Talloze wezens moeten in gevecht zijn met hun uiterlijke vorm, zodat ze die rijpheid verkrijgen, die het wezen nodig heeft voor de laatste levensweg op aarde in het vlees. De strijd met de uiterlijke vorm van dat ogenblik levert hem geestelijke vooruitgang op. Zonder strijd blijft het wezen steeds op dezelfde trede staan. De overwinning van de vorm is dus een zege daarover en elke zege vergroot de kracht. In dat geval verenigt het geestelijke zich met het geestelijke. Er is zodoende sprake van een toename van geestelijke substantie, die nu weer een nieuw omhulsel krijgt om de ontwikkeling voort te zetten.
Al zulke omvormingen zijn tegelijkertijd een verzamelen van geestelijke substanties, die ongebonden in de atmosfeer verblijven en naar de vorm snakken om uiteindelijk vrij te worden. Deze laatsten zijn vrijgekomen door gewelddadige verwoestingen van de vaste vorm en ze hebben nu een nieuwe verblijfplaats nodig om verder uit te rijpen. En meestal komen zulke vrijgekomen wezens in de plantenwereld terug, indien ze eerder al een bepaalde rijpheidsgraad verkregen hebben, doordat ze in de vorige vorm dienend actief geweest zijn. In het andere geval mogen ze zo’n vorm bewonen, die op de één of andere manier nuttig voor de mensheid is.
Hoe bereidwilliger het wezen is om een dienende werkzaamheid te verrichten, des te minder tijd is er nodig tot de nieuwe uiterlijke vorm weer overwonnen is en des te sneller gaat de tocht door de plantenwereld, want daar kan in heel korte tijd de uiterlijke vorm al verwisseld worden en het wordt steeds minder belastend voor het wezen.
Maar steeds moeten bepaalde natuurrampen eerst het geestelijke vrijgeven en het geestelijke moet weer een bepaalde rijpheidsgraad hebben, zodat de levenswandel op aarde nu door de levende schepping kan beginnen en dit is als het ware de laatste gang, die de wezens af moeten leggen, zodat ze geheel vrijkomen uit elke uiterlijke vorm. En pas dan kan het wezen uit vrije wil de hindernissen overwinnen en door voortdurende strijd de hoogte bereiken.
Amen
VertalerCountless beings have to fight with their outer form so that they reach the maturity the being needs for the last earthly path of life in the flesh. The fight with the respective outer form earns it spiritual progress, without the fight the being would always remain on the same level. Overcoming the form is therefore a victory over it, and every victory increases strength. In this case the spiritual unites with the spiritual; thus an increase of spiritual substance takes place, which now again receives a new shell in order to continue the course of development. Every such reshaping is at the same time a gathering of spiritual substances that dwell unbound in the atmosphere and long for the form again for the final liberation. The latter have become free through the violent destruction of solid form and now need a new place to mature further. And in most cases such freed beings return to the plant world, provided they have already reached a certain degree of maturity by carrying out a serving activity in their previous form, otherwise they are allowed to revitalize a form that is somehow beneficial to humanity. The more willing the being is to carry out a serving activity, the less time it takes for the new outer form to be defeated again, and the faster the course through plant regions goes, for there the outer form can already be changed in a very short time, and it becomes less and less burdensome for the being. But some natural disasters always have to release the spiritual for the first time, and again the spiritual has to be in a certain state of maturity that the earth life change can now start through the living creation and this is so to speak the last course which the entities have to cover so that they become completely free of every outer form. And only then can the being overcome the obstacles of its own free will and reach ascent through constant struggle....
Amen
Vertaler