De levenswegen der mensen zijn zo verschillend van aard en kunnen toch tot hetzelfde resultaat leiden. En zo is het onjuist om aan te nemen dat het zielenleven zich alleen in bepaalde omstandigheden kan ontwikkelen, terwijl het totaal niet beïnvloed moet blijven waar de levenssituatie van de mens minder bevorderlijk voor de ziel zou zijn. Deze mening is uitermate onjuist. Alle mensen moeten toch dezelfde mogelijkheid hebben de toestand van volmaaktheid te bereiken en er kan door de eeuwige Godheid nooit een bevoorrechting of achterstelling van een wezen gewild zijn, want dit zou nooit verenigbaar zijn met de goddelijke liefde en gerechtigheid. Wel zijn de levensomstandigheden van de mensen schijnbaar gunstig of ongunstig en dit geeft aanleiding tot verkeerde gevolgtrekkingen. Het lot van de afzonderlijke mens echter is hem steeds zó toegewezen als het tot de positieve ontwikkeling in hoogste mate kan bijdragen, als het maar door hem zelf uitvoerig benut wordt. En dit alleen is doorslaggevend.
De mens is wel vaak door buitengewone omstandigheden gedwongen in een bepaalde richting te denken, dat wil zeggen: hij zal op werelds gebied problemen moeten oplossen die zijn gedachten in beslag nemen, zodat hij zich nauwelijks of helemaal niet met geestelijke problemen bezighoudt, maar toch is geen mens op aarde alleen maar aards bezig. Een ieder blijft steeds nog tijd om zich met zichzelf bezig te houden en aandacht te schenken aan geestelijke vragen, wanneer daartoe de wil maar aanwezig is. En ook nooit is het beroep, de levenssituatie, tijd en plaats van zijn aards bestaan op de een of andere manier hinderlijk bij het vormgeven van zijn innerlijk leven naar goddelijke wil. Steeds is de wil van de mens de enige factor waar rekening mee moet worden gehouden. De wil overwint alle uiterlijke levenssituaties die hinderlijk dreigen te worden voor het zielenleven. En weer is het verlangen naar de wereld datgene wat als grootste hindernis kan gelden voor de positieve ontwikkeling van de ziel. En dit verlangen kan zowel in een schijnbaar goede als in een slechte levenssituatie worden gevoed - maar ook bestreden. Alle weerstanden zijn er nu eenmaal om overwonnen te worden. En bijgevolg is het van geen belang of de mens door armoedige omstandigheden een zware levensstrijd en daarom minder wereldse verzoekingen heeft te doorstaan, of dat hij in welvaart de des te zwaardere strijd tegen de wereld moet uitvechten. Steeds en in elke levenssituatie is het innerlijk leven volledig gescheiden van het leven van het lichaam.
De gedachten worden de mens zeer veelzijdig overgebracht door de hem verzorgende geestelijke wezens, zodat het alleen op het aangrijpen en benutten ervan aankomt. En dat is nooit afhankelijk van de levenssituatie van de mens en het voor hem bestemde lot. Want dit is volgens wijs plan van de Schepper aan ieder mens zo toegewezen dat het de grootst mogelijke voltooiing garandeert. En dus hoeft het aardse bestaan alleen maar juist - dat wil zeggen volgens goddelijke wil - gebruikt te worden om tot een volledig succes te leiden. Dus de tegenwerping, dat een beroep of een lot gemakkelijker de weg naar het inzicht zal laten vinden, is geheel ongegrond. Altijd is alleen maar de wil maatgevend, dat de mens zijn innerlijk leven aandacht schenkt en dus uit eigen aandrang werkzaam is voor het heil van zijn ziel.
Amen
VertalerLe vie di vita degli uomini sono così diverse e possono comunque condurre allo stesso risultato, e così è errato supporre che la vita dell’anima si possa sviluppare solo in determinate condizioni, mentre rimanga totalmente ininfluenzata dove la situazione di vita dell’uomo è meno adeguata all’anima. Quest’opinione è oltremodo errata, dato che gli uomini devono avere la stessa possibilità di raggiungere lo stato di perfezione, e dall’eterna Divinità non potrà mai e poi mai essere voluto un favoreggiamento o un rimandare di un essere, perché questo non sarebbe mai conciliabile con l’Amore e la Giustizia divini. Le condizioni di vita degli uomini sono apparentemente bensì favorevoli o sfavorevoli, e questo dà motivo per false conclusioni, ma la sorte del singolo uomo gli è sempre assegnata in modo come possa contribuire allo sviluppo verso l’Alto nella massima misura, se viene utilizzata soltanto abbondantemente da lui stesso. E soltanto questo è determinante. Attraverso straordinarie condizioni l’uomo è bensì sovente costretto a muoversi in una determinata direzione di pensieri, cioè nel campo mondano avrà da risolvere dei compiti che lo colmano mentalmente, in modo che si occupa poco o per nulla con problemi spirituali, ma nessun uomo sulla Terra è occupato esclusivamente soltanto in modo terreno. Ad ognuno rimane sempre ancora il tempo di occuparsi di sé stesso e dare attenzione a questioni spirituali, se ne ha presente soltanto la volontà. Ed è nemmeno mai la professione, la situazione di vita, il tempo o il luogo della sua esistenza terrena in qualche modo d’ostacolo di formare la sua vita interiore secondo la Volontà divina. L’unico fattore è sempre e sempre di nuovo la volontà dell’uomo della quale è da tener conto. La volontà supera tutte le situazioni esteriori della vita, che minacciano di diventare d’impedimento per la vita dell’anima. Ed è nuovamente il desiderio per il mondo che può valere come il più grande ostacolo per lo sviluppo verso l’Alto dell’anima. E questo desiderio può essere combattuto sia in condizioni di vita apparentemente buone o anche cattive. Tutte le avversità esistono per essere appunto superate, e perciò è indifferente se l’uomo abbia da sostenere una dura lotta della vita attraverso condizioni scarse e perciò con meno tentazioni mondane, oppure se deve combattere nel ben vivere la lotta perciò più difficile contro il mondo, la vita interiore è sempre ed in ogni situazione di vita totalmente separata dalla vita del corpo. All’uomo i pensieri vengono trasmessi in modo così diverso dagli esseri spirituali fedeli che lo assistono, affinché dipenda solo all’afferrare e valutare gli stessi. E questo non dipende mai dalla situazione di vita dell’uomo e dal destino a lui assegnato, perché questo è assegnato ad ogni uomo secondo il saggio Piano del Creatore, che garantisce il perfezionamento il più alto possibile, cioè che dev’essere utilizzato secondo la Volontà divina, per condurre al successo. Quindi è totalmente caduca l’obiezione che una professione oppure un destino possa far trovare più facilmente la via alla conoscenza, che l’uomo dia più considerazione alla sua vita interiore e quindi sia attivo per propria spinta per la salvezza della sua anima.
Amen
Vertaler