Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De geest van God waait waar hij wil

De geest van God waait waar hij wil. Deze woorden vallen weer makkelijk verkeerd te begrijpen, doordat de goddelijke wil het werkzaam zijn van de geest in de mens als voorwaarde gesteld heeft en dit kan gemakkelijk tot de aanname leiden dat niet de mens, maar God bepalend is voor het ontvangen van de wijsheden uit God.

De wil van God ligt wel ten grondslag aan alles wat er is en wat er gebeurt. Zo moet dus ook de goddelijke wil toestemming geven, als de geest uit God zich met de geest van de mens wil verbinden met als doel het onderwijzen en doorgeven van geestelijke waarheden. Daarom zal de wil van God wel de eerste voorwaarde zijn, als de geest in de mens zich uit. Maar het is niet de goddelijke wil om een mens zonder diens wil ertoe te brengen om een opdracht uit te voeren, die alleen maar door een geestelijk werkzaam zijn te vervullen is.

Een geestelijk werkzaam zijn kan nooit en te nimmer in een toestand van dwang bereikt worden. Een geestelijk werkzaam zijn is alleen afhankelijk van de mens en een geestelijk werkzaam zijn vereist een buitengewoon hoge rijpheidsgraad. Er moet in hem een zelfveredeling aan voorafgegaan zijn. Maar deze wordt door de wil van de mens nagestreefd en God geeft hier Zijn kracht en zegen aan.

Het geestelijke werkzaam zijn is afhankelijk van de instelling van de mens ten opzichte van God. Degenen die Hem weerstreven, die Zijn genadevolle leiding tegenwerken door een tegen de goddelijke wil gerichte wil, zullen nooit de geestelijke werkzaamheid in zich gewaarworden. Dus moet het verlangen naar God aanwezig zijn. De mens moet zich positief instellen ten opzichte van de eeuwige Godheid. Dan kan ook de geest van God in hem werkzaam worden.

En dan kiest God weer die mensen uit, die bereid zijn dat te doen, wat Hij door Zijn geest hun bekend maakt. Hij kiest degenen uit, die geschikt zijn als werktuig, want ze moeten een taak vervullen. En weer is de wil van de mens doorslaggevend als het gaat om dat te verspreiden, wat hij ontvangen heeft. Dan uit de geest uit God zich. Zo wil Hij door deze mens tot alle mensen spreken. De ontvanger van het goddelijke woord is het spreekorgaan van Degene, Die Zijn woord aan de mensen geeft. Maar niet iedereen begrijpt zijn opdracht en voert deze uit door het heerlijke geschenk uit de hemel door te geven aan zijn medemensen.

En God kent de wil van de mens. De geest uit God stort zich wel uit over iedereen, die innig naar Hem verlangt en hij zal diens denken goed leiden. Maar waar hij duidelijk tot heil en zegen van de mensheid werkzaam is, waar de mensen duidelijk moeten herkennen dat de geest uit God afdaalt naar een bereidwillig mensenkind, daar kiest God Zelf de drager van de goddelijke geest uit. Hij laat goddelijke inhoud naar degenen toestromen, die Hij als opnamevat hiervoor waardig acht en die uit eigen beweging hun wil aan Zijn wil onderworpen hebben.

Het is wel Gods wil dat alle mensen zich zo ontwikkelen, dat ze Zijn geschenk waardig zijn, maar de wil van de mensen gaat vaak zijn eigen gang en dezen zijn niet geschikt als werktuigen van God. Maar God, Die de harten van allen kent, zal Zich daar bekendmaken, waar Hij de bereidwilligheid om Hem te dienen vindt en zo zal de geest uit God waaien, waar God het wil.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Der Geist Gottes weht, wo er will....

Der Geist Gottes weht, wo er will.... Es sind diese Worte wieder leicht falsch zu verstehen, indem der göttliche Wille dem Wirken des Geistes im Menschen zur Voraussetzung gemacht wird und dies leicht zur Annahme führen kann, daß nicht der Mensch, sondern Gott bestimmend ist für das Empfangen der Weisheiten aus Gott. Der Wille Gottes liegt zwar allem zugrunde, was ist und was geschieht. So muß also auch der göttliche Wille die Zustimmung geben, so der Geist aus Gott sich mit dem Geistesfunken im Menschen verbindet zwecks Belehrung und Vermitteln geistiger Wahrheiten. Daher wird der Wille Gottes wohl erste Voraussetzung sein, so sich der Geist im Menschen äußert.... doch im göttlichen Willen liegt es nicht, einen Menschen ohne dessen Willen zu einer Aufgabe zu veranlassen, die nur durch geistiges Wirken zu erfüllen ist.... Geistiges Wirken kann nie und nimmer in einem Zwangszustand erzielt werden, geistiges Wirken ist allein vom Menschen abhängig, und geistiges Wirken bedingt einen außergewöhnlich hohen Reifegrad.... Es muß ihm eine Selbstveredlung vorangegangen sein, diese aber wieder ist vom Willen des Menschen angestrebt, und Gott gibt Seine Kraft und Seinen Segen dazu.... Des Geistes Wirken ist abhängig von der Einstellung des Menschen zu Gott.... Die Ihm widerstreben, die Seiner gnadenvollen Führung entgegenarbeiten durch einen dem göttlichen Willen gänzlich entgegengerichteten Willen, diese werden nie des Geistes Wirksamkeit in sich verspüren. Also muß immer das Verlangen nach Gott vorhanden sein, es muß der Mensch sich bejahend einstellen zur ewigen Gottheit, dann kann auch der Geist Gottes in ihm wirksam werden.... Und dann wieder wählet Gott die Menschen aus, die das zu tun bereit sind, was Er durch Seinen Geist ihnen kundtut.... Er wählet aus, die sich eignen als Werkzeug, denn sie sollen eines Amtes walten. Und wieder ist der Wille des Menschen ausschlaggebend, zu verbreiten, was er empfangen hat. Denn äußert sich der Geist aus Gott, so will Er durch jene Menschen zu allen Menschen reden. Es ist der Empfänger des göttlichen Wortes das Sprechorgan Dessen, Der Sein Wort dem Menschen gibt. Nicht jeder aber erfaßt seine Aufgabe und führt sie aus, indem er die köstliche Gabe des Himmels weitergibt seinen Mitmenschen. Und Gott weiß um den Willen der Menschen. Der Geist aus Gott ergießet sich wohl über einen jeden, der Ihn inniglich begehret, und er wird dessen Denken recht leiten, doch wo er offensichtlich wirket zum Heil und Segen der Menschheit.... wo die Menschen deutlich erkennen sollen, daß sich der Geist aus Gott herabsenkt auf ein williges Erdenkind, dort wählet Gott die Träger des göttlichen Geistes Selbst aus. Er läßt göttlichen Inhalt denen zufließen, die Er als Aufnahmegefäß dessen würdig erachtet und die ihren Willen Seinem Willen unterstellt haben aus eigenem Antrieb. Wohl ist es Gottes Wille, daß alle Menschen sich so gestalten, daß sie würdig sind Seiner Gabe, doch der Menschen Wille geht oft eigene Wege, und diese sind nicht tauglich als Werkzeug Gottes. Gott aber, Der die Herzen aller kennt, wird Sich dort kundtun, wo Er die Bereitwilligkeit, Ihm zu dienen, findet und also wird der Geist Gottes wehen, wo Gott es will....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde