il est enseigné aussi l'erreur, parce que l'adversaire de Dieu a trouvé partout un sol fertile pour la semence qu’il a voulu épandre sur l'humanité. Et les hommes sans l’assistance de l'Esprit divin ne sont pas en mesure de séparer la Vérité de l'erreur. Par conséquent ils doivent se défaire de ce qu’ils possédaient, et recevoir maintenant la pure Vérité non déformée que Dieu laisse parvenir de nouveau à l'humanité.
Amen
Vertaler