De meest innerlijke drang naar oprechtheid kan door de mens in acht genomen worden of ook niet. Dit is eveneens een daad van zelfbeschikking in het stadium van de vrije wil. De mens wordt door niemand gedwongen anders te beslissen dan zijn meest innerlijke drang is. Maar deze drang is de uiting van de geest in hem.
Toen God de wezens vrijmaakte van de macht van de tegenstander, was dit op zich geen daad van geweld, maar een losmaken uit de macht. Het geestelijke voelde dit en het gebruikte de vrijheid, maar weer voor de afval van God. Dat wil zeggen dat het de hem geboden vrijheid niet gebruikte om voorgoed terug te keren naar God, maar hij onderwierp zich opnieuw aan de wil van de tegenstander en dus werd hem nu de vrijheid van de wil ontnomen, doordat het in de vorm gebonden werd.
Het moest nu volgens Gods wil handelen. Al het minste laten varen van de tegenstand tegen God levert hem verlichting van zijn toestand op en wekt nu in het wezen het verlangen naar volledige vrijheid op, wat tegelijkertijd in de wil tot dienen tot uitdrukking komt. Dus het wezen neemt de uiteindelijke beslissing zelf, zodra deze aan het stadium van de vrije wil kan beginnen. Zodra zijn gebonden wil tot dienen besluit. Het wezen behoudt dus het zelfbeschikkingsrecht.
De tegenstander van God werd wel gedurende ondenkbare tijden de macht ontnomen, maar nooit werd het wezen door dwang bij God gebracht. Deze terugkeer tot de Vader moet het wezen zelf bewerkstelligen en aan zijn wil wordt voldaan, als het lot in de eeuwigheid volledig met diens wil overeenstemt. Wie naar God wil, zal in Zijn nabijheid mogen verblijven. Wie zich tegen God verzet, zal door zijn verwijderd zijn van God onvoorstelbaar moeten lijden. En zowel de scheiding alsook de vereniging werd zelf teweeggebracht. Zodoende heeft het wezen van het hem toekomende zelfbeschikkingsrecht gebruik gemaakt.
Amen
VertalerEl impulso más interior hacia la veracidad puede o no puede ser seguido por un ser humano.... Este es también un acto de autodeterminación en la etapa del libre albedrío; nadie obliga al ser humano a decidirse de una manera diferente a su impulso más interior. Pero este impulso es la expresión del espíritu dentro de él. Cuando dios liberó a los seres de la violencia del adversario, esto no fue un acto de violencia en sí mismo, sino más bien una liberación de la violencia.
Y lo espiritual lo sintió y aprovechó la libertad, pero nuevamente a la apostasía de Dios, es decir, no aprovechó la libertad que se le ofrecía para finalmente regresar a Dios, sino que una vez más se subordinó a la voluntad del adversario de Dios, y por eso ahora se le fue quitado la libertad de voluntad al desterrarlo en la forma. Ahora tenía que actuar según la voluntad de Dios, pero el más mínimo abandonó de la resistencia contra Dios alivia su condición y despierta ahora en el ser el deseo de libertad completa, que al mismo tiempo se expresa en la voluntad de servir. Entonces el ser mismo toma la decisión final al poder entrar en la etapa del libre albedrío, tan pronto como su voluntad atada decide servir.
Por lo tanto, el ser mantiene el derecho a la autodeterminación.... el poder del oponente de Dios le ha sido quitado desde tiempos inmemoriales, pero el ser nunca ha sido llevado a Dios por coerción, sino que este regreso al Padre lo tiene que realizar el ser mismo, y su voluntad se cumple en la medida en que las suerte en la eternidad corresponde completamente a esta voluntad.... Quien quiera ira a Dios podrá permanecer cerca de Él, quien se resista a Dios tendrá que sufrir inimaginablemente debido a su distancia de Dios. Y tanto la separación como la unificación se produjeron por sí mismas, es decir, el ser ha hecho uso del derecho de la autodeterminación que le corresponde.
amén
Vertaler