De grenssteen zal steeds daar geplaatst zijn, waar bezit ophoudt en een ander bezit begint, want deze grenssteen moet ruzie en strijd voorkomen. Het moet getuigen van het recht van elke bezitter en verhinderen, dat er ter wille van het bezit geschilpunten ontstaan, waarover de bemiddelingen onmiskenbaar moeilijk zouden zijn. De markering van de grens is in zekere zin een bescherming tegen inbreuken op het eigendom van anderen. En daarom richt de mens zelf een zichtbaar teken op, zodat de medemensen het eigendom respecteren.
Degene, die nu dit voorbeeld toe wil passen op het geestelijke leven van de mensen op aarde moet zich eerst voorstellen, dat alleen die mens aanspraak op bezit kan maken, die zich inspant om zijn geestelijke kennis te vergroten. Maar aan deze kennis zal nooit een grens gesteld hoeven worden en nog veel minder zal zijn bezit betwist en dus verminderd kunnen worden door de medemensen. Want als iemand zich deze geestelijke rijkdom toe-eigent, dan zal dit toch het bezit van eerstgenoemde niet verminderen, want het geestelijke goed van de mens is ondeelbaar en toch weer aan alle mensen te geven. Iedereen kan zich hiermee verrijken, zonder iets van de anderen te hoeven afnemen. Het zou in alle overvloed verlangd en toegeëigend kunnen worden en toch zal er niets van de gever afgenomen worden.
En bijgevolg is het niet nodig om angstig een markeersteen te plaatsen, die het verminderen van de geestelijke gave moet verhinderen, want wat eenmaal aan geestelijk goed bestaat, kan nooit en te nimmer minder worden. En daarom zal er in het geestelijke rijk ook nooit een wezen de ander schade kunnen berokkenen, maar er zal enkel een wedijver onder elkaar zijn om geestelijk goed in ontvangst te nemen om de geestelijke rijkdom te vergroten. En het wezen zal dit kunnen, zonder dat zoiets een schadelijk of nadelig effect zou kunnen hebben voor de andere wezens.
Zodoende is de grenssteen als veiligheidsmaatregel voor het eigendom enkel in het aardse leven bruikbaar en dus een gewoonte, die de beveiliging van aardse waardevolle voorwerpen betreft, maar in geestelijk opzicht zou het alles willen afbakenen onnodig zijn. En het wezen zou steeds alleen maar willen geven, zonder zelf van een bezit afstand te doen, voor zover het alle materiële begeerten overwonnen heeft en zijn verlangen alleen nog maar geestelijke rijkdom betreft.
Amen
VertalerDer Grenzstein wird stets dort gesetzt sein, wo Besitztum aufhört und ein anderer Besitz beginnt, denn es soll dieser Grenzstein verhüten Hader und Streit, er soll die Rechte eines jeden Besitzenden bezeugen und verhindern, daß um des Besitzes willen Streitfragen entstehen, deren Schlichtungen unverkennbar schwierig wären. Es ist diese Markierung der Grenze in gewissem Sinn ein Schutz vor Übergriffen in das Eigentum des anderen, und so errichtet sich der Mensch selbst ein sichtbares Zeichen, daß die Mitmenschen das Eigentum respektieren.... Wer nun dieses Beispiel anwenden will auf das geistige Leben der Erdenmenschen, der muß sich erstmalig vorstellen, daß nur der Mensch Anspruch erheben kann auf Besitztum, der bemüht ist, sein geistiges Wissen zu vermehren.... Diesem Wissen wird er aber nimmermehr eine Grenze zu setzen brauchen, und noch viel weniger wird ihm sein Besitz streitig gemacht werden können und also verringert werden vom Mitmenschen, denn eignet sich dieser geistigen Reichtum an, so wird dies doch den Besitz des ersteren nicht schmälern, denn es ist das Geistesgut des Menschen unteilbar und doch wieder allen Menschen mitteilbar.... es kann sich ein jeder daran bereichern, ohne dem anderen etwas nehmen zu brauchen.... es wird noch und noch begehrt und angeeignet werden können und doch nicht dem Gebenden etwas genommen werden.... Und also ist es nicht nötig, ängstlich einen Merkstein zu setzen, der das Verringern geistiger Gabe verhindern soll, denn was einmal besteht an Geistesgut, kann nie und nimmer weniger werden. Und so wird auch niemals im geistigen Reich ein Wesen das andere schädigen können, sondern es wird nur ein Wettstreit sein untereinander, geistiges Gut in Empfang zu nehmen, um den geistigen Reichtum zu vermehren, und es wird das Wesen dies können, ohne daß solches schädigend oder nachteilig sich auswirken könnte für andere Wesen. Es ist somit der Grenzstein als Sicherungsmaßnahme des Eigentums nur im irdischen Leben anwendbar und also eine Einrichtung, die der Sicherung irdischer Werte gilt, doch in geistiger Beziehung würde alles Begrenzen-Wollen hinfällig sein, und es wird das Wesen stets nur geben wollen, ohne sich selbst seines Besitzes zu entäußern, sofern es alle materiellen Begierden überwunden hat und sein Verlangen nur noch dem geistigen Reichtum gilt....
Amen
Vertaler