Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Uitstraling van liefde - Het worstelen van de lichtwezens om zielen

De almacht van de goddelijke liefde pakt alles vast wat uit haar is voortgekomen en laat het nooit helemaal vallen. En zo zal al het lichtvolle dat door de liefde Gods is doorstraald, zich voortdurend tot datgene wenden wat zich er nog tegen verzet de goddelijke uitstraling van liefde in ontvangst te nemen. Want zonder de wil ervan kan de kracht der liefde niet werkzaam worden. God is altijd gewillig om te geven. Maar wat uit Hem is voortgekomen, is niet altijd gewillig om in ontvangst te nemen. En dus moet eerst de wil om te ontvangen in het wezen worden opgewekt en dit is de werkzaamheid van de lichtwezens die in onvermoeibare liefde en geduld de taak op zich nemen, de wezens van de duisternis de goddelijke liefde bij te brengen.

De wezens van de duisternis kennen niet het licht en de gelukkig makende toestand van diegenen die in het lichtrijk vertoeven. En omdat ze daar niets van weten, streven ze er ook niet naar hogerop te komen. Worden zij ervan op de hoogte gebracht, dan wijzen ze dit weten af, omdat ze nog niet kunnen geloven. Want hun tegenwoordige toestand is zo troosteloos, dat ze zich totaal geen voorstelling kunnen maken van een lichtrijk. En toch proberen de lichtwezens hen steeds weer aan te sporen een verandering van hun toestand teweeg te brengen. Ze stellen hun de mogelijkheden voor in lichtere omgeving te komen en ze trachten het wezen te beïnvloeden zulks na te streven.

De goddelijke liefde wil alles doorstralen en worstelt voortdurend om de zielen der duisternis, om hun weerstand te breken. En daarom moeten die wezens vaak door kwellende situaties in een toestand worden gedrongen die in hen de wil werkzaam laat worden deze te ontvluchten, als ze de voorstellingen van de lichtwezens geen gehoor schenken. De geringste uiting van de wil trekt de lichtwezens dichterbij, die echter niet in hun volheid van licht met de duistere wezens in aanraking kunnen komen en daarom hen in een omhulsel nader komen. Zodra de zielen gewillig zijn, ervaren ze ook de nabijheid van de lichtwezens als weldadig en dan is ook de invloed van hen sterker en zijn hun inspanningen succesvol.

De lichtwezens sporen nu de zielen aan werkzaam te zijn in liefde. Ze onderrichten hen op een voor hen bevorderlijke manier en geven hun adviezen, hoe ze het verblijf zonder licht kunnen ontvluchten. Ze laten hen dan weer over aan hun eenzaamheid, opdat wat ze vernomen hebben op hen in kan werken. En al naar gewilligheid zal nu het wezen dat wat het heeft vernomen aan andere wezens meedelen en begint het werkzaam zijn in liefde, dat verlossen is en het wezen ook in staat stelt de stromen van liefde te ontvangen die hem nu voortdurend toestromen. Want is eenmaal het verlangen naar het licht in hen actief geworden, dan wordt ook de wil om te helpen in hen sterker. Ze houden hun weten niet alleen voor zichzelf, omdat het hen diep ontroert. En dus wordt de uitstraling van liefde bij hen werkzaam. Van de lichtwezens ontvangen ze liefde en deze geven ze door aan zielen die net als zij in nood verkeren. En zodra een goddelijke straal van liefde de bereidheid om te ontvangen heeft gevonden, ontbrandt hij en groeit aan tot een vlam. De liefde wekt op, dat wil zeggen ze zet aan tot werkzaamheid. Het wezen zal nu actief zijn. Het zal niet meer krachteloos en passief blijven, veeleer zoeken waar het zielen vindt die zich in nood bevinden en vlijtig bezig zijn ook dezen de weg naar het licht te wijzen. Tot in de diepste diepten dringt de lichtstraal van de goddelijke liefde door. Alleen wie zich ertegen verzet, blijft onaangetast, ofschoon de goddelijke (liefde) zorg onafgebroken ook naar hen uitgaat. Want uit de liefde is alles geboren en tot de liefde moet alles weer terugkeren wat zich van haar heeft verwijderd.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Radiance of love....Wrestling of light beings for souls....

A onipotência do amor divino aproveita tudo o que dele emergiu e nunca o deixa cair completamente. E assim tudo o que está cheio de luz, permeado pelo amor de Deus, voltar-se-á sempre e constantemente para aquilo que ainda resiste a receber a emanação divina do amor; pois sem a sua vontade a força do amor não pode tornar-se eficaz. Deus está sempre e constantemente disposto a dar, mas nem sempre o que dele emergiu está disposto a receber. E assim a vontade do ser de receber deve primeiro ser estimulada, e esta é a atividade dos seres de luz que, com incansável amor e paciência, empreendem o trabalho de tornar o amor divino acessível aos seres das trevas. Os seres das trevas não conhecem a luz e o estado feliz daqueles que habitam no reino da luz. E como eles não sabem nada disso, também não se esforçam pela altura. Se o conhecimento disso lhes for transmitido, eles o rejeitam porque ainda não podem acreditar, pois seu estado atual é tão sombrio que um reino de luz é completamente inconcebível para eles. E ainda, uma e outra vez os seres de luz tentam estimulá-los a criar uma mudança no seu estado. Apresentam-lhes as possibilidades de entrar em ambientes mais brilhantes e procuram influenciar o ser para que este se esforce por isso. O amor divino quer irradiar através de tudo e luta constantemente pelas almas das trevas para quebrar sua resistência, e por isso esses seres muitas vezes têm que ser empurrados através de situações agonizantes para um estado que permita que a vontade se torne ativa neles para escapar dela se eles não escutarem as idéias dos seres de luz. A menor expressão de vontade atrai os seres de luz, que reconhecidamente não podem entrar em contacto com os seres das trevas na sua abundância de luz e, portanto, aproximam-se deles em envoltório. Assim que as almas estão dispostas, elas também sentem a proximidade dos seres de luz de forma benéfica, e então a sua influência também é mais forte e os seus esforços bem sucedidos. Os seres de luz agora estimulam as almas para a atividade amorosa. Instruem-nos de uma forma benéfica para eles e aconselham-lhes como podem escapar à estadia sem luz, depois deixam-nos novamente à sua solidão para que o que ouviram possa ter efeito neles, e de acordo com a vontade, o ser comunica agora o que ouviu aos outros seres e começa a obra no amor, que é redentora e também torna o ser receptivo às correntes do amor, que agora fluem para ele continuamente. Porque uma vez que a vontade de iluminar se tornou activa neles, então a vontade de ajudar também se tornará mais forte neles.... Eles não guardam os seus conhecimentos para si próprios porque isso os move profundamente.... E assim a emanação do amor torna-se eficaz neles, recebem amor dos seres de luz e o transmitem às almas que, como eles, estão em necessidade. E assim que um raio de amor divino encontra vontade de recebê-lo acende e cresce em chamas. O amor anima, isto é, conduz à actividade.... O ser agora estará ativo, não mais permanecerá impotente e inativo, mas buscará onde encontra almas necessitadas e será diligentemente ativo para mostrar-lhes também o caminho para a Luz. O raio de luz do amor divino penetra nas profundezas mais profundas; apenas aqueles que resistem a ele permanecem intocados, embora a preocupação (amor) divina seja também constantemente dirigida para eles. Pois tudo nasce do amor, e tudo o que se distanciou dele voltará a amar...._>Amém

Vertaler
Vertaald door: DeepL