Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Overdracht van goederen uit geestelijke regionen

Het is voor elk mens mogelijk om naar geestelijke regionen op te stijgen, als zijn wil dit nastreeft. Hij zal hier in het begin niet makkelijk in slagen en er is een zekere oefening voor nodig, wat weer nodig is om het doorzettingsvermogen en het geduld van het individu te testen. Maar voor degene die het volhoudt, bestaan er geen hindernissen en het geestelijke rijk wordt op elke manier toegankelijk voor hem. En als hij deze vlucht eenmaal genomen heeft, dan trekt het hem weer onvermijdelijk daarheen, omdat de geestvonk in hem voortdurend aandringt tot vereniging met het geestelijke buiten de aarde en omdat daar zijn eigenlijke vaderland is.

Er wordt niets materieels naar deze regionen meegenomen. Wat aards is, blijft achter, zoals ook alleen maar geestelijke goederen in ontvangst genomen worden. Maar dat deze geestelijke goederen naar de aarde mogen komen, is een grote genade van God, die maar weinig mensen in zijn volle omvang kunnen beseffen. De geest keert met de grootste zegen uit deze regionen terug. Hij keert met een schat terug, die ook andere mensen gegeven kan worden. Er is enkel een zekere bereidwilligheid nodig, opdat deze een aandeel kan hebben in de geestelijke goederen.

Geestelijke goederen willen geestelijk in ontvangst genomen worden en zolang de mens er niet toe kan besluiten zich van de aarde en haar goederen te scheiden, zolang hij zich niet volledig los kan maken, is een overdracht van deze goederen uit deze regionen onmogelijk. De medemens kan het wel zonder veel voorbereiding in ontvangst nemen, het wordt eveneens echter pas dan werkzaam, wanneer de scheiding van het aardse eerst nagestreefd wordt, omdat het anders alleen maar met het oor gehoord wordt, wat zonder enig effect en betekenis voor de ziel van de mens blijft.

Wanneer geestelijke goederen naar de aarde geleid worden, moet er een toestand zijn, waarin het geestelijke zich volledig van het lichaam losgemaakt heeft. De geest moet ongehinderd op kunnen stijgen en het aardse achter kunnen laten. Hij zal nu alle indrukken van het geestelijke rijk in zich op kunnen nemen en dus met overvloedige schatten naar de aarde terugkeren. In hoeverre hij echter hetgeen door de ziel opgenomen werd, begrijpelijk kan maken, ligt aan de wil van de mens en aan de arbeid aan zijn ziel. Ze moet zo ontwikkeld zijn, dat ze in staat is om die wijsheden op te nemen, die de geest in haar, haar zou willen geven.

De bekwaamheid om op te nemen is weer een genade van God, waar de mens om moet vragen, die hij dus na moet streven, doordat hij om de goddelijke kracht vraagt en van zijn kant zo leeft, zoals God het wil om hem de kracht te kunnen geven. Hij zal dus de gave om geestelijke goederen te kunnen ontvangen een mens niet willekeurig toe laten komen, maar deze mens moet zich dit bewust of onbewust waardig gemaakt hebben, doordat hij de wil van God vervult en nu ontvankelijk wordt voor geestelijke rijkdom.

De wil om ontvankelijk en waardig te worden, is al een belangrijke stap omhoog, want dan vraagt de mens hiervoor ook om kracht uit God en hij kan nu door de goddelijke genade gegrepen worden. Hij zal er makkelijk in slagen om zijn geest naar deze streken te sturen en net zo zal de ziel steeds bekwamer worden om dat, wat de geest haar overdraagt, in ontvangst te kunnen nemen, zodat de mens zich bewust wordt van hetgeen door de geest aanschouwd werd.

Dit is een proces, dat van de grootste betekenis is voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel. Dat een onmetelijke genade van God is en een onmetelijke zegen tot gevolg heeft voor alle mensen, die naar de hoogte streven. Dat wil zeggen, die de wil hebben om tot God te geraken.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Vermittlung des Gutes aus geistigen Regionen....

Sich in geistige Regionen zu erheben ist jedem Menschen möglich, wenn sein Wille dies anstrebt. Es wird ihm wohl anfangs dies nicht leicht gelingen, und es gehört eine gewisse Übung dazu, die wiederum nötig ist, um die Ausdauer und Geduld des einzelnen zu erproben. Wer jedoch ausharrt, für den gibt es keine Hindernisse, und das geistige Reich erschließt sich ihm in jeder Weise. Und hat er einmal diesen Flug getan, dann zieht es ihn unweigerlich wieder dorthin, weil der Geistesfunke in ihm ständig drängt zum Zusammenschluß mit dem Geistigen außerhalb der Erde und weil dort seine eigentliche Heimat ist. In jene Regionen wird nichts Materielles hinübergenommen. Was irdisch ist, bleibt zurück, so wie auch nur geistiges Gut in Empfang genommen wird.... doch daß dieses geistige Gut zur Erde kommen darf, ist eine große Gnade Gottes, die nur wenige Menschen ermessen können. Es kehrt der Geist aus jenen Regionen zurück mit reichstem Segen, er kehrt mit einem Schatz zurück, der auch anderen Menschen vermittelt werden kann. Es gehört nur eine gewisse Willigkeit dazu, daß diese an dem geistigen Gut aus der Höhe sich beteiligen können. Geistiges Gut will geistig entgegengenommen werden, und bevor der Mensch sich nicht dazu entschließen kann, sich zu trennen von der Erde und ihren Gütern, bevor er sich nicht völlig lösen kann, ist eine Vermittlung dieses Gutes aus jenen Regionen unmöglich. Der Mitmensch zwar kann es in Empfang nehmen ohne sonderliche Vorbereitung, wirksam wird es jedoch ebenfalls erst dann, wenn die Trennung vom Irdischen zuvor angestrebt wird, ansonsten es nur mit dem Ohr vernommen wird, was ohne jegliche Wirkung und Bedeutung für die Seele des Menschen bleibt. Wenn geistiges Gut zur Erde geleitet wird, muß ein Zustand völliger Loslösung des Geistigen vom Körper eingetreten sein, es muß der Geist sich ungehindert zur Höhe erheben können und das Irdische zurücklassen. Er wird nun alle Eindrücke des geistigen Reiches in sich aufnehmen können und also mit reichlichen Schätzen zur Erde zurückkehren. Wieweit er jedoch das Aufgenommene der Seele verständlich machen kann, das liegt im Willen des Menschen und an der Arbeit an seiner Seele. Sie muß so gestaltet sein, daß sie aufnahmefähig ist für die Weisheiten, die ihr der Geist in sich aus jenem Reich vermitteln möchte. Die Aufnahmefähigkeit ist wiederum eine Gnade Gottes, die sich der Mensch erbitten muß, die er also anstreben muß, indem er die göttliche Kraft dazu erbittet und seinerseits so lebt, wie Gott es will, um ihm die Kraft zuwenden zu können. Es wird also die Gabe, geistiges Gut empfangen zu können, nicht willkürlich einem Menschen zugehen, sondern er muß bewußt oder unbewußt sich würdig gemacht haben, indem er den Willen Gottes erfüllt und nun empfangsfähig wird für geistigen Reichtum. Der Wille, empfangsfähig und würdig zu werden, ist schon ein bedeutsamer Schritt zur Höhe, denn dann fordert der Mensch auch die Kraft aus Gott dafür an, und er kann nun von der göttlichen Gnade erfaßt werden. Es wird ihm leicht gelingen, seinen Geist in jene Regionen zu senden, und ebenso wird die Seele immer fähiger werden, das vom Geist ihr Vermittelte entgegennehmen zu können, so daß dem Menschen das vom Geist Geschaute zum Bewußtsein kommen kann. Dies ist ein Vorgang, der von höchster Bedeutung ist für die Höherentwicklung der Seele, der eine unermeßliche Gnade Gottes ist und unermeßlichen Segen nach sich zieht für alle Menschen, die zur Höhe streben, d.h. Willen haben, zu Gott zu gelangen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde