Elke gedachte stijgt op uit de diepte van het hart en slaat dan pas haar weg in, in de daarvoor bestemde organen, waardoor zij als gedachte gevoeld en tot uitdrukking gebracht wordt. Want voordat de gedachte in de mens tot bewustzijn komt, moet zij in het hart, dat wil zeggen in het innerlijke van de mens worden geboren. Wat hem ten diepste bezighoudt, dat voelt hij in het hart en dit gevoelen laat de gedachte ontstaan, weliswaar met het hart niet voelbaar, maar vanuit het gevoelsleven geboren en nu pas naar de hersenen geleid, die de gedachte opnemen en haar in zekere zin vasthouden, tot het de mens tot bewustzijn komt. De mens gelooft dat de gedachte van de hersenen uitgaat, dat zij daar ontstaat door organische bezigheid, want hij weet niets van het wezen van de gedachte. En daarom zal hem de verklaring niet geloofwaardig zijn, dat de gedachte in het hart haar oorsprong heeft. Maar begrijpelijker zal het hem worden, wanneer hij het hart als centrum van zijn gevoel beschouwt, wanneer hij tracht ook de gedachte als een gevoel te zien.
De eenvoudigste oplossing echter is die, dat geestelijke stromingen bliksemsnel in een opnamevat uitstromen en door de wil van de mens worden vastgehouden. Dus is de gedachte geestelijke kracht die via de weg van het hart omgeleid wordt naar de hersenen, daar vastgehouden, of waar de wil te zwak is, dadelijk weer wordt opgegeven zonder het bewustzijn van de mens binnengedrongen te zijn. En steeds is het van de wil afhankelijk of een gedachte wordt vastgepakt door de daartoe bestemde organen, want zodra de mens wil, treden deze pas in werking en nemen de uit het hart opstijgende gedachte in ontvangst en verwerken deze. Dat wil zeggen: zij wordt bij de al aanwezige gedachten gevoegd, zij wordt dus als het ware ondergebracht in het al voorhanden zijnde gedachtegoed en kan nu naar believen uitgeschakeld of ingeschakeld worden, al naar gelang de wil van de mens. Want de denkorganen van de mens zijn zo geconstrueerd dat elk voelen van het hart zich als een beeld weerspiegelt.
En zodra nu acht wordt geslagen op het beeld door de wil van de mens, wordt het vastgehouden. Dat wil zeggen: het raakt gegrift in speciaal daartoe bestemde fijnste netvliezen en is zo voor de mens altijd zichtbaar, dus hij zal het zich voor de geest kunnen halen wanneer hij wil. Dit is het zogenaamde herinneringsvermogen. Wanneer indrukken of beelden lange tijd nadien de mens weer tot bewustzijn worden gebracht, dan zijn de denkorganen werkzaam. Ze ontdekken onder de ontelbare met beelden bedekte netvliezen dat wat de menselijke wil zich graag wil voorstellen en zo kunnen al lang vergane indrukken, die eerst het hart van de mens bezig hebben gehouden eer ze tot gedachten werden gevormd, te allen tijde in herinnering worden gebracht, omdat ze, eens door de wil van de mens aangenomen, als indruk blijven bestaan, tot ontelbare indrukken de beelden onduidelijk maken, dus het herinneringsvermogen zo zwak wordt, dat ze niet meer duidelijk tot het bewustzijn komen.
Geestelijke indrukken nu zullen aardse indrukken en beelden verdringen. Is dus het hart bereid krachtstromingen uit het geestelijke rijk op te nemen, dan is ook de menselijke wil bereid de nu geboren gedachten naar de hersenen over te brengen en vast te houden. Want hij ervaart de krachtstroom als weldadig en zijn streven is, de daardoor ontstane beelden zeer vaak en duidelijk te aanschouwen. Bijgevolg zullen deze beelden zich bijzonder scherp ingraven, zodat ze spoedig het hele denken van de mens in beslag nemen.
Kracht en gedachte is bijgevolg een begrip, alleen dat het verschillend is of alleen de aan de mens toekomende levenskracht of de uit het geestelijke rijk overgebrachte kracht oorsprong van de gedachte is. Maar steeds wordt de gedachte in het hart geboren, want elke kracht stroomt eerst naar het hart en wordt van daaruit verder geleid. Er kan echter door de menselijke wil het verder leiden naar de hersenen worden verhinderd, of de gedachte teruggedrongen eer hij zich als beeld kon uiten. En daarom is de mens ook voor zijn gedachten verantwoordelijk, want zijn wil bepaalt welke gedachten zich duidelijk inprenten en zijn wil bepaalt welke gedachten steeds weer in het bewustzijn worden gebracht.
Amen
VertalerCada pensamento surge do fundo do coração e só então entra nos órgãos a ele destinados, pelos quais é sentido e expresso como um pensamento. Pois antes que o pensamento chegue à consciência do ser humano, ele deve nascer no coração, ou seja, na parte mais íntima do ser humano. O que o move profundamente no seu coração, e esse sentimento dá origem ao pensamento que, embora não perceptível com o coração, nasce da vida de sentimento e só agora é transmitido ao cérebro, que recebe o pensamento e o mantém, por assim dizer, até chegar à consciência do homem. O homem acredita que o pensamento tem origem no cérebro, que ele surge lá através da atividade orgânica...., pois ele nada sabe sobre a essência do pensamento. E, portanto, a explicação de que o pensamento tem origem no coração não será credível para ele. Mas será mais compreensível para ele se ele considerar o coração como o centro do seu sentimento.... se ele também se esforçar para considerar o pensamento como um sentimento. A solução mais simples, no entanto, é que as correntes espirituais vertem como relâmpagos para um recipiente e são mantidas pela vontade do ser humano..... Assim, o pensamento é força espiritual que é desviada através do caminho do coração para o cérebro, mantido lá ou, onde a vontade é muito fraca, imediatamente caiu novamente sem ter penetrado na consciência do ser humano. E depende sempre da vontade se um pensamento é apreendido pelos órgãos a ele destinados, pois assim que o ser humano o quer, ele começa a funcionar e a receber o pensamento que se eleva do coração e o processa, ou seja, ele é acrescentado aos pensamentos já existentes, assim ele é, por assim dizer, classificado em material de pensamento já existente e pode agora ser desligado ou ligado à vontade, de acordo com a vontade do ser humano. Pois os órgãos pensantes do homem são tão construídos que cada sensação do coração é refletida como uma imagem.... (13.10.1941) E assim que a imagem for respeitada pela vontade do ser humano será retida, ou seja, será impressa nas mais finas retinas especificamente concebidas para este fim e, portanto, será sempre visível para o ser humano, ou seja, ele será capaz de imaginá-la se quiser.... Esta é a chamada memória. Quando as impressões ou imagens são trazidas de volta à consciência do homem muito tempo depois, então os órgãos pensantes estão activos..... Eles descobrem de entre as inúmeras retinas cobertas de imagens o que a vontade humana gostaria de imaginar, e assim as impressões antigas, que primeiro moveram o coração humano antes de serem formadas em pensamentos, podem ser trazidas de volta à memória a qualquer momento porque, uma vez tomadas pela vontade humana, elas permanecem como impressões até que inumeráveis impressões tornem as imagens pouco claras.... Assim, a memória torna-se tão fraca que já não se tornam claramente conscientes. As impressões espirituais irão agora deslocar as impressões e imagens terrestres..... Se, portanto, o coração está receptivo às correntes de força do reino espiritual, a vontade humana também está pronta para transmitir os pensamentos agora nascidos ao cérebro e para se apegar a eles. Pois sente o fluxo de força de forma benéfica, e o seu esforço é o de ver com bastante frequência e clareza as imagens que surgiram através dele. Consequentemente, estas imagens ficarão gravadas de forma particularmente nítida, para que em breve preencham todo o pensamento do ser humano. Poder e pensamento é assim um conceito, apenas que difere se apenas a força vital que flui para o ser humano ou o poder transmitido do reino espiritual é a origem do pensamento..... Mas o pensamento nasce sempre no coração, pois toda a força flui primeiro para o coração e é transmitida a partir daí. No entanto, a transmissão ao cérebro pode ser impedida pela vontade humana ou o pensamento pode ser empurrado para trás antes que se possa expressar pictoriamente.... E portanto o ser humano também é responsável por seus pensamentos, pois sua vontade determina quais pensamentos são claramente impressos, e sua vontade determina quais pensamentos são repetidamente levados à consciência...._>Amém
Vertaler