“Ach, dat ik duizend getuigen zou hebben om de goedheid van de Heer te loven en te prijzen. Zo klinkt het in de rijen van de hemelse heerscharen, want de liefde en goedheid van God zijn eindeloos. En zo buigt Hij zich in grote barmhartigheid naar alle wezens en daalt Hij af in het rijk van de duisternis en probeert verlossing te brengen aan de daar smachtende zielen. En Zijn liefde wijst hen de weg naar boven. Hij bedenkt hen onophoudelijk met Zijn genade en stuurt hen Zijn boden, de dragers van het licht, opdat ook in hen het verlangen naar het licht actief wordt. Hij komt hen met alle liefde en genade tegemoet en predikt hen het Evangelie. Hij eist niets meer van hen dan liefde. Ze moeten in de eeuwigheid alleen inhalen, wat ze tot nog toe verzuimd hebben aan het geven van liefde. En ze zullen van alle kwellingen verlost worden.
En in de diepste diepte zijn er zielen, die nog liefde in zich dragen, die enkel tot nog toe de tegenpool van God betrof. Deze liefde om te keren, de wezens tot actieve hulp te bewegen, is de voortdurende inspanning van alle lichtwezens, die volgens de wil van God leven. En Gods wil is verlossing, geen verdoemenis. En zo schijnt Zijn straal van genade ook in de uiterste duisternis en Zijn liefdeskracht probeert zielen, die bereid zijn om te ontvangen, op te wekken en als ze geen weerstand bieden, worden ze de weldaad van de liefde gewaar en ze worden weekhartig en toegevend. En ze verlangen naar licht. Hun wil wordt actief. En zo bevrijden ze zich na een lange strijd van de duisternis en streven ze naar het licht.
De lichtdragers kennen elk streven van zo’n ziel en proberen hier rekening mee te houden, deels ondersteunend, deels vertragend. Want zo’n ziel kan niet aan zichzelf overgelaten blijven. Ze is nog krachteloos en vaak aarzelend. Ze moet zachtjes en behoedzaam daarheen geleid worden, waar ze in zichzelf sterk en gewillig is. En Gods enorm grote liefde bedenkt elke ziel overeenkomstig haar gevoelens, want Hij probeert elke terugval te verhinderen. Hij wil, dat ook deze ziel Zijn grote liefde en barmhartigheid in zichzelf ervaart en zich eveneens indeelt in het getal van degenen, die Hem loven en prijzen. Hij denkt met voortdurende zorg aan elke afzonderlijke ziel, dat ze tot de hoogte geraakt, dat ze licht ontvangt en haar Schepper in een steeds lichtere omgeving herkent.
Ze moeten Hem liefhebben, niet vrezen. Ze moeten naar Zijn genade verlangen en Hem bereidwillig dienen. Ze moeten eveneens liefde ontvangende en liefde gevende wezens worden, die een aandeel hebben aan het grote verlossingswerk in het hiernamaals en weer zielen omhooghalen naar het licht. Dit is een werk van liefde en kan nooit op een andere manier volbracht worden dan door de diepste, meest onzelfzuchtige liefde. Want alleen de liefde verlost en God laat in Zijn eindeloze liefde geen wezen aan de duisternis ten prooi vallen. En daarom moet alles wat Hem dient, verlossend werkzaam zijn. Dat wil zeggen liefde geven aan al degenen, die een duistere geest hebben, want elke vonk liefde verlicht de geest van degene, die een duistere geest heeft en alleen de liefde is in staat de duisternis te verdrijven. Alleen de liefde is het licht, dat naar boven wijst. En enkel de liefde geeft de kracht om de weg naar boven te betreden.
En daarom daalt u, die bereidwillig is om lief te hebben, af in de duisternis en probeert daar zielen te verlossen. Breng het licht bij degenen, die zich in de duisternis bevinden en blijf steeds in de liefde, want liefde is kracht en dit is, wat het wezen ontbreekt en daarom moet u het wezen deze liefde bezorgen, opdat ze ook naar de hoogte opklimt.
Amen
Vertaler"Oh, que eu tinha mil línguas para louvar e exaltar a bondade do Senhor...." Assim ressoa nas fileiras das hostes celestes, pois o amor e a bondade de Deus é infinito. E assim Ele se inclina para todos os seres cheios de misericórdia, e Ele desce ao reino das trevas e procura trazer salvação para as almas que ali estão definhando. E o Seu amor mostra-lhes o caminho para cima, Ele dá-lhes constantemente a Sua graça e envia-lhes os Seus mensageiros, os portadores da luz, para que o desejo de luz também seja despertado neles.... Ele encontra-os com todo o amor e graça e prega-lhes o Evangelho.... Ele não exige nada mais deles do que amor.... eles só devem compensar na eternidade o que até agora negligenciaram para dar amor.... e eles serão libertados de todo o tormento. E nas profundezas mais profundas estão almas que ainda carregam amor dentro de si, o qual até agora só se aplicava ao pólo oposto de Deus. Para mudar este amor, mover os seres para a ajuda activa é o esforço contínuo de todos os seres de luz que estão na vontade de Deus.... E a vontade de Deus é a redenção, não a condenação.... E assim o Seu raio de graça também brilha na escuridão máxima, e a força do Seu amor procura reanimar almas dispostas a receber, e se essas almas não oferecem resistência, elas sentem o benefício do amor e se tornam suaves e cedem.... e desejam a luz.... a sua vontade torna-se agitada.... E assim, depois de uma longa luta, eles rompem com as trevas e se esforçam em direção à luz. Os portadores da luz conhecem cada impulso de tal alma e tentam levá-la em conta, em parte encorajadora, em parte obstrutiva. Pois uma alma assim não pode ser deixada sozinha. É ainda fraco e muitas vezes vacilante, deve ser guiado silenciosa e cuidadosamente para onde se tornará forte e disposto em si mesmo. E o amor maior que grande de Deus considera cada alma de acordo com seus sentimentos, pois Ele procura evitar toda recaída. Ele quer que esta alma experimente o Seu grande amor e misericórdia por si mesma e também que se una ao número daqueles que O louvam e glorificam. Ele está constantemente preocupado com cada alma para que ela possa ascender, para que ela possa receber luz e reconhecer o seu Criador num ambiente cada vez mais brilhante.... Eles devem amá-lo, não temê-lo.... Desejarão a Sua graça e O servirão de bom grado.... Tornar-se-ão igualmente seres que recebem e dão amor, que participam da grande obra de redenção no além e que levantam novamente as almas das trevas para a luz. Esta é uma obra de amor e nunca poderá ser realizada de outra forma que não seja através do amor mais profundo e altruísta, pois só o amor redime, e Deus no seu amor infinito não deixará nenhum ser cair na escuridão eterna.... E, portanto, tudo o que O serve deve ser ativo de forma redentora, ou seja, dar amor a todos aqueles que são de espírito negro, pois cada centelha de amor ilumina seu espírito, e só o amor é capaz de banir as trevas, só o amor é a luz que aponta para cima.... E só o amor dá a força para entrar no caminho para cima. E por isso vós, que estais dispostos a amar, descei para as trevas e procurai lá redimir as almas.... Trazei luz àqueles que andam nas trevas e permanecem sempre apaixonados, pois o amor é força e os seres carecem dela, e por isso deveis transmiti-la aos seres para que também eles ascendam....
Amém
Vertaler