Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Onvolmaaktheid – Vrije wil – Rechtvaardigheid

In het aardse leven is alleen dat, wat aan de verlossing van de ziel bijdraagt, van belang. Het gebed om kracht daarvoor zal steeds verhoring vinden. De liefde van God probeert jullie mensen de nood van jullie ziel bekend te maken, doordat Hij het lichaam aardse nood en bezorgdheid laat voelen.

Maar diens lijden is minimaal in verhouding tot de kwellingen van een niet-verloste ziel en de kwellende toestand van de ziel wordt weer zelf gewild. Dat wil zeggen dat het wezen het zelf veroorzaakt heeft en het moet het ook zelf overwinnen. Dit kan geen enkel wezen voor de ander doen. Het kan hem alleen maar door de liefde behulpzaam zijn.

De mens wil niet begrijpen dat God niet de veroorzaker van de kwellingen en het leed is, maar het wezen zelf. En dat God ondanks Zijn zeer grote liefde niet willekeurig de toestand van lijden kan beëindigen, omdat er dan iets, wat niet vrij is, zou blijven bestaan. Dit iets zou niet gerechtvaardigd zijn om in de eeuwigheid in gelukzaligheid te leven.

Om in Gods nabijheid te mogen verblijven, moet het wezen volmaakt zijn en zijn vrije wil moet al het onvolmaakte overwonnen hebben. Maar die onvolmaaktheid was zijn eigen schuld, doordat de vrije wil zich naar degene keerde, die de tegenstander van het volmaakte was. Om volmaakt te worden, moet het wezen zijn vrije wil weer op het volmaakte richten. Als hij dat niet doet, dan kan zijn lot niets anders zijn dan de kwellende toestand, want hij is dan ver van God verwijderd en dit betekent leed en kwellingen voor het wezen.

God is barmhartig, goedmoedig en liefdevol, maar ook rechtvaardig. Hij kan in Zijn liefde, goedheid en barmhartigheid wel alle mogelijkheden toegankelijk maken om zich tot volmaaktheid te ontwikkelen, maar Hij kan de rechtvaardigheid niet omzeilen, doordat Hij het wezen het leed bespaart en hem de eeuwige heerlijkheid in onvolmaakte toestand doet toekomen. Maar Hij kan het wezen ook niet volmaakt laten worden zonder diens wil, omdat volmaaktheid zonder vrije wil ondenkbaar is. Elke toestand van lijden, of het nu op aarde of in het hiernamaals is, is alleen maar een bijverschijnsel van de onvolmaaktheid, omdat het tegelijkertijd het middel moet zijn om deze onvolmaaktheid op te heffen.

Betreft het gebed van de mens nu de rijpheidstoestand van de ziel, dan ontvangt de mens mateloos kracht en het zal gemakkelijk voor hem worden om ook het aardse leed te overwinnen, want dan heeft hij de zin en het doel hiervan begrepen. Denk er daarom niet zozeer aan, wat ondraaglijk voor het lichaam lijkt, maar denk eraan dat de ziel veel meer onder haar niet vrije toestand moet lijden en probeer haar te helpen, doordat u in het gebed om de kracht uit God vraagt. Dat wil zeggen dat u alles doet om uw wezen te veredelen, dat u ook in nood en leed liefhebbend werkzaam bent, dat u daardoor de boeien om de ziel losser maakt, opdat nu ook de boeien van het lichaam, het lijden, verminderd kunnen worden en u innerlijk en uiterlijk de vrede ten deel valt. Want God laat het leed niet over u komen om u te onderdrukken, maar om u te bevrijden.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

Unvollkommenheit.... Freier Wille.... Gerechtigkeit....

Nur das ist von Wichtigkeit im Erdenleben, was zur Erlösung der Seele beiträgt. Das Gebet um Kraft dazu wird stets Erhörung finden. Die Liebe Gottes sucht euch Menschen die Not eurer Seele vorzustellen, indem Er den Körper irdische Not und Sorgen fühlen läßt. Doch minimal sind dessen Leiden im Verhältnis zu den Qualen einer unerlösten Seele, und wiederum ist der qualvolle Zustand von der Seele selbst gewollt, d.h., es hat das Wesen selbst ihn herbeigeführt und muß ihn auch selbst überwinden. Es kann dies kein Wesen für das andere tun, nur ihm behilflich sein durch die Liebe. Dies ist, was die Menschen nicht verstehen wollen, daß Gott nicht der Urheber der Qualen und Leiden ist, sondern das Wesen selbst, daß Gott aber den Leidenszustand nicht willkürlich beenden kann trotz Seiner übergroßen Liebe, weil dann etwas Unreifes bleiben würde, was in der Ewigkeit in Glückseligkeit zu leben keine Berechtigung hätte. Um in Gottes Nähe weilen zu dürfen, muß das Wesen vollkommen sein, und sein freier Wille muß alles Unvollkommene überwunden haben.... Die Unvollkommenheit aber war eigene Schuld, indem sich der freie Wille dem zuwandte, der Gegner des Vollkommenen war. Um vollkommen zu werden, muß das Wesen seinen freien Willen wieder dem Vollkommenen zuwenden. Tut es das nicht, so kann nichts anderes als qualvoller Zustand sein Los sein, denn es ist dann entfernt von Gott, und dies bedeutet für das Wesen Leid und Qual. Gott ist barmherzig, gütig und liebevoll, aber auch gerecht. Er kann in Seiner Liebe, Güte und Barmherzigkeit wohl dem Wesen alle Möglichkeiten erschließen, sich zur Vollkommenheit zu entwickeln, Er kann aber nicht die Gerechtigkeit umgehen, indem Er dem Wesen das Leid erspart und ihm die ewige Herrlichkeit zuwendet in unvollkommenem Zustand. Er kann aber auch nicht das Wesen vollkommen werden lassen ohne dessen Willen, da Vollkommenheit ohne freien Willen nicht zu denken ist. Jeder Leidenszustand, ob auf Erden oder im Jenseits, ist nur eine Begleiterscheinung der Unvollkommenheit, weil es gleichzeitig das Mittel sein soll, jene zu beheben. Gilt nun das Gebet des Menschen dem Reifezustand der Seele, dann empfängt der Mensch ungemessen Kraft, und es wird ihm leicht werden, auch die irdischen Leiden zu überwinden, denn dann hat er den Sinn und Zweck dieser erfaßt. Darum denket nicht so sehr an das, was dem Körper untragbar erscheint, denket daran, daß die Seele weit mehr leiden muß unter ihrem unfreien Zustand, und suchet ihr zu helfen, indem ihr die Kraft aus Gott im Gebet anfordert, ihr beistehen zu können, d.h., daß ihr alles tut, um euer Wesen zu veredeln, daß ihr liebend tätig seid auch in Not und Leid, daß ihr dadurch die Fesseln um die Seele lockert, auf daß nun auch die Fesseln des Körpers, das Leid, gelockert werden können und euch innerlich und äußerlich der Frieden beschieden ist. Denn nicht, um euch zu knechten, sendet Gott Leid über euch, sondern um euch zu befreien....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde