Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Gods zendingen - Gods toelatingen - Satans werkzaam zijn

De mens slaat te weinig acht op het gebeuren om zich heen en hij is er op geen enkele manier van te overtuigen dat alles naar wijs plan zich aanpast aan de wereldordening, dus alles zo moet gebeuren zoals het komt, ofschoon de wil van de mens vaak de rechtstreekse oorzaak is. Er moet verschil worden gemaakt tussen wat God volgens Zijn wil zendt en Gods toelatingen van datgene wat de wil van de mens zelf heeft veroorzaakt. Dit is de mensen zo moeilijk begrijpelijk te maken, dat God nooit Zijn goedkeuring kan geven als de mens maatregelen treft die tegen Zijn wil in gaan. Maar daar Hij weer de vrije wil van de mens niet hindert, moeten nu die maatregelen die het onmiskenbare werk of de invloed van de boze zijn, zo worden vormgegeven door God, dat ze toch nog in zeker opzicht voor de ziel van de mens een goed gevolg kunnen hebben. En dit laat het denken van de mensen weer als resultaat opleveren, dat het de wil van God zal zijn als werken die onmiskenbaar de invloed van de boze verraden, hele volkeren in nood en ellende storten. Als God zoiets niet zou toelaten en dus de veroorzakers van het leed en de nood onbarmhartig wilde verdelgen of onschadelijk maken, dan zou de mens elke mogelijkheid zijn ontnomen goed en kwaad te onderscheiden. Want alleen het goede zou zich dan moeten handhaven, terwijl al het kwade meteen verdelgd zou worden. Dus laat God de kwade macht uitrazen en beschermt Hij steeds maar de zijnen ertegen dat ze aan deze macht zijn overgeleverd, doordat Hij alle onheil van hen afwendt. En al mogen daarom de kwade krachten werken zonder ophouden, de gevolgen van dit werkzaam zijn zullen steeds worden afgezwakt. De mens zal er steeds zijn voordeel voor de ziel uit halen wanneer hij de slechte krachten voldoende weerstand biedt en God daartoe om bijstand vraagt. Want als God Zijn liefde er niet tegenover zou willen stellen, zouden de verzoekingen van de tegenstander waarlijk buitengewoon groot zijn en zou de mens heel gemakkelijk het onderspit kunnen delven in de strijd daartegen.

Maar zo is elk gebeuren door God toegelaten, opdat het werkzaam zijn van de tegenstander herkenbaar is en de mens het zal leren verafschuwen. Maar dan moet de mens ook zijn eigen onmacht inzien, als hij gelooft alles in het leven door eigen kracht de baas te kunnen. De mens heeft de genade van God nodig en hoe onheilspellender van buitenaf de gebeurtenissen op het mensenkind afkomen, des te eerder zal hij kunnen vragen om genade. En dus is ook het meest ernstige gebeuren in geestelijke zin in het voordeel van de ziel.

Het aards bestaan zal alleen die mens waarlijk de baas worden, die elk gebeuren als Gods beschikking beschouwt en er zich berustend in schikt, steeds de goddelijke hulp verlangend als het hem onoverwinnelijk toeschijnt, en daardoor in nauwste verbinding met God blijft. Het werkzaam zijn van de satan zal zich bijgevolg niet altijd zo kunnen uiten zoals het bedoeld is, veeleer zal God de Heer ook daar belemmerend ingrijpen en de gevolgen afwenden of afzwakken, want zou Zijn macht zich niet ook over zulke kwade krachten uitstrekken, dan zou waarlijk alles op aarde en in het heelal al vernietigd zijn. Want de drang van de boze om te vernietigen is ontzaglijk, maar tegenover de goddelijke wil staat hij machteloos. De Heer laat echter zijn werkzaamheid toe voor zover het de algehele ondergang van de mensheid kenschetst. En let de mens op het gebeuren om zich heen, dan zal hij inzien hoe ver het werkzaam zijn van de satan reikt. En hij zal het leren verafschuwen, als er maar een vonk van de goddelijke geest in hem sluimert. Dus kan ook de laagste daad weer teweegbrengen dat de mens de weg naar God vindt en, in het besef van de verachtelijkheid van het kwade, de handen smekend opheft tot God om bevrijding van zo’n macht. En God zal zo’n gebed verhoren en dan heeft juist het werkzaam zijn van de satan aanleiding gegeven tot de terugkeer naar God. Dus een gebeuren tegen Gods wil, door de duivelse macht verzonnen, is toegelaten om de mens weer de weg naar God te laten vinden.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Gerard F. Kotte

Gottes Sendungen.... Gottes Zulassungen.... Satans Wirken....

Der Mensch achtet des Geschehens um sich zu wenig, und er ist in keiner Weise davon zu überzeugen, daß alles nach weisem Plan sich in die göttliche Weltordnung einfügt, also alles so kommen muß, wie es kommt, wenngleich der Wille des Menschen oft die direkte Ursache ist. Es muß unterschieden werden Gottes Sendungen nach Seinem Willen und Gottes Zulassungen dessen, was der Wille des Menschen selbst veranlaßt hat. Es ist dies den Menschen so schwer verständlich zu machen, daß Gott niemals Sein Einverständnis geben kann, so der Mensch Verfügungen trifft, die wider Seinen Willen gehen. Doch da er wieder den freien Willen des Menschen nicht behindert, müssen nun jene Maßnahmen, die ein unverkennbares Werk oder Einfluß des Bösen sind, so geformt werden von Gott, daß sie doch noch in gewisser Beziehung für die Seele des Menschen einen Erfolg zeitigen können. Und dies wieder läßt den Menschen zu dem Denkresultat kommen, daß es der Wille Gottes sei, so Werke, die unverkennbar den Einfluß des Bösen verraten, ganze Völker in Not und Elend stürzen. So Gott nicht solches zulassen würde und also die Urheber des Leides und der Not unbarmherzig vertilgen oder unschädlich machen wollte, dann wäre dem Menschen jegliche Möglichkeit genommen, Gut und Böse zu unterscheiden, denn es müßte dann nur das Gute sich behaupten, während alles Böse gleich vertilgt würde. Also läßt Gott die böse Macht austoben und schützet nur immer die Seinen davor, daß sie dieser Macht ausgeliefert sind, indem Er alles Unheil von ihnen abwendet. Und mögen daher die bösen Kräfte wirken ohne Unterlaß, es wird dieses Wirken immer in seinen Folgen abgeschwächt werden, es wird der Mensch immer seinen Nutzen für die Seele daraus ziehen, so er den bösen Kräften genügend Widerstand bietet und Gottes Beistand dazu erbittet. Denn so Gott nicht Seine Liebe dagegensetzen möchte, wären die Versuchungen des Widersachers wahrlich übergroß, und der Mensch könnte überaus leicht erliegen im Kampf dagegen. So aber ist jedes Geschehen von Gott zugelassen, auf daß das Wirken des Widersachers deutlich genug erkennbar ist und es der Mensch verabscheuen lerne. Dann aber auch soll der Mensch die eigene Ohnmacht erkennen, so er glaubt, alles im Leben durch eigene Kraft meistern zu können. Es braucht der Mensch die Gnade Gottes, und je bedrohlicher von außen die Ereignisse an das Erdenkind herantreten, desto eher wird es bitten können um Gnade.... Und also ist auch das schwerste Ereignis im geistigen Sinn vorteilhaft für die Seele. Wahrhaft meistern wird das Erdenleben nur der Mensch, der jegliches Geschehen als Gottes Fügung ansieht und sich ergeben hineinfindet, immer die göttliche Hilfe begehrend, so es ihm unüberwindlich erscheint, und dadurch in engstem Verband bleibt mit Gott. Des Satans Wirken wird sich sonach nicht immer so äußern können, wie es beabsichtigt ist, sondern Gott der Herr wird auch da hemmend eingreifen und die Auswirkungen abwenden oder abschwächen, denn würde Seine Macht nicht auch über solche bösen Kräfte sich erstrecken, so wäre wahrlich schon alles auf Erden und im Weltall vernichtet, denn der Zerstörungsdrang des Bösen ist ungeheuer, doch machtlos ist er dem göttlichen Willen gegenüber. Soweit jedoch läßt der Herr sein Wirken zu, wie es der Menschheit gänzlichen Niedergang kennzeichnet.... Und achtet der Mensch des Geschehens um sich, dann wird er erkennen, wie weit des Satans Wirken geht. Und er wird es verabscheuen lernen, so nur ein Funke göttlichen Geistes in ihm schlummert. Also kann auch die niedrigste Tat wieder bewirken, daß der Mensch zu Gott findet und in der Erkenntnis der Verächtlichkeit des Bösen die Hände bittend erhebt zu Gott um Befreiung aus solcher Gewalt. Und es wird Gott ein solches Gebet erhören, und dann hat gerade das Wirken des Satans die Rückkehr zu Gott veranlaßt, also ein Geschehen, das wider Gottes Willen von teuflischer Macht ersonnen (wurde = d. Hg.), ist zugelassen worden, um wieder den Menschen den Weg zu Gott finden zu lassen....

Amen

Vertaler
This is an original publication by Bertha Dudde