Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

De aard van de materie

De materie lijkt voor de mens wezenloos en alles wat geen zichtbaar leven in zich bergt, lijkt ook wezenloos. En hij denkt er niet aan, hoe belangrijk het verblijf van al het geestelijke in de materie juist is. Hoe juist die materie de verzamelplaats van al het onrijpe geestelijke is en wat een belangrijke bestemming de materie daarom door de eeuwige Schepper toebedacht is. En dus moet de materie zelf uit de wil van God ontstaan zijn. Ze moet daarom als vorm geworden wil van God iets zijn, wat bestendigheid hebben moet. Ze kan niet willekeurig weer in het niets terugzinken, maar ze moet blijven en is dus onvergankelijk, maar veranderlijk in zichzelf. En alles wat onvergankelijk is, moet geest zijn, uit de geest van God. En dit geestelijke uit God is omsloten met een voor jullie zichtbaar omhulsel, dus is dat, wat voor jullie als materie zichtbaar is, verborgen geestelijks. Dat wil zeggen omhuld geestelijks, waarvan het omhulsel echter voortdurend aan verandering blootgesteld is, met als doel de vereniging van het geestelijke en dus een voortdurende vergroting.

Deze zeer duidelijke verklaring geeft jullie opheldering over de omstreden vraag, of en in welke mate de materie wezenloos is, en ze verklaart voldoende het belang van al dat, wat in de schepping zichtbaar aan de dag treedt. Alles wat bestaat, is geest uit God, maar voor de mens op aarde blijft al het geestelijke weer onzichtbaar. Het moet echter voor het menselijke oog herkenbaar gemaakt worden en dus puur uiterlijk zichtbaar zijn. En daarom laat het begrip ‘materie’ zich niet anders begrijpelijk maken, dan dat talloze geestelijke wezens in een door God met een doel geschapen zichtbaar omhulsel verblijf namen. En nu is het de opdracht voor deze wezens om de omhulsels te doorbreken, dus vrij te worden van elk omhulsel. Dat wil zeggen, de materie te overwinnen.

In de schepping is niets zonder doel. En niets van wat te zien is, blijft onveranderd. Ook het geestelijke verandert zich steeds, zij het echter niet zichtbaar voor het menselijke oog, en dit laat de mens tot de veronderstelling komen, dat de materie niets wezenlijks, niets levends in zich bergt. De mens kan in de korte tijd op aarde niet de ontwikkeling van de materie volgen, omdat er meer dan eens een ongelofelijk lange tijd bij komt kijken, voordat een oude vorm opgelost en zich tot een nieuwe vorm veranderd heeft. En daarom lijkt voor de mens alles, wat een lange tijd nodig heeft om zich te veranderen, volledig dood, wezenloos, want waar de mens een voortdurend omvormen kan waarnemen, daar geeft hij in zich al een zeker leven toe. En waar leven vastgesteld wordt, daar herkent men ook eerder de geestelijke kracht, die juist het idee van ‘leven’ is.

Hoe meer de mens nu in zichzelf ruimte aan deze gedachten geeft, dat al het geschapene als het ware Gods adem is, maar dat de adem van God nooit en te nimmer iets doods, iets wezenloos kan zijn, maar voortdurend tot leven opwekkende kracht, die alles tot werkzaamheid aanspoort, maar nooit passief blijft, dan beschouwt hij de voor hem zichtbare vaste vorm nooit meer als levenloze massa. En voor hem wordt de samenhang van alle scheppingswerken duidelijk, omdat al deze scheppingswerken drager zijn van talloze wezens, die in zichzelf streven naar vereniging en daarvoor een lange tijd als ook een uiterlijke vorm nodig hebben.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

L'essence de la matière

À l'homme la matière semble sans vie de même que tout ce qui ne cache pas en soi une vie visible. Mais il ne pense pas combien lourd est le séjour dans la matière pour tout le spirituel, combien justement la matière est le lieu où se retrouve tout le spirituel non mûr et quelle importante mission il a été assignée à la matière par l’éternel Créateur. Et ainsi la matière elle-même doit être en quelque sorte la Volonté de Dieu. Par conséquent la Volonté de Dieu devenue forme doit être quelque chose qui doit avoir de la subsistance, elle ne peut pas arbitrairement correspondre à rien, mais elle doit subsister, et donc elle est impérissable, bien qu’en soi périssable. Et tout ce qui est impérissable, doit être esprit, issu de l'Esprit de Dieu. Et ce spirituel de Dieu est enfermé dans une enveloppe visible pour vous les hommes, donc ce qui vous est visible comme matière, est de l’esprit caché, c'est-à-dire enveloppé, dans le but de l'unification du spirituel et donc en constante augmentation. Cette irréfutable explication vous donne l'éclaircissement sur la question posée, si et jusqu'où la matière est sans vie, et cela explique suffisamment l'importance de tout ce qui se manifeste visiblement dans la matière. Tout ce qui existe est esprit de Dieu, mais pour les hommes sur la Terre tout le spirituel reste toujours invisible, mais il doit être rendu reconnaissable à l'œil humain et donc pouvoir être contemplé seulement de l'extérieur. Et donc le concept de « matière » ne peut pas se rendre compréhensible autrement qu’au travers des innombrables entités spirituelles qui prennent demeure dans les enveloppes visibles créées par Dieu pour un but. Et maintenant la tâche de ces entités est de briser l'enveloppe, donc de devenir libre de leur enveloppe, c'est-à-dire de vaincre la matière. Rien n’est sans but dans la Création, et rien de visible ne reste inchangé, même le spirituel change continuellement, mais cela n’est pas visible par l'œil humain, et cela fait arriver l'homme à la supposition (16.08.1939), que la matière ne cache en elle rien d'essentiel, rien de vivant. L'homme dans son bref temps terrestre ne peut pas percevoir le chemin de devenir de la matière, parce que pour cela il faudrait plusieurs fois un temps infiniment le long, avant qu'une vieille forme se dissolve et soit changée dans une nouvelle forme. Et donc tout ce qui a besoin de beaucoup de temps pour changer, semble à l'homme totalement mort, comme sans vie, parce que là où l'homme peut observer une transformation constante, là il admet une certaine vie, et là où il constate une vie, là il reconnaît la Force spirituelle, qui est justement le concept de « vie ». Plus l'homme donne maintenant d’importance à cette pensée en lui, que tout le créé est pour ainsi dire le Souffle de Dieu, et que ce Souffle ne peut jamais et encore jamais être quelque chose de mort, sans vie, mais que c’est une Force qui stimule toujours et continuellement à la Vie, qui stimule tout à l'activité, et ne s'arrête jamais dans l'inactivité, alors il considérera jamais plus la forme solide qu’il voit comme une masse inerte, et le rapport de toutes les Œuvres de Création lui devient clair, parce que toutes celles-ci sont porteuses d'innombrables entités qui en soi aspirent à une unification et pour cela elles ont besoin de beaucoup de temps comme aussi d'une forme extérieure.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet