De mens mag weliswaar niet in de vrije beslissing gehinderd worden, maar een naar God verlangend mens opent zijn hart voor de geestelijke boodschappen van de wezens in het hiernamaals en hun invloed dringt door. Zelfs de innerlijke worstelingen die hij moet doorstaan, zijn alleen maar ter versterking van zijn geloof en voor het toenemen van zijn verlangen naar God toegelaten en de mens hoeft niet te vrezen geheel ten prooi te vallen aan de macht van het kwaad. Dat laat de liefde van de lichtwezens niet meer toe en hun macht behaalt de zegen.
De mens, die het inzicht heeft, moet eerst wel aan de eisen van God voldoen. Hij moet de onvolmaakte toestand als een kwelling ervaren en deze uit de weg willen ruimen, dan zal ook zijn kracht toenemen en hij overwint zulke staten van neerslachtigheid en schijnbare verwijdering van God snel.
Maar als de mens eenmaal wedergeboren is in de geest, dan behoort hij niet meer tot de wereld. Hij weet dat deze alleen maar een overgang is naar het eigenlijke vaderland van de geest en hij neemt al het lijden en elke beproeving berustend in ontvangst. Hij verlangt met alle driften naar de verlossing uit de vorm. Hij heeft de weg naar God ingeslagen en gaat hier nu ook niet meer vanaf. Hij moet alleen vaak de stenen en hindernissen uit de weg ruimen, die deze weg tot een moeilijk begaanbare maken en zelfs de gehele wil van de mens vergen.
De overgave van de wil is de geestelijke wedergeboorte. Wat gedurende eindeloze tijden door een andere wil gebonden bleef, treedt nu een nieuw stadium binnen. De van God afgekeerde wil geeft zijn vroegere tegenstand op en het wezen verlangt terug naar God. Het geeft de eigen wil op om voortaan zo te willen denken en handelen, zoals dat overeenkomt met de goddelijke wil. Het erkent God als een macht boven zich en het wil Hem dienen. En God beschermt zo’n wezen tegen de terugval. Hij reikt hem hulpvaardig de hand en trekt het omhoog. En van nu af aan zal zijn levensweg omhoog leiden, het licht tegemoet.
Amen
VertalerL'homme ne doit pas être entravé dans sa libre décision, mais un homme qui désire Dieu ouvrira son cœur aux transmissions mentales des êtres de l'au-delà, et leur influence pénètrera. Même les luttes intérieures qui sont à dépasser, sont admises seulement pour la fortification de sa foi et pour augmenter son désir pour Dieu et l’homme ne doit pas craindre de tomber entièrement au pouvoir du malin. L’amour des êtres de Lumière ne le permet plus, et leur pouvoir porte à la victoire. En étant dans la connaissance, l'homme doit certes bien satisfaire en premier lieu les exigences de Dieu, il doit percevoir l'état d'imperfection comme un tourment et vouloir le suspendre, alors il augmente aussi sa Force et dépasse rapidement de tels états d'abattement et d'éloignement apparent de Dieu. Mais l'homme une fois rené en esprit, n'appartient plus à cette Terre. Il sait que c’est seulement un passage pour la vraie Patrie de l'esprit, et il accepte résigné toute souffrance et épreuve. Il désire instinctivement la libération de la forme, il a entrepris la route vers Dieu et il ne l'abandonnera dorénavant plus. Maintenant il doit souvent éliminer les cailloux et les obstacles de son chemin, qui le lui rendent difficile et cela demande justement toute la volonté de l'homme. La renaissance spirituelle est le renoncement à la volonté. Ce qui pendant des temps infinis a été lié dans une autre volonté entre maintenant dans un nouveau stade. La volonté détournée de Dieu renonce à sa résistance d'auparavant, et l'être désire revenir à Dieu, il renonce à sa volonté, et pour l'instant il veut, pense et agit conformément à la Volonté divine, il reconnaît Dieu au-dessus de lui et il veut Le servir. Et Dieu protège de tels êtres de retomber, Il tend la Main à leur rencontre pour les aider et Il les attire vers le haut, et dorénavant leur vie les mènera en haut, à la rencontre de la Lumière.
Amen
Vertaler