Bij de juiste oplossing van het probleem van de verheerlijking van Jezus na Zijn kruisdood, worden tegelijkertijd ook de woorden van Jezus begrijpelijk: "Mijn Vader en Ik zijn één". God heeft zich zelf als offer aangeboden door een mens die al het menselijke overwon uit liefde tot God en die derhalve Zijn ziel zo had gevormd dat God in alle volheid Zijn intrek kon nemen in Hem. Zijn buitenkant, Zijn lichaam gehoorzaamde volledig aan de wil van de ziel en was eveneens alleen op het goddelijke gericht. Elke substantie was dus op God gericht geestelijks, zodat dit de aardse ontwikkelingsweg niet meer nodig had en bijgevolg na de lichamelijke dood in alle volmaaktheid kon binnengaan in het rijk van het geestelijke. Al het volmaakte geestelijke sluit zich aaneen met de oerkracht en wordt door innige samensmelting één met haar.
De ontwikkelingsgang van het eens van God afgevallen geestelijke duurt oneindige tijden en zal ook in het hiernamaals over talloze treden opwaarts voeren. Maar steeds zal de buitenkant, het nog minder ontwikkelde geestelijke, achterblijven en de ziel vrijlaten, die dan als geestelijk wezen de aaneensluiting zoekt met even zulk rijp wezenlijks in het hiernamaals. De buitenkant lost op en de afzonderlijke geestelijke substanties gaan weer een verbinding aan met het gelijksoortige om hun ontwikkelingsgang voort te zetten.
Het lichaam van Jezus was echter in zijn zuiverheid en zijn werkzaam zijn in liefde al tot geestelijke volmaaktheid gekomen en het onmetelijke lijden aan het kruis was het laatste louteringsproces voor het tot vorm geworden geestelijke, zodat het volledig vrij van onrijpe aanklevingen zich bij de volmaakte ziel kon aansluiten. Het was dus niet meer genoodzaakt op aarde te blijven. En nu verenigden de geest Gods, de ziel en het lichaam zich, ze werden dus één. De mens Jezus was de Middelaar tussen God en de mensen. Maar nu zijn God en Jezus Christus één. Het zijn niet twee wezens die naast elkaar te denken zijn. Integendeel, er is maar één Wezen dat al het volmaakte in zich opneemt.
De Godheid Jezus is niet anders voor te stellen dan de eeuwige Godheid zelf die alleen de buitenkant van de mens Jezus bij zich heeft gevoegd. Dat wil zeggen: de geestelijke substanties ervan mochten samensmelten met de Oerkracht, omdat ze al bij het sterven van Jezus de graad van volmaaktheid hadden bereikt, die voorwaarde is voor de innigste aaneensluiting met God. Het lichaam van Jezus is door het verachten van aardse vreugden en strenge zelftucht tot overwinnaar van elke materie geworden en had bijgevolg geen verdere ontwikkelingsgang meer nodig.
Alle in Hem omgevormde geestelijke substanties konden zich voegen bij de ziel en met haar tegelijk het aardse tranendal verlaten om de hoogten van licht binnen te gaan. Van nu af aan was de omgeving van deze ziel dus het meest stralende licht. Bijgevolg moesten het lichaam en de ziel van Jezus in verheerlijkte staat de aarde verlaten, want een Wezen dat volledig met God is samengesmolten, moest nu ook licht en kracht van Hem in ontvangst nemen en dit dus op dezelfde manier uitstralen als de eeuwige Godheid zelf. Want het was immers nu één met God, dus ook licht en kracht in alle volheid.
Dit gebeuren van de uitstraling van licht blijft voor de mensen anders verborgen. Maar de oneindige liefde Gods liet voor de mensen de verheerlijking van Jezus zichtbaar gebeuren om hun een teken te geven van Zijn macht en heerlijkheid, om het geloof van diegenen te versterken die Zijn macht en heerlijkheid in de wereld moesten verkondigen en om de mensen het bewijs te geven dat Jezus de dood had overwonnen. Dat er nu geen dood meer bestaat voor de mensen die Hem navolgen, die hun best doen dezelfde weg te gaan op aarde.
De verheerlijking van Jezus is een veel omstreden kwestie geweest voor de mensheid. En meestal werd ze als fabel afgewezen, omdat de mensen elk geestelijk begrip ontbreekt voor het einddoel van ieder wezen, voor de definitieve aaneensluiting met God, voor de eenwording met Hem.
Maar Jezus zegt: "De Vader en Ik zijn één". Want in Hem had de aaneensluiting al plaatsgevonden. Zijn ziel was zo gevormd dat ze God in zich kon opnemen en dus al ontvanger was van licht en kracht uit God. Hij kon dus alle wijsheid onderrichten en werkzaam zijn door goddelijke kracht. Hij was volmaakt zoals Zijn Vader in de hemel volmaakt was en kon scheppen en vormgeven net als Hij.
Zijn wezen was liefde. Zijn woorden waren liefde en zo kon Hij werkzaam zijn op grond van Zijn grote liefde voor de mensen. Want alles wat er is en gebeurt, brengt alleen de liefde tot stand.
Zijn aards bestaan was een eindeloze reeks van wonderdaden zonder pracht en praal, die Hij echter beëindigde in stralend licht, doordat Hij voor de ogen van de zijnen zich verheerlijkte en opsteeg naar de eeuwige heerlijkheid.
Amen
VertalerLa réponse juste au problème de la transfiguration de Jésus après Sa mort sur la Croix est rendue compréhensible avec les Mots de Jésus «le Père et Moi sommes Un.» Dieu Lui-Même S’est donné en Sacrifice à travers un Homme qui a dépassé tout l’humain par Amour pour Dieu et qui donc a formé Son Âme de sorte que Dieu a pu prendre Demeure en Lui dans toute Sa Plénitude. Sa Forme extérieure, Son Corps, obéissait totalement à la Volonté de l'Âme et était seulement tournée vers le Divin ; donc chaque substance spirituelle était tournée vers Dieu, elle n'avait plus besoin du parcours de développement terrestre et avec cela, après la mort corporelle, il pouvait entrer dans le Royaume spirituel dans toute Sa Perfection. Tout le spirituel parfait s'unit avec la Force d’Ur et par cette fusion intime il devient Un avec Elle (la Force d’Ur). Le parcours de développement du spirituel déchu de Dieu dure des temps infinis et même dans l'au-delà il mènera vers le Haut au travers d’innombrables marches, mais la forme extérieure, le spirituel encore immature, restera toujours en arrière et ne libérera l'âme qu'après que l’être spirituel aura cherché l'unification avec des êtres de même maturité dans l'au-delà. L'enveloppe extérieure se dissout et les substances spirituelles individuelles entrent de nouveau en contact avec des substances spirituelles semblables, pour continuer leur parcours de développement. Le Corps de Jésus cependant dans sa pureté et par ses actions d'amour était déjà arrivé à la Perfection spirituelle, et les incommensurables souffrances sur la Croix étaient le dernier processus de purification pour le spirituel devenu forme, de sorte qu’il pouvait s'unir parfaitement avec l'Âme totalement sans scories, donc il n'était plus obligé de rester sur la Terre, et maintenant l'Esprit de Dieu, l'Âme et le Corps se sont unis, donc sont devenus Un.
L'Homme Jésus était le Médiateur entre Dieu et les hommes, mais maintenant Dieu et Jésus Christ sont Un, ce ne sont pas deux Entités l'une à coté de l'autre, mais Elles forment seulement une Entité qui accueille tout le Parfait en Elle. La Divinité de Jésus ne peut pas se comprendre autrement que dans le fait que l'éternelle Divinité Elle-même S’est uni seulement avec la Forme extérieure de l'Homme Jésus, c'est-à-dire qu’Elle a permis à Ses Substances spirituelles de se fondre avec la Force d’Ur, parce qu'avec le décès de Jésus Elles avaient déjà atteint le degré de la Perfection qui est la condition préalable pour l’intime unification avec Dieu. Le Corps de Jésus, à travers le mépris des joies terrestres et une sévère autodiscipline est devenu Victorieux de toute matière et il n'avait par conséquent besoin d'aucun parcours ultérieur de développement. Toutes les substances formées spirituellement en lui pouvaient s’unir à l'Âme et abandonner ensemble la vallée terrestre, pour entrer dans les Hauteurs de la Lumière. Donc l'Ambiance de cette Âme était la Lumière la plus rayonnante, par conséquent le Corps et l'Âme de Jésus pouvaient abandonner la Terre dans l'état transfiguré, parce qu'un Être qui est totalement fusionné avec Dieu doit maintenant recevoir de Lui Lumière et Force et rayonner celles-ci de la même manière que l'éternelle Divinité Elle-même, parce que maintenant il est Un avec Dieu, par conséquent Il allume la Lumière et la Force en toute Plénitude. Ce processus du rayonnement de la Lumière reste cachée aux hommes, mais l'infini Amour de Dieu pour les hommes a permis que se déroule visiblement la Transfiguration de Jésus pour leur donner un Signe de Sa Puissance et de Sa Magnificence, pour fortifier la foi de ceux qui devaient annoncer dans le monde Sa Puissance et Sa Magnificence, et pour donner aux hommes une preuve que Jésus avait vaincu la mort, qu’il n'existe plus aucune mort pour les hommes qui Le suivent, qui s’efforcent de parcourir le même chemin sur la Terre. La Transfiguration de Jésus a été une question très discutée par l'humanité, et elle a été presque toujours refusée comme une fable, parce qu'aux hommes il manque toute compréhension spirituelle pour le but final de chaque être, pour l’unification définitive avec Dieu, pour devenir Un avec Lui. Jésus cependant a dit : «Le Père et Moi Sommes Un....» Parce qu’en Lui l'unification avait déjà eu lieu, Son Âme était formée de sorte qu’Il pouvait accueillir Dieu en Lui et donc être déjà Recevant de la Lumière et de la Force de Dieu, donc Il pouvait enseigner à tous la Sagesse et pouvait agir au travers de la Force divine. Il était parfait, comme est parfait Son Père dans le Ciel, et Il pouvait créer et former comme Lui. Son Être Était Amour, Ses Paroles étaient Amour, et ainsi Il pouvait agir grâce à Son grand Amour pour les hommes. Parce que tout ce qui est et arrive est produit seulement par l'Amour. Son Parcours terrestre était une suite infinie d'Actions et de Miracles sans faste ni splendeur, qui cependant se sont terminés dans la Lumière rayonnante en se transfigurant devant les yeux des Siens et en montant au Ciel vers sa Gloire éternelle.
Amen
Vertaler