Wat aan de toename van de materie bijdraagt, hoeft niet in ieder geval tegen de goddelijke wil gericht te zijn, zoals wanneer de liefde voor de naaste de drijfveer is voor de aardse werkzaamheid. De mens moet zijn aardse opdracht vervullen en dit zal hem ook materieel voordeel opleveren. Dit is niet tegen de goddelijke wil.
Het is alleen belangrijk, hoe hij de verkregen aardse goederen nu gebruikt. Als hij nu zijn eigen welzijn voor ogen heeft, dan zal hij zich ter wille van zichzelf verheugen in het bezit en hij brengt daarmee zijn ziel in gevaar. Maar als hij daarmee de nood van zijn naaste vermindert of als hij zijn goederen zo gebruikt, dat hij lichamelijke of geestelijke hulp verleent, waar dit nodig is, dan zal God Zelf zijn bezit zegenen en vergroten, want dat stemt met Zijn wil overeen.
De mens kan een ongelooflijk voordeel voor zijn ziel verwerven, als hij steeds met het oog op de opwaartse ontwikkeling van de ziel onvermoeibaar actief is. Zijn aardse werkzaamheid werkt dan tegelijkertijd verlossend, want ze wordt met het juiste inzicht uitgevoerd. Daarmee worden de boze krachten in het hiernamaals niet meer ondersteund, want hun werkzaam zijn wordt krachteloos gemaakt doordat materie verlost wordt en er weer een nieuwe vervorming in haar mogelijk wordt, maar het nu verworven bezit tegelijkertijd zo gebruikt wordt, dat het weer aardse nood opheft. Steeds moet het resultaat van aardse werkzaamheid een werk van liefde steunen, dan is het door God gewild en de werkzaamheid zal gezegend worden.
Maar wie er alleen maar op bedacht is om zijn aardse leven draaglijk vorm te geven, wie onvermoeibaar ter wille van aardse voordelen werkt, wie enkel zijn eigen ik liefheeft en deze liefde de drijfveer is van aardse werkzaamheid, wie zijn bezit voortdurend vergroot voor zijn eigen vreugde, die vergroot tegelijkertijd de kracht van het kwaad, want hij verlost het onrijpe geestelijke niet uit zijn vorm, maar hij verlengt de gebonden toestand hiervan en levert zichzelf aan deze krachten uit, die hem ongunstig beïnvloeden, doordat ze trachten de geneigdheid naar dat te vergroten, wat de mens allang overwonnen heeft. Dan is de mens blij met zijn bezit en draagt noch aan zijn eigen verlossing, noch aan de verlossing van het gebonden geestelijke bij, maar hij bindt zichzelf en het geestelijke opnieuw aan de materie door zijn verlangen naar aardse goederen.
Amen
VertalerTudo o que contribui para o aumento da matéria não precisa necessariamente ser contrário à vontade divina, desde que o amor ao próximo seja a força motriz da atividade terrena. O homem deve cumprir a sua tarefa terrena e isso também lhe trará vantagens materiais. Isto não é contra a vontade divina. Só a forma como ele usa o bem terreno que ganhou é de importância. Se ele só tem em mente o seu próprio bem-estar físico, então ele irá desfrutar da posse para o seu próprio bem e assim colocar em perigo a sua alma. Se, porém, ele aliviar as dificuldades do próximo ou usar seus bens de tal forma que ele forneça ajuda física ou espiritual onde ela for necessária, o próprio Deus abençoará e aumentará os seus bens, pois isso corresponde à Sua vontade. O ser humano pode ganhar vantagens inacreditáveis para a sua alma se estiver sempre inquieto e activo, com vista a um desenvolvimento espiritual mais elevado. Então a sua actividade terrena é simultaneamente redentora, pois é realizada com conhecimento de causa. A força maligna do além não é mais apoiada, mas o seu trabalho é enfraquecido pela redenção da matéria e novamente tornando possível uma nova formação para o espiritual nela, mas ao mesmo tempo a posse agora adquirida é usada de tal forma que remedeia novamente a miséria terrena. O sucesso da atividade terrena deve sempre favorecer uma atividade de amor, então é vontade de Deus e a atividade será abençoada. Mas quem se preocupa apenas em tornar a sua vida terrena suportável, quem trabalha incansavelmente em prol das vantagens terrenas, quem ama apenas o seu próprio ego e esse amor é a força motriz da atividade terrena, quem aumenta constantemente os seus bens para seu próprio prazer, aumenta simultaneamente o poder do mal, Pois ele não liberta o espiritual imaturo de sua forma, mas prolonga seu estado vinculado e se entrega às forças que o influenciam desfavoravelmente, procurando aumentar a inclinação para o que o ser humano há muito ultrapassou.... Então o ser humano regozija-se com os seus bens e não contribui nem para a sua própria redenção nem para a redenção do espiritual ligado, mas liga-se de novo a si próprio e ao espiritual na matéria através do seu desejo do bem terreno....
Amém
Vertaler